De regen lijkt een gordijn. Eén enkele auto weeft zich door het netwerk van eenzame landweggetjes. Aan boord zitten vader en zoon van 12 die samen een paar dagen doorbrengen. De stilte in de cabine wordt langzaam oncomfortabel. Nu eens slaat vader linksaf, dan weer rechts. De toeschouwer weet het allang: vader is verdwaald. De zoon is gewend dat zijn ouders weten wat ze doen, dus hij maakt zich geen zorgen. Maar hij is ook niet gek. Ten langen leste vraagt hij zijn vader: ‘Zijn we er al bijna?’
Vader heeft nu een keuze. Als hij niet van zijn voetstuk wil vallen, zal hij iets geruststellends brommen en voortploeteren, in de hoop dat de oplossing zich wel aandient. Hij kan zich ook aangevallen voelen in zijn moment van kwetsbaarheid en gaan blazen waarbij hij verwacht dat zoon minstens twintig minuten in zijn schulp kruipt. Maar hij kan ook zijn onzekerheid tonen en de denkkracht van zijn opgroeiende zoon gebruiken. Samen zullen ze het al snel eens worden over de volgen route, ook als die ze niet brengt waar ze oorspronkelijk heen wilden.
In de beslotenheid van vergaderingen met alleen collegeleden klinkt geregeld die uitspraak: ‘hoe vertellen we het de kinderen?’ De wethouders en burgemeesters hebben dan juist een besluit genomen waarvan ze verwachten dat het niet populair zal zijn bij de gemeenteraad.
In een normaal financieel jaar breekt nu de tijd aan van de kadernota. Alles overziend, wat worden de financiële en beleidsprioriteiten voor volgend jaar? Alleen is het jaar 2020 met een rondwarend coronavirus verre van normaal. De veiligheidsregio’s en de GGD’en draaien op topvermogen met een klus die ze niet begroot hadden. Daar komt een forse rekening achteraan. Ook gemeenten zijn veel capaciteit en geld kwijt aan deze crisis. Ze moeten massaal inspringen met extra bijstandsuitkeringen én het personeel om al die aanvragen te verwerken. Dat krijgen ze wel terug van het Rijk, maar wanneer precies? De rijksoverheid geeft miljarden meer uit dan begroot, maar houdt deze extra miljarden buiten het regulier uitgavenkader. Het gemeentefonds groeit dus niet mee met deze uitgaven. Maar het zal wel mee gaan krimpen met de ongekende bezuinigingsronde die er ongetwijfeld komt. Maak daar maar eens chocola van voor een meerjarenbegroting. Dat kan dus niet.
Colleges weten net zo min hoe de (financiële) toekomst van de gemeente eruit gaat zien als de gemeenteraden. Maar ze hebben net als de vader een keuze. Ze kunnen bij wijze van kadernota iets geruststellends brommen en hopen dat er bij de begroting in november meer duidelijkheid is. Ze kunnen zich ook aangevallen voelen bij persistente vragen van raadsleden en gaan blazen dat ‘de brand eerst geblust moet worden voordat de schade opgenomen kan worden’. Maar colleges kunnen er ook voor kiezen hun onzekerheid met hun raad te delen.
Het is nu belangrijker dan ooit om samen afspraken te maken over welke beleidsprioriteiten absoluut moeten blijven staan, welke ook uitgesteld kunnen worden en welke desnoods kunnen vervallen. Bespreek de marges: tot hoever mag de gemeente lenen? Mogen de belastingen desnoods omhoog? Hoeveel? Zijn er reserves beschikbaar te maken? Dat geeft duidelijkheid en richting. Zo kunnen raad en college het samen eens worden over de te volgen route, ook als die ze niet brengt waar ze oorspronkelijk heen wilden.
Hoe vertel je het de kinderen? Je betrekt ze. Dat zal elke Supernanny je vertellen.
Michiel van der Eng is senior trainer en specialist gemeentefinanciën bij het Periklesinstituut. Maandelijks schrijft hij de column #hetgaatnietovergeld voor Binnenlands Bestuur. Deze column verscheen daar op 29 april 2020.