Steeds meer wethouders verlaten voortijdig het politieke toneel. In 2024 stapten 225 wethouders op, een flinke stijging ten opzichte van de 183 een jaar eerder. Dat blijkt uit het jaarlijkse Wethoudersonderzoek van kennisplatform De Collegetafel. De oorzaken lopen uiteen: politieke vertrouwensbreuken, persoonlijke keuzes of een te hoge werkdruk. Maar één ding staat vast: het wethouderschap is een veeleisende functie geworden.
Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is de druk op lokale bestuurders fors toegenomen. ‘De samenleving wordt steeds assertiever. Mensen denken al snel: “Als ik stem tegen windmolens, komen ze er niet”,’ zegt hij tegen de Telegraaf. ‘Maar zo werkt het niet. Politiek draait om compromissen. Om iets voor elkaar te krijgen, moet je voortdurend onderhandelen.’
Naast de toenemende maatschappelijke druk is er nog een structureel probleem: de veranderende rol van wethouders. ‘We kampen met een tekort aan boegbeelden,’ stelt Bijl. ‘Er wordt bij de aanstelling van een wethouder vooral gekeken naar bestuurlijke kwaliteiten: wie kan plannen foutloos uitvoeren? Maar daarmee komen ze op grotere afstand te staan van de dagelijkse zorgen van burgers.’
Dit creëert een lastige dynamiek. De gemeenteraad maakt ambitieuze plannen, maar de realiteit is vaak weerbarstig. Wethouders zitten in een spagaat: zij moeten het beleid uitvoeren en tegelijkertijd de haalbaarheid bewaken. Als een plan niet uitvoerbaar blijkt, is het de wethouder die ‘nee’ moet verkopen. Dat leidt tot frustratie en in sommige gevallen zelfs bedreigingen.
Het groeiende aantal wethouders dat vertrekt, maakt het steeds moeilijker om opvolgers te vinden. Het verhogen van de beloning lijkt een logische oplossing, maar volgens Bijl werkt dat averechts. ‘Daarmee trek je de verkeerde mensen aan en creëer je op termijn alleen maar meer wantrouwen. Politiek bedrijf je vanuit overtuiging, niet voor het geld.’
Ondertussen groeit de werklast, terwijl het aantal wethouders in grote gemeenten wettelijk is gemaximeerd op negen. ‘De taken nemen toe, maar de capaciteit blijft gelijk. Dat wringt,’ stelt Jeroen van Gool, directeur van de Wethoudersvereniging. ‘Wethouders worden steeds vaker de organisatie ingetrokken en raken daardoor juist verder verwijderd van de samenleving. Dat moet veranderen.’
Bijl ziet vooral een gebrek aan herkenbare leiders: ‘We missen boegbeelden die de verbinding kunnen maken tussen beleid en samenleving. De wethouder is nu te veel bestuurder en te weinig politiek leider.’
De vraag blijft hoe het wethouderschap aantrekkelijker kan worden gemaakt, zonder de kwaliteit van het lokale bestuur te ondermijnen. Van Gool pleit voor meer autonomie bij gemeenten: ‘Laat gemeenteraden zelf beslissen hoeveel wethouders ze nodig hebben. Beperk je het aantal, dan zul je zien dat de problemen met werkdruk, onvrede en bedreigingen alleen maar toenemen.’
Wat er ook gebeurt, één ding is duidelijk: zonder voldoende ruimte en sterk politiek leiderschap wordt het wethouderschap er niet aantrekkelijker op.