Duivelse dilemma’s in de Ambtelijke Leergang Integriteit

In zes bijeenkomsten kunnen politici, directieleden en leidinggevenden zich laten inspireren door verfrissende sprekers over de vraagstukken waar we in Zuid Holland voor staan. De sprekers zijn ondermeer Beatrice de Graaf, Daan Prevoo, John Bijl en Tom Middendorp.

Met de thema’s als morele oordeelsvorming, persoonlijk leiderschap en innovatie en samenwerking binnen systemen zoeken de deelnemers met de sprekers naar inhoudelijke verdieping, inspiratie en het vinden van nieuwe perspectieven. Juist omdat de vraagstukken van vandaag vragen om elkaar te ontmoeten, nieuwe werelden te ervaren en kennis te verrijken.

De bijeenkomsten zijn voor iedereen die werkt bij gemeenten, provincie, waterschappen, veiligheidsregio’s of publieke (regionale) samenwerkings- en/ of uitvoeringsorganisaties binnen de grenzen van Zuid-Holland. Meer informatie over de leergang vind je hier.

De gemeentewet, het reglement van orde, raadsinstrumenten en oh ja, de begroting en het Besluit Begroten en Verantwoorden. Het raadswerk zit bomvol techniek die zelfs een ervaren raadslid kan laten duizelen. Met het Handboek Raadsleden pogen de auteurs orde te scheppen en zo de raadsleden te ondersteunen in hun belangrijke volksvertegenwoordigende werk.

Handige checklisten, praktische tips van ervaren raadsleden, raadsgriffiers, wethouders, burgemeesters en tot slot een uitgebreide begrippenlijst maken dit Handboek tot een unieke gereedschapskist waarmee zowel net gekozen volksvertegenwoordiger als ervaren Raadsleden aan de slag kunnen. Peter van den Berg, Dorien van der Kamp en Trudy Veeninga vormde de redactie van het boek. Voor elk onderdeel zochten ze een expert als auteur.

John Bijl, directeur bij het Periklesinstituut en columnist bij Binnenlands Bestuur, schreef het voorwoord voor het Handboek. ‘Het raadslidmaatschap is prima in te vullen door vanaf je installatie in de tobbe te stappen en je in de wildwaterbaan van vier jaar mee te laten voeren,’ schrijft hij. ‘Maar of je daarmee aan de knoppen van het gemeentebestuur zit? Nee. Niet echt.’

Het Handboek geeft lokale volksvertegenwoordigers handvatten bij de uitvoering van hun taken en verantwoordelijkheden. ‘De wet- en regelgeving van het raadswerk zijn de beste garantie voor democratie en goed democratisch bestuur — en die regels staan in dit handboek,’ legt Bijl uit.

Op 17 september 2021 werd het Handboek feestelijk uitgereikt in de gemeentehuizen van Gouda en Nieuwkoop en Overbetuwe. Het is verkrijgbaar bij uw lokale boekhandel.

Met zijn actie overtrad het raadslid de wet. Het je uitgeven voor de overheid is strafbaar. ‘Als je raadslid bent, is dat voor jou een extra probleem,’ vindt Bijl. ‘Van een raadslid mag je verwachten dat hij een hogere graad van rechtskennis heeft dan de gemiddelde burger.’

Dat raadsleden over de schreef gaan is al bijzonder, weet Bijl. ‘De meeste kennen hun verantwoordelijkheid goed,’ zegt hij. Maar op deze manier de wet overtreden is helemaal uniek. ‘Het doet me wel enigszins denken aan een actie van een groep raadsleden in Den Haag. Die schilderden fietsparkeervakken voor het gemeentehuis in Den Haag. Ze hadden daar al een paar keer op aangedrongen, maar er kwam niets van.’

Dat was compleet anders, vindt Bijl. ‘Dat was een politieke actie. De vakken waren met waterverf geschilderd. Wat hier in Bunschoten gebeurt is, is voor eigen rechter spelen. De regels die gelden voor iedere individuele burgers gelden ook voor politici.’

Al vanaf het begin ervan, worstelt de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn met het virtueel vergaderen. Te vaak verliest de verbinding en kunnen burgers de vergaderingen van raad én commissies niet meer volgen.

Dat hoort natuurlijk niet, zegt Bijl. ‘Bij techniek kan altijd iets gebeuren. Maar als een vergadering niet of niet goed te volgen is, kun je beter schorsen en een andere keer verder gaan. Een raadsvergadering moet sowieso openbaar te volgen zijn, dat is wettelijk vastgelegd.’

Dat levert uiteraard allemaal logistieke problemen op. ‘Het is vervelend,’ erkent Bijl. Maar een andere echte oplossing is er ook weer niet. ‘Waar een wil – in dit geval een portemonnee – is, is een weg. Maar je gaat het niet met een ton redden. En dan raak je aan een wezenlijk punt: ga je 5 miljoen bezuinigen op jeugdzorg en tegelijkertijd een paar ton steken in beter vergaderen? Ga dat maar eens uitleggen.’

De laatste meer-dan-een-voetnoot in de geschiedenis is de benoeming van een drietal interim-bewindspersonen in het kabinet: Wiersma, Weyenberg en Yesilgöz. Op zich geen bijzonderheid. Al vorig jaar trad er een tijdelijk minister aan; een met een andere partijpas in z’n zak dan de coalitiepartijen. Dát was een novum.

Dit keer is het niet het partijlidmaatschap dat de benoeming bijzonder maakt, maar hun besluit met hun staatssecretariaat ook lid te blijven van de Kamer. Een dubbelfunctiemogelijkheid die in ons duaal politiek-bestuurlijk stelsel eigenlijk niet kan. In ons staatsrecht hoort het stellen van kaders en de controle erop van de uitvoering van beleid gescheiden te zijn.

Maar niet helemaal. In de Grondwet is het dan wel weer zo geregeld dat er een uitzondering is voor de periode na de verkiezingen. Gekozen kandidaten die al staatssecretaris of minister waren, kunnen aanblijven.

Geen gekke gedachte, doorgaans stelt het merendeel van de kabinetsleden zich kandidaat voor de verkiezingen. Het zou toch knap vervelend zijn wanneer je al die tot het parlement gekozen bewindspersonen allemaal uit het ministers- of staatssecretrissenambt moet ontslaan.

Nog vorige week verklaarde de minister-president dat hij deze uitzonderingsregel ook van toepassing zag op de benoeming van nieuwe staatssecretarissen. De Grondwet zegt dan wel dat bij een benoeming tot minister of staatssecretaris het Kamerlid automatisch vervalt, maar – zo redeneerde de premier – de Grondwettelijke uitzonderling slaat óók daarop.

De Raad van State volgde die lezing, zij het knarsetandend. Dat de huidige formulering in de Grondwet de benoemingen nu toch toelaat is misschien voor de letter wel mogelijk — er staat niet dat het niet kan. Maar in de geest ervan is het zeker niet. Het is, om het zo maar te zeggen, een constitutioneel bedrijfsongeval. Ongedaan gemaakt nu de nieuwe staatssecretarissen toch hun Kamerlidmaatschap hebben neergelegd.

Allemaal veroorzaakt omdat de Grondwet een denkfout maakt. Natuurlijk is het niet goed als het kabinet na de verkiezingen leegloopt omdat de bewindspersonen zijn verkozen. Maar waarom zouden mensen die eigenlijk beschikbaar zijn voor het kabinet überhaupt op een kieslijst voor de Kamer moeten staan? Hoezo zijn mensen die we net het vertrouwen hebben gegeven ‘ons’ in het parlement te vertegenwoordigen al direct genoemd voor een ander baantje? Bij hun kandidaatstelling horen ze het volksvertegenwoordigersschap te ambiëren, niet de kieslijst al lekkerbekkend te gebruiken als springplank voor het ministersschap.

Minister-president-schuine-streep-VVD-lijsttrekker Mark Rutte is misschien het beste voorbeeld dat er hier iets niet klopt. In april verdedigde hij zijn positie als toekomstig premier door te stellen dat er ‘nu eenmaal 1,7 miljoen mensen op hem hebben gestemd’ terwijl die stemmen toch echt voor het Kamerlidmaatschap zijn uitgebracht. Als hij de kiezerssteun echt serieus zou nemen en onze parlementaire democratie recht wil doen, bleef hij met die stemmen juist in de Kamer.

Ons duaal stelsel vraagt het dat Kamer en regering gescheiden opereren. Deze formatie en eigenlijk ook de laatste bestuursperiode laten goed te zien dat deze gescheiden werelden helemaal niet zo gescheiden werken. Niet alleen de benoeming van Wiersma, Weyenberg en Yesilgöz is niet naar ‘de geest van de wet’ maar het inmiddels 175 dagen aanblijven van het hele Kabinet doet geen recht aan het de grondgedachte van onze parlementaire democratie. Het is toch een beetje alsof je je oude baan aanhoudt terwijl je bij je nieuwe functie bij nota bene de concurrent (of netter gezegd: een ketenpartner) nog in de proeftijd zit.

Laat dit constitutionele bedrijfsongeval een aanleiding zijn om de wet op het hebben van dubbelmandaten strak te trekken. En gekozenen helemaal te verbieden zich te laten benoemen tot bewindspersoon. Gekozen worden tot de Kamer, de volksvertegenwoordiging en de facto het hoogste orgaan van het land, zou een hele eer moeten zijn. En geen wachtkamer voor het kabinet. Juist onze constitutie zou dat kiezers én helaas blijkbaar ook gekozenen duidelijk moeten maken.

Dit artikel verscheen op 8 september 2021 op Binnenlands Bestuur.

Politiek is het vak van met elkaar van mening verschillen. Het liefst zo goed mogelijk. Zeker in een virtuele vergadering blijkt dat kan lastig. Mensen zien elkaar niet, en missen vooral elkaar non-verbale communicatie. En ook de koetjes-en-kalfjes blijken een belangrijk ingrediënt voor de bestuurscultuur.

Maar ook wanneer je wel in de raadzaal vergadert is het heel belangrijk om er voor meer te komen dan alleen het poneren van je mening of het interrumperen van een ander. Politiek is immers mensen werk, en mensen zijn op hun best wanneer ze elkaar ook snappen.

In deze tipvideo geeft John je twee praktische tips om er toch voor te zorgen dat de vergadersfeer goed blijft.

Meer tipvideo’s over politieke vaardigheden en het functioneren van de democratie vind je op het YouTube-kanaal van het Periklesinstituut. Abonneer je om direct op te hoogte gehouden te worden van nieuwe tipvideo’s.

Een motie van treurnis. Een onderzoek naar de bestuurscultuur. Een voorzitter die in de krant uitlegt dat ‘zachte sturing niet genoeg’ bleek. De gemeenteraad van Montferland beleefde onrustige maanden. Wie van een afstand toekeek, kon het patroon herkennen dat in steeds meer gemeenten zichtbaar wordt: raadsleden die zoekende zijn in hun rol, een college dat steun verliest, en een burgemeester die zich afvraagt of zijn stijl nog volstaat.

‘Men denkt altijd dat de burgemeester de baas is, maar dat is niet zo. De raad is het hoogste orgaan en gaat over zijn eigen functioneren’, aldus burgemeester Peter de Baat in een interview. Het is een waarheidsgetrouwe constatering, maar in Montferland was dat functioneren juist het probleem. De raad debatteerde fel, maar weinig constructief. Het karakter van de vergadering was ‘elkaars ongelijk zien te halen’, schreef het Periklesinstituut na een observatie van drie raadsvergaderingen.

Het voorzitterschap van De Baat maakte bij aanvang een vriendelijke en open indruk. Maar wanneer de spanning toenam, zakte zijn houding in. Stem zachter, blik naar beneden. Het gezag dat hij wel degelijk had, kreeg geen voet aan de grond. Niet omdat het hem ontbrak aan goede bedoelingen, maar omdat de omstandigheden vroegen om iets anders. Meer begrenzing. Meer duidelijkheid. Meer houvast.

Het is verleidelijk te denken dat een plan of coachingstraject het verschil kan maken. Maar wie Montferland goed bekijkt, ziet vooral hoe diep cultuurproblemen kunnen snijden. Dat maakt deze casus niet uniek, maar wel leerzaam. Zeker voor voorzitters die twijfelen hoe stevig zij zich mogen opstellen, en voor raden die worstelen met hun eigen onderlinge omgang.

Politiek gezag is niet vanzelfsprekend. En ook niet op afroep beschikbaar. Het ontstaat in het krachtenveld tussen persoon en positie, tussen stijl en structuur. Juist in een tijd waarin de raad op papier sterker is dan ooit, groeit het belang van duidelijke omgangsvormen — én van voorzitterschap dat richting geeft zonder te overheersen.

Politieke partijen kampen al decennia met teruglopende ledenaantallen. Zelfs de lichte stijging van de afgelopen jaren verhult niet dat partijen soms heel weinig te kiezen hebben bij het zoeken naar geschikte kandidaten. Het BNN/VARA-programma De Nieuws BV zette de cijfers eens op een rij.

Politieke partijen verliezen al decennia aan leden. In de jaren ’60 waren nog bijna een miljoen Nederlanders lid van een partij. Van de ongeveer 11 miljoen kiesgerechtigden zijn er nu nog maar 318.124 mensen lid van een politieke vereniging. Minder dan drie procent van het electoraat. ‘Het betekent dat bijvoorbeeld de VVD voor elke partijpolitieke functie uit gemiddeld 15 leden te kiezen heeft,’ rekende Joost Beekendam van De Nieuws BV uit. ‘Dan wordt de spoeling wel erg dun’, aldus Bekendam. Hij maakte een overzicht van de aantallen politieke ambtsdragers en de totale ledenaantallen van landelijk opererende partijen.

John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, herkent het beeld. ‘Schokkend weinig,’ zegt hijl in het programma. ‘Je ziet het zodra er een wethouder moet worden benoemd. Steeds weer komen dezelfde namen langs, met dezelfde stijl en hetzelfde cv. Er is gewoon te weinig te kiezen.’ Die schaarste heeft ook gevolgen voor de kwaliteit van het lokaal bestuur. ‘Er zitten raadsleden die niet weten wat een amendement is, laat staan hoe je er een indient.’

Volgens Bijl is het grootste risico dat politici het democratische spel niet goed begrijpen. ‘Zodra raadsleden denken dat politiek bedrijven vooral betekent dat je roept wat jij ervan vindt, houdt het op. Dan krijg je geen debat meer, maar parallelle monologen.’ Ook het idee dat je dan maar ‘experts van buiten’ moet inzetten wijst hij van de hand: ‘We zijn een democratie, geen technocratie.’

Toch is het probleem niet alleen aan politieke partijen te wijten. ‘Onze democratie functioneert niet omdat we te veel freeriders en backseatdrivers hebben. Mensen mopperen wel op politici, maar steken zelf geen vinger uit.’ De oplossing? ‘Word lid van een politieke vereniging. Dat kan al voor een tientje per maand. Niet om je baan te regelen, maar om verantwoordelijkheid te nemen voor onze democratie.’

Maar ook de andere primaire taken van een vereniging komen onder druk, zegt Bijl. ‘Als je beseft dat in de regel maar ongeveer 1 op de tien partijleden ook actief meedoet in de partij. De rest is tevreden met doneren.’ Ook dat brengt het functioneren van onze democratie in gevaar. ‘Partijen ondersteunen ook politici met denktanks en campagnes. Daarnaast is de verenging er ook voor emancipatie en ontwikkeling. Dat komt in de knel.’

Volgens Bijl is er maar een oplossing: mensen moeten meer lid worden. ‘Het is toch raar dat in een actieve vertegenwoordigende democratie als de onze er nog geen twee procent van het electoraat lid is van een partij?’

Bekijk het hele fragment van de uitzending hier.

‘Deze was besloten, maar je mag niet over de jaarrekening vergaderen in beslotenheid,’ zegt Bijl. Hij vraagt zich af hoe deze vergadering gehouden kon worden. En of hij dus rechtsgeldig is. ‘Ik vraag me af of de geheimhouding op die stukken in die vergadering wel klopt.’

Voorafgaand aan de vergadering werd niet duidelijk op welke gronden de raad beslotenheid oplegde. ‘Dat kan wel, maar is niet netjes.’

Het is een paradox in de wet: als hoogste orgaan hoef je niet te motiveren waarom je de vergadering besloten houdt.

De redenen voor geheimhouding staan in de Wet openbaarheid bestuur, legt Bijl uit. ‘De gemeenteraad moet voor de beslotenheid alleen maar controleren of aan een van die redenen is voldaan. Je kunt er niet zelf een reden voor verzinnen, zegt Bijl.  ‘Geheimhouding kan niet omdat je het niet leuk vindt en je moet wel naar eer en geweten handelen, al gebeurt dat niet altijd.’

Volgens Bijl moet de raad alleen maar controleren of er goede grond is voor geheimhouding. ‘Die grond moet de gemeenteraad weten, want zij moet deze bekrachtigen. Het zijn domme sukkels als ze dat doen zonder de grond te weten.’

Een besluit geheimhouden mag. Maar alleen als daar een wettelijke grond voor is. Dat lijkt een open deur, maar in de praktijk gaat het geregeld mis. De gemeenteraad van Bloemendaal vergaderde in beslotenheid over een afkoopsom van 7,5 ton aan twee landeigenaren – en hield ook de stemming geheim. Niet omdat het juridisch moest, maar omdat het politiek gevoelig lag. Dat is niet hoe geheimhouding hoort te werken.

‘Geheimhouding bestaat voor tijdelijke en afgebakende situaties,’ legt hoogleraar lokaal bestuur Klaartje Peters uit. ‘Bijvoorbeeld omdat je tijdens een aanbesteding niet wilt prijsgeven wat je maximaal wilt uitgeven. Maar daarna moet het openbaar kunnen.’ Gezichtsverlies of politieke schaamte zijn nadrukkelijk géén geldige redenen. Toch lijken die in deze casus wel te hebben meegespeeld.

John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, plaatst kanttekeningen bij de gang van zaken. ‘Je mag niet over de jaarrekening vergaderen in beslotenheid. Ik vraag me af of de geheimhouding op die stukken wel klopt.’ Ook het ontbreken van een duidelijke motivering voor de besloten vergadering is volgens hem problematisch. ‘Dat kan wel, maar is niet netjes.’

De gemeentewet biedt ruimte voor beslotenheid, maar die is beperkt en toetsbaar. Het is aan de gemeenteraad om geheimhouding formeel vast te stellen – en daarbij moet de raad wéten op welke grond dat gebeurt. ‘Als het college geheimhouding vraagt “omdat het gevoelig ligt”, dan moet de raad zeggen: dat is geen geldige reden’, aldus Bijl. ‘Als raadsleden daar niet naar vragen, zijn het domme sukkels.’

De Bloemendaalse casus leert dat geheimhouding juridisch én politiek zorgvuldigheid vraagt. Democratisch bestuur kan best omgaan met een pijnlijke stemming of gevoelige deal. Maar dan moet de raad wél weten wat ze geheimhoudt – en waarom. Want in een volwassen democratie is transparantie de norm, niet de uitzondering.