Terwijl minister Mona Keijzer het zwaarste advies van de Raad van State negeert, waarschuwt bestuurskundige John Bijl voor de gevolgen. ‘Wie de Raad van State wegzet als hinderpaal, tast het gezag van onze democratische rechtsstaat aan.’ Een gesprek, naar aanleiding van zijn optreden in het NPO Radio 1-programma Vroeg!.
Een dikke, rode streep door een wetsvoorstel: het overkomt niet vaak een minister. Toch kreeg Mona Keizer, demissionair minister van Wonen, het zwaarste oordeel dat de Raad van State kan vellen — dictum D. Haar voorstel om gemeenten te verbieden nog langer statushouders voorrang te geven bij sociale huurwoningen werd door de Raad ‘ongrondwettelijk’ genoemd. Toch kondigde Keizer aan het wetsvoorstel ‘gewoon in te dienen’.
‘Ik knipperde met mijn ogen toen ik dat hoorde,’ zegt John Bijl, directeur van het Periklesinstituut. ‘Niet alleen omdat het inhoudelijk vreemd is, maar ook omdat het zo’n primaire reactie was. Van een bestuurder mag je verwachten dat hij even tot tien telt voordat hij iets zegt.’
Bijl noemt de Raad van State ‘misschien wel het minst begrepen instituut van Nederland’. En dat is volgens hem juist een goed teken. ‘Als je gaat tanken, vertrouw je erop dat de benzine werkt. Je hoeft niet te weten hoe olie wordt gekraakt. Zo is het ook met de Raad van State. Het is een instituut dat de democratische rechtsstaat laat draaien — juist doordat het níet dagelijks in het nieuws is.’
De Raad is, zegt hij, ‘de plaatsvervanger van de koning op aarde’. Een archaïsche uitdrukking, maar wel accuraat. ‘De koning is het staatshoofd, maar in Nederland verdelen we macht. De Raad van State waakt namens de kroon over de rechtmatigheid van bestuur: hij spreekt recht in geschillen en geeft advies over wetten voordat ze worden ingediend.’
Dat advies is geen vrijblijvende mening. ‘De Raad beoordeelt elk wetsvoorstel — honderden per jaar. In zestig procent van de gevallen is alles prima: dat is een A. Nog eens dertig procent krijgt een B: let op dit of dat. En in minder dan twee procent van de gevallen geeft de Raad een D. Dat is zeldzaam. Dan heb je het echt verprutst.’ Hij lacht even, maar wordt dan serieus: ‘In tien jaar tijd is dat maar dertig keer gebeurd. Slechts zes ministers hebben het daarna tóch ingediend. Dat is niet stoer, dat is beschamend. Wie zo’n advies negeert, zegt in feite: ik weet het beter dan de wet.’
Volgens Bijl is het voorstel van Keizer niet alleen juridisch onhoudbaar, maar ook inhoudelijk misleidend. ‘Ze zegt dat gemeenten statushouders niet langer voorrang mogen geven bij het toewijzen van woningen. Maar dat is onzin: er ís helemaal geen wettelijke voorrang. Gemeenten mogen dat zelf bepalen, afhankelijk van hun lokale situatie. In een krimpgemeente als Duiven speelt iets heel anders dan in Amsterdam, waar mensen letterlijk op straat zouden staan. Het verbod dat Keizer voorstelt, pakt die beleidsvrijheid af. Daarmee straft ze gemeenten die hun werk goed doen.’
De Raad van State heeft in de loop der eeuwen geleerd juist dáárvoor te waken: voor politieke willekeur. ‘Het is een instituut dat met gezag, niet met macht werkt,’ zegt Bijl. ‘De Raad kijkt niet naar wat populair is, maar naar wat rechtvaardig is. Dat is een groot verschil. In een democratie is de meerderheid belangrijk, maar nooit heilig. De Raad zorgt ervoor dat ook de rechten van minderheden beschermd blijven.’
Die rol is volgens hem onmisbaar. ‘De Raad van State is geen stoorzender van de politiek, maar een veiligheidsklep. Juist om te voorkomen dat overhaaste, emotionele wetgeving de samenleving schaadt.’
De Raad kreeg zelf kritiek na de toeslagenaffaire. ‘Iedereen in het wetgevingsproces had beter moeten opletten,’ zegt Bijl. ‘Niet alleen de Raad, ook de Tweede Kamer en het kabinet. Maar wat ik sterk vond, is dat de Raad daarna echt de hand in eigen boezem stak. Die zelfreflectie was indrukwekkender dan bij de regering.’ In een artikel getiteld Lessen uit de kinderopvangtoeslag erkende de Raad dat hij zich te veel had laten leiden door politieke druk en te weinig door de menselijke maat. ‘Dat inzicht is belangrijk,’ zegt Bijl. ‘De Raad moet boven de waan van de dag blijven. Hij is het geheugen van onze rechtsstaat.’
Of de Raad niet te gesloten is? Bijl glimlacht. ‘Ja, het is een beetje een ons-kent-ons-clubje. Maar dat is niet per se erg. Je verwacht van een huisarts ook dat hij geneeskunde heeft gestudeerd. De Raad van State bestaat uit juristen, economen, staatsrechtdeskundigen — mensen die weten hoe wetgeving werkt. Ze hoeven niet op elke maatschappelijke stroming te lijken; ze moeten wetten kunnen doorgronden.’
Hij trekt de lijn breder. ‘In Nederland verdelen we macht juist om vrijheid te beschermen. De politiek vertegenwoordigt de samenleving; de Raad bewaakt de spelregels. Dat is precies wat democratie in stand houdt.’
Toch ziet Bijl een verontrustende trend. ‘Politici lijken de rechtsstaat steeds vaker als hinderpaal te zien,’ zegt hij. ‘Alsof een meerderheid automatisch gelijk heeft. Maar democratie betekent niet dat je je zin krijgt. Het betekent dat besluiten zorgvuldig worden genomen, mét tegenspraak.’
Het negeren van adviezen past volgens hem in een bredere veronachtzaming van bestuurlijke zorgvuldigheid. ‘We zien ministers die voor hun beurt spreken, alsof er geen instituties meer zijn. Minister Heinen, die na de rellen in Den Haag alvast concludeerde dat het optreden van de politie “volledig terecht” was — nog voordat enig onderzoek was gedaan. Of minister Van Oosten, die het advies van de NCTV over radicaliserende jongeren in de wind sloeg en er publiekelijk afstand van nam. Dat zijn geen incidenten. Dat is een patroon van bestuurlijke overmoed.’
Wie zo handelt, zegt Bijl, raakt aan de kern van het probleem. ‘Wie instituties als hinderlijk beschouwt, ondermijnt hun gezag. En gezag is de zuurstof van de democratie. Zonder gezag wordt politiek alleen nog een krachtmeting.’
Toch blijft hij hoopvol. ‘Nederland heeft sterke instituties. Juist omdat we macht verdelen, is de schade beperkt. Maar dat betekent niet dat we er achteloos mee moeten omgaan. Gezag komt te voet en gaat te paard.’ Hij leunt even achterover. ‘De Raad van State is niet heilig. Maar zonder zulke instituties verandert politiek in willekeur. En dat is precies wat we in Nederland altijd hebben willen voorkomen.’
Dit artikel is gebaseerd op het gesprek dat John Bijl voerde in het programma Vroeg! (NPO Radio 1, 25 september 2025).