Opinie

Gekozen burgemeester leidt tot minder democratie

Een gekozen burgemeester heeft een kiezersmandaat, ook voor zijn politieke opvattingen. Dat ondermijnt de positie van de gemeenteraad, terwijl die beter past bij de democratie dan een sterke man, zegt John Bijl in NRC.

John Bijl - 13 juni 2019
Gekozen burgemeester Illustratie Pepijn Barnard/NRC

Zo langzamerhand begint het een politieke soap te worden. Na meer dan twaalf jaar onderzoeken, argumenteren, betogen en – het allerbelangrijkste – debatteren heeft Feyenoord nog steeds geen nieuw stadion.

Wanneer Rotterdam een gekozen burgemeester had gehad, had de nieuwe Kuip er al gestaan. Burgemeester Aboutaleb was zes jaar geleden naar verluid een voorstander van de bouw en bewonderde het grote gebaar dat er van uitging. Dat niet iedereen die gedachte deelde, merkte burgemeester en wethouders toen de gemeenteraad, toch het hoogste orgaan van de gemeente, in juli 2013 het plan verwierp en een voorstel eiste waarin ook rekening werd gehouden met hún wensen.

Zonder dat we hier de discussie hoeven te voeren, geloof ik dat het debat sinds het afwijzen van de plannen de eventuele aanleg van het Stadionpark alleen maar beter kan maken. Gelukkig kent Rotterdam een koppige gemeenteraad. Waar in een enkele andere gemeente de volksvertegenwoordiging zich nog wel eens door het college een besluit in laat intimideren, zijn de Rotterdamse raadsleden niet gauw onder indruk van macht of middelen.

Met een gekozen burgemeester – met een eigen kiezersmandaat – was het vast anders gelopen. De gesprekken tussen raad en gekozen college hadden kunnen leiden tot een verlammende machtsstrijd, waarbij de inhoud naar de achtergrond verdwijnt en uiteindelijk alleen nog geldt wie er aan het eind van het debat gewonnen heeft. Ook het burgemeestersreferendum zoals Leefbaar Rotterdam dat graag wil, sleutelt stevig aan de rolverdeling tussen raad en burgemeester. Dat de raad zoals nu het geval is de burgemeester werft, zegt ook iets over de onderlinge verhoudingen.

Gemeenteraad de baas

Hoewel wellicht geen burgemeester het graag toegeeft, is er een zekere hiërarchie. Niet voor niets kent de Gemeentewet een kraakheldere procedure als de gemeenteraad de burgemeester niet meer ziet zitten. Zoals bijvoorbeeld Stefan Huisman in Oosterhout, Hans Ubachs in Laarbeek en Hans Gerritsen uit Haaksbergen ondervonden, kan de gemeenteraad om ontslag vragen bij de Commissaris van de Koning. Maar wat de burgemeester moet doen om van een onhandelbare raad af te komen, zul je in het Staatsrecht niet tegenkomen. De raad heeft immers een kiezersmandaat – en dat gaat, in een democratie, boven alles.

Bij die hiërarchische verhoudingen hoort dat het werven van een burgemeester nu een a-politieke aangelegenheid is. Niet voor niets is de raad van Roosendaal in zijn nopjes met de huidige Rotterdamse raadsgriffier Han van Midden als nieuwe burgemeester. Net als op Coolsingel zullen ze in Roosendaal er weinig van merken welke partijpas hij in zijn la heeft liggen.

Kandidaten worden door de sollicitatiecommissie van de gemeenteraad ondervraagd over hoe ze vergaderingen voorzitten, hoe ze ruzies in de raad aan zullen pakken en wat ze doen bij calamiteiten. Wat ze vinden van ontwikkelingen in het sociaal domein of sportsubsidies of nieuwbouw in het stadscentrum komt in die gesprekken niet aan de orde. De burgemeester gaat er simpelweg niet over.

Hoezeer het in de publieke opinie ook zo lijkt; een Nederlandse burgemeester heeft in de praktijk maar weinig te vertellen. Sterker, iedere burgemeester die ooit met z’n tengels aan de inhoud zit – en iedere beginnende burgemeester maakt die fout een keer – wordt dat snel afgeleerd.

Openbare veiligheid

De enige verantwoordelijkheid die een burgemeester wel tot zijn portefeuille mag rekenen, is er nou juist een waarvan je je kunt afvragen of een kiezersmandaat de besluitvorming ten goede komt. Als raadsvoorzitter heeft hij de verantwoordelijkheid kwaliteit en integriteit van het openbaar bestuur te bewaken. Daarnaast kent de burgemeester verregaande bevoegdheden om de openbare orde te bewaren. Juist twee zaken waarbij de relatieve politieke neutraliteit van de burgemeester een voordeel is gebleken. In de regel gaan onze burgemeesters uiterst terughoudend met hun machtsmiddelen om. Terecht voelen ze zich door raad, samenleving én rechter onder de elektronenmicroscoop gelegd. Niet alleen in Rotterdam ontploft er nog wel eens een raadslid als hij het idee heeft dat de spreektijd wordt ingezet om hem ‘de mond te snoeren’. En John Jorritsma, burgemeester van Eindhoven, weet er na zijn omstreden beslissing een demonstratie van Pegida niet toe te staan, alles van.

Een meer politieke burgemeester, met een eigen mandaat tegenover de gemeenteraad, zal daar onherroepelijk meer van zijn eigen agenda gaan tonen. Een agenda die onherroepelijk gaat botsen met de wil van de raad. Een strijd die nu altijd wordt beslecht in het voordeel van de volksvertegenwoordiging en het debat in de raad. Met een gekozen burgemeester, zelfs een met het nep-mandaat van de voorgestelde burgemeesterspeiling, is het nog maar de vraag. Met als vervolgvraag of onze pluriforme democratie niet meer schade aan wordt gedaan door ook een burgemeester te kiezen.

Uiteindelijk past het toch het best bij een democratie dat het hoogste orgaan wordt gevormd door een groep mensen, 45 in ons geval, met verschillende meningen, die gedwongen worden met elkaar te debatteren over wat de beste oplossing is. Dat is toch een andere democratie dan die waarin kiezers een keer per zes jaar één man of één vrouw een politiek mandaat geven om zijn of haar zin proberen door te drukken.