Het gaat nog wel een tijdje over de #wegloopparlementariërs van CDA, VVD, D66 en ChristenUnie. Ik snap dat wel. In meer dan tien jaar tijd zo goed als wekelijks een gemeenteraadsvergadering bijwonen heb ik wel eens raadsleden een zaal zien verlaten. Maar altijd omdat men boos was, soms echt woest, maar nooit om slinks een stemming te blokkeren.
Vier fracties liepen afgelopen dinsdag om die reden de Kamer uit. Ze wilden voorkomen dat een door Geert Wilders ingediende werd aangenomen. Met hun vertrek waren er niet genoeg Kamerleden in de zaal en kon de stemming niet doorgaan. Een trucje, een smérig trucje. Anders had de motie het zeker gehaald. Net voor het stemmen waar er meer voorstanders dan tegenstanders, omdat veel tegenstanders – leden van de genoemde fracties – op dat moment niet in de Kamer waren. En de voorstanders wel.
Daags later buitelde de weggelopen coalitiepartijen over elkaar heen om uit te leggen hoe het zo had kunnen komen. Wilders had bestaande afspraken genegeerd: er was afgesproken dat er tijdens de coronacrisis minder leden in de Kamer zouden zijn en dat om die reden hoofdelijke stemmingen ruim van tevoren zouden worden aangekondigd. Niets mee te maken, vond Wilders, en hij forceerde toch een hoofdelijke stemming. Dan maar weglopen, vonden de fractieleiders van CDA, VVD, D66 en CU: we konden niet anders.
Wilders had een punt. Tenminste, hij stond in z’n récht. De procedure om met minder leden te vergaderen en hoofdelijke stemmingen uit te stellen, zijn gemaakt in het Presidium. In de Kamer zijn dat de fractievoorzitters die met Kamervoorzitter Khadija Arib over procedures overleggen.
De afspraken die daar zijn gemaakt zijn precies dat: afspraken, geen regels. De vergaderregels van de Kamer staan in de Grondwet, waar in artikel 67 staat dat elk Kamerlid om een hoofdelijke stemming kan vragen. In het Reglement van Orde van de Kamer staat die procedure verder uitgelegd. Dit reglement, het RvO in vakjargon, zijn de regels die de Kamer voor zichzelf heeft opgesteld. Er is over gestemd en het wordt als onderdeel van het staatsrecht gezien. Het reglement is, niet voor niets, in uw wettenbundel opgenomen.
De Grondwet en het reglement zijn daarmee zwaarwegender dan afspraken in het presidium. Over die afspraken is niet gestemd. En dát er over die procedure niet is gestemd, is best te begrijpen. Want die afgesproken ‘corona-procedure’ is in wezen ongrondwettelijk. De Grondwet en het reglement zeggen namelijk niets over het uitbrengen van één stem per fractie. Het net doen alsof Kamerleden virtueel meestemmen wringt met wat democratisch juist is.
Je zou kunnen zeggen dat de Kamer in zijn eigen zwaard is gevallen. Dat Wilders de Kamer met dit defect confronteert valt wat voor te zeggen… al is het moment natuurlijk weinig fatsoenlijk. Vooralsnog lijkt het erop dat hij misbruik maakte van een maas in de afspraken waar hij zelf mee in heeft gestemd. Ik blijf benieuwd hoe hij reageerde in het fractievoorzittersoverleg toen de maatregel werd voorgesteld.
Dat zullen we wel nooit te weten komen. Zelfs dagen na deze persiflage van democratie is het gissen hoe het allemaal precies is verlopen. Het is voorzitter Arib daarmee óók kwalijk te nemen dat ze met slechts het aankondigen van een schorsing instemde met Wilders’ trucje. Een daarmee doodgewone kiezers moet laten gissen over wat hier gebeurde. En iedere speculant zijn eigen kamp laten kiezen waardoor de democratische procedures nóg verder worden gepolitiseerd.
Enige uitleg was niet alleen op z’n plaats geweest; het was zelfs nodig. Want hoewel iedere Nederlander dan wel wordt geacht de Wet te kennen, gaat het wat ver om dat ook te zeggen over het Reglement van Orde.