‘We hebben nieuwe geluidspostjes!’ kondigt voorzitter Marieke Gondrie enthousiast aan. Burgemeester Rianne Donders is verhinderd, dus mag zij het technische hoogstandje van de raadzaal van Best presenteren. ‘Hopelijk een verbetering, want de vorige lieten het nogal eens afweten.’Maar bij deze vergadering is het niet de techniek die de raad in de steek laat.
De raad besluit vanavond over de verordening voor startersleningen. In de oordeelvormende sessie is het voorstel al uitgebreid bedebatteerd. Van die vergadering is een nette notie bij de stukken toegevoegd, met de belangrijkste discussiepunten: differentiatie nieuwbouw en bestaande bouw, en of het budget toereikend is. Maar ook over het maximum leenbedrag was twijfel. ‘Naar aanleiding van de oordeelvormende sessie is de verordening met het bedrag voor de starterslening aangepast,’ legt Gondrie uit. 39.000 euro, staat er nu als maximaal leenbedrag.
Dat is eigenlijk al gek. Voorstellen die door het college aan de raad zijn overgedragen, kunnen eigenlijk niet meer door hen worden aangepast. Wethouders kunnen geen stukken amenderen, ook al hebben ze deze zelf ingediend. Goed, soms gaat het om minuscule kwesties waar het nodeloze vertraging oplevert wanneer de raad zou vragen om een heel nieuwe voordracht. Maar een bedrag toevoegen dat essentieel is voor het functioneren van een regeling?
Volgens Joost Snellen (Best-Anders) moet dat bedrag al anders. ‘In Best ligt de huizenprijs veel hoger dan landelijk,’ legt hij uit. ‘Meerdere gemeenten gebruiken andere bedragen.’ Hij stelt voor het maximum op te hogen naar 50.000, met ook een verhoging van het budget van een naar anderhalf miljoen euro. ‘Ik hoop dat ik jullie steun ervoor kan krijgen.’
‘Met dit geld kunnen we nu mínder mensen helpen,’ vraagt Steven van der Heijden (PvdA/GroenLinks). ‘Of heeft u daar niet over nagedacht?’ Al klinkt dat eerder offensief dan nieuwsgierig. Met de oude regeling heeft de gemeente 21 mensen kunnen helpen, legt Snellen kalmpjes uit. ‘Maar ook heel veel mensen niet,’ vertelt hij. ‘Omdat het bedrag te laag was.’
‘Hebben we dan morgen een vergadering over 60? Of over 70?’ vraagt D66’er Marius Ekamp. Vijftigduizend euro is juist het wettelijk toegestane maximum, zegt Snellen schouderophalend. ‘50 duizend is geen bedrag van de Rijksoverheid,’ zegt Leon Kennis (Best Open) beslist. ‘Heeft u wel goed geluisterd bij de oordeelvormende sessie?!’ Met een ruk buigt hij zijn nieuwe microfoon van zich af. ‘Huizenprijzen liggen in Best gemiddeld hoger dan in Tytsjerksteradiel.’ Hij lacht er wat ongemakkelijk bij. ‘Ik denk dat ik een redelijke vraag stel.’
Het kost wethouder Stan van der Heijden alle moeite om de ingewikkelde technische mogelijkheden en wettelijke kaders uit te leggen. ‘Er zijn gemeenten die een percentage hanteren,’ zegt Jo van den Boogaard (Jongerenpartij JO) nog. Dat lijkt op een poging mondeling nóg een amendement aan het debat toe te voegen. ‘Daar hebben we het in de oordeelvorming ook over gehad,’ zegt Kennis, nu knorriger dan eerst. ‘We moeten niet meer toestaan dat er na een oordeelvormende vergadering nog amendementen worden ingediend,’ moppert hij later.
Begrijpelijk, maar wel wat misplaatst. Amendementen laten juist zien waar de politieke verschillen nog zitten; daar is de besluitvorming voor. Oordeelvorming is om die verschillen zichtbaar te maken, en van een afwegingskader te voorzien, en dan is het prima om te constateren dat ook daarna politiek afwijkende visies blijven bestaan. Maar ja, als je nieuwe informatie zonder zo’n afwegingskader op de agenda toelaat, is het niet zo gek dat voor sommigen de oordeel- of zelfs de beeldvorming opnieuw begint. Dan zit de ruis niet in de vergaderelectronica of het vergadermodel, maar in de vergadertechniek.
Deze column verscheen op 10 november 2025 bij Binnenlands Bestuur.
De Mystery Burger zit elke week op een willekeurige publieke tribune bij een gemeente of provincie. Elke maandag doet hij in Binnenlands Bestuur verslag van de kwaliteit van de besluitvorming en het overleg. Donderdags verschijnt de column ook als nieuwsbrief via Substack — met extra reflecties en tips voor raadsleden, burgemeesters, voorzitters en griffiers.
Wil je de column mét tips wekelijks in je inbox? Abonneer je dan hier.
De opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen in Rotterdam begon veelbelovend, maar eindigde in vertrouwd laag water. ’s Ochtends liep de stad zelfs voor op 2023, maar na de lunch zakte het tempo.
Bijl was gedurende de verkiezingsdag ’s middags elk uur te horen in de uitzending Rijnmond Kiest. De opkomst voorspelde al iets van de uitslag, zegt hij. ‘Je ziet dat er een paar groepen zijn die minder stemmen: mensen met een migratieachtergrond, jongeren, mensen met een lage opleiding en vaak die praktisch werk doen en lange dagen maken,’ zei Bijl.
In de vroege uren lag de opkomst in Rotterdam duidelijk hoger dan twee jaar geleden, maar dat verschil verdween in de middag. ‘Ik was vanochtend wat enthousiast,’ vertelde Bijl. ‘Tot een uur of elf lag de opkomst echt hoger dan in 2023. Alleen op de een of andere manier is dat helemaal ingekakt rond de lunch. Zo rond vier uur waren er zelfs drieduizend mensen minder gaan stemmen dan twee jaar geleden.’
Toch liep het in de avondspits weer iets op. Uiteindelijk bracht 63,3 procent van de Rotterdammers hun stem uit, tegenover 64,4 procent in 2023. Een minimale verslechtering, en volgens Bijl dus weer ‘dramatisch laag’.
Hij ziet in de cijfers een verschuiving: ‘Vooral hogeropgeleiden en mensen in vrijere beroepen zijn gaan stemmen. Dat verklaart ook waarom D66 in Rotterdam beter scoorde en de PVV terrein verloor. De opkomstcurve vertelt het verhaal van wie de luxe heeft om vroeg te stemmen.’
Volgens Bijl is het lage eindcijfer niet alleen te verklaren uit ongelijke mogelijkheden om te stemmen, maar ook uit teleurstelling in de landelijke politiek. ‘Veel mensen voelen zich niet meer aangesproken door de manier waarop het vorige kabinet met hun zorgen is omgegaan,’ zei hij. ‘Juist de groepen die zich in Den Haag niet gehoord voelen, blijven thuis. Dat is geen onverschilligheid, maar een vorm van afkeer.’
Bijl wees er bovendien op dat een derde van de niet-stemmers zegt af te haken omdat ze politici zat zijn. ‘Dat is een treurige bijkomstigheid,’ aldus Bijl. ‘Wie zich afkeert van het politieke spel, verliest ook invloed op de regels ervan.’
De dag na de verkiezingen was Bijl opnieuw te gast bij RTV Rijnmond, ditmaal om de uitslag en de formatie te duiden.

In drie Zuid-Hollandse gemeenten worden stemmen opnieuw geteld na meldingen van oplettende kiezers. In Zoetermeer, Pijnacker-Nootdorp en Rijswijk bleek dat bij enkele stembureaus kleine afwijkingen zijn geconstateerd tussen de eerste en tweede telling.
‘Het is natuurlijk enorm belangrijk dat iedere uitgebrachte stem ook wordt toegewezen aan de kandidaat op wie-ie is uitgebracht,’ zegt bestuurskundige John Bijl van het Periklesinstituut. Toch benadrukt hij dat zulke hertellingen zelden iets aan de uitslag veranderen. ‘Voor een zetel heb je zo’n 70.000 stemmen nodig. Dat is ongeveer het totale aantal stemmen dat is uitgebracht in een stad als Delft.’
De verschillen blijken in de meeste gevallen marginaal. In Rijswijk wisselden bij één stembureau achttien stemmen van partij, terwijl in Pijnacker-Nootdorp een paar stemmen aan een verkeerde kandidaat waren toegeschreven.
Volgens Bijl laat het juist zien hoe zorgvuldig het Nederlandse systeem werkt. ‘Stemmen worden eigenlijk drie keer geteld: eerst bij het stembureau, dan centraal per partij en daarna nog eens per kandidaat. Dat is al met al nogal wat,’ zegt hij.
Van fraude is volgens hem zelden sprake. ‘Wie dat zou willen, moet erg zijn best doen. Want 70.000 stemmen voor één zetel? Er zijn makkelijkere manieren om de macht te grijpen,’ grapt Bijl.
De hertellingen in de drie gemeenten worden deze week afgerond. In Westland vindt op verzoek van de Kiesraad nog een extra controle plaats.
Het wordt een stevige opgave voor oud-burgemeester Jan van Belzen om de verhoudingen tussen Ridderkerk en de omliggende gemeenten te herstellen. Ridderkerk wil een eigen systeem voor de verdeling van sociale huurwoningen, zodat eigen inwoners meer kans maken. De regiogemeenten verzetten zich daar fel tegen en riepen de provincie op om in te grijpen.
Volgens bestuurskundige John Bijl van het Periklesinstituut is het conflict uitzonderlijk scherp. ‘Ik herinner me niet dat eerder een dergelijke brief is gestuurd,’ zegt hij. ‘Het is niet niks wat hier speelt. Dit conflict zit al hoog op de escalatieladder.’
Bijl vermoedt dat de breuk begon toen Ridderkerk liet weten eigen inwoners prioriteit te willen geven. ‘Vanaf dat moment is het kennelijk misgegaan. Maar Ridderkerk en de regiogemeenten weten dat ze niet op een eiland leven. Ze moeten samenwerken.’
De provincie kan Ridderkerk dwingen zich opnieuw aan te sluiten bij het regionale verdeelsysteem. Dat zou volgens Bijl een ingrijpende stap zijn. ‘Dwing je een gemeenteraad tot een besluit, dan ontneem je die raad deels zijn functie. Dat is nogal wat.’
Toch begrijpt hij de gevoeligheid. ‘Ik snap heel goed dat Ridderkerk zijn eigen inwoners een woning gunt. Maar we hebben in de Randstad grote woningnood. Is dat een probleem van alleen Ridderkerk, of van ons allemaal? Een gemeente is een decentrale eenheidsstaat: je hebt verantwoordelijkheden, maar ook verplichtingen.’
Volgens Bijl ligt de sleutel nu bij bemiddelaar Van Belzen. ‘Hij is een ervaren onderhandelaar, iemand die luistert en weet hoe je strijdende partijen weer in gesprek krijgt. Hij heeft niet één sleutel, maar de hele sleutelbos in handen.’
De inwoners van Midden-Delfland trokken massaal naar de stembus. Met een opkomst van 87,9 procent – de hoogste in Zuid-Holland – en een opvallende winst voor het CDA onderscheidt de gemeente zich van de rest van het land. Het CDA werd er met 18,8 procent van de stemmen de grootste partij.
‘Ik kan me voorstellen dat de CDA-boodschap van rust en fatsoen bij de dorpen wat meer aanslaat dan bijvoorbeeld de Europese blik van Volt,’ zegt bestuurskundige John Bijl van het Periklesinstituut. ‘Je ziet dat veel kiezers het gedoe ook wel zat zijn en voor rustigere politiek kiezen. In gemeenschappen als Midden-Delfland stemt iemand liever op de traditionele normen en waarden waar Henri Bontenbal voor staat, dan op de metropolitane kijk die je bij Rob Jetten associeert.’
Bijl ziet de hoge opkomst vooral als teken van betrokkenheid bij de lokale gemeenschap. ‘Dat zegt niets over motivatie of partijvoorkeur. Het kan ook een moreel gevoel zijn: je moet gewoon je stemplicht uitoefenen.’
Volgens Bijl laat de uitslag vooral zien dat politieke rust en herkenbaarheid nog altijd aanspreken. ‘In kleinere gemeenschappen wordt stabiliteit vaak hoger gewaardeerd dan vernieuwing. Mensen willen bestuurders die ze kennen en vertrouwen, en partijen die blijven staan als het stormt,’ zegt hij.
Met het vertrek van Anouschka Biekman naar de Tweede Kamer verliest Schiedam opnieuw een wethouder. Van de oorspronkelijke ploeg van vijf zijn er nog maar twee over. ‘Je ziet gewoon dat het wethouderschap jobhopgevoelig is, maar drie van de vijf is wel een uitschieter. Daarmee zit Schiedam aan de bovenkant,’ zegt bestuurskundige John Bijl van het Periklesinstituut.
Biekman stond op de kieslijst van haar partij voor de Tweede Kamerverkiezingen. Ze vertrekt net als haar voormalige collega Doğukan Ergin naar de landelijke politiek. Eerder vertrok wethouder Antoinette Laan naar Zuid-Afrika, waar haar man is aangesteld als plaatsvervangend ambassadeur. Alleen Petra Zwang en Frans Hamerslag maken dan de rit waarschijnlijk af tot de verkiezingen in maart.
Volgens Bijl past de Schiedamse situatie in een bredere ontwikkeling. In 2024 traden landelijk 225 wethouders tussentijds af – een record. ‘Het ambt is zwaar en het afbreukrisico groot. Polarisatie en bedreigingen spelen daarbij een rol,’ zegt hij. ‘Misschien moeten we ervoor zorgen dat het ambt aantrekkelijker wordt. Want het wordt steeds moeilijker om mensen te vinden die het nog willen doen.’
Bijl begrijpt wel dat politieke partijen wethouders met landelijke ambities niet willen tegenhouden. ‘De ervaring komt goed van pas in Den Haag,’ zegt hij. ‘Neem bijvoorbeeld Doğukan Ergin: een betrokken politicus, niet voor niets ooit genomineerd voor beste raadslid van het land.’
De rel rond twee PVV-Kamerleden die achter een Facebookpagina met haatdragende AI-beelden van Frans Timmermans blijken te zitten, roept een lastige vraag op: kan of moet je als politicus aangifte doen tegen collega’s? Volgens John Bijl, bestuurskundige en directeur van het Periklesinstituut, ligt dat niet voor de hand.
‘Kamerleden hebben in ons land, net als raadsleden en Statenleden, een behoorlijke rechtsbescherming. Dat is niet zo gek, want je wil juist dat mensen in het politieke debat vrij kunnen zeggen wat ze willen,’ zegt Bijl in EenVandaag. ‘Het zou vervelend zijn als je voor een opmerking strafrechtelijk vervolgd zou kunnen worden.’
Toch gaat het in dit geval om uitingen buiten de Kamer. Maar ook dan is de politiek huiverig om eigen leden aan te pakken, ziet Bijl. ‘Het kan al gauw als politiek worden uitgelegd. Dus daar blijf je liever vanaf.’ Die terughoudendheid geldt ook voor het Openbaar Ministerie: ‘Je ziet dat OM en rechters vaak rekening houden met het feit dat iets bij een politiek debat hoorde. Een politicus heeft in zekere zin meer ruimte dan een gewone burger om zich te uiten.’
Dat betekent niet dat alles moet kunnen. ‘Met grote macht hoort ook grote verantwoordelijkheid,’ benadrukt Bijl. ‘Je hoort er fatsoenlijk en netjes mee om te gaan.’ Politici hebben volgens hem een voorbeeldfunctie. In theorie ligt dat vast in een gedragscode, maar in de praktijk stelt die weinig voor. ‘Uiteindelijk is dat gewoon een stuk papier. Er zijn niet veel handhavingsmogelijkheden, en als de moraal ontbreekt om elkaar met respect te behandelen, helpt geen enkele code.’
Strengere regels ziet Bijl dan ook niet zitten. ‘Normen en waarden afdwingen met extra regels werkt niet. Het gaat erom dat we politici kiezen die een goed voorbeeld geven van wat volksvertegenwoordiging hoort te zijn.’
Dat Geert Wilders excuses aanbood, noemt hij ‘een goed begin’. Maar het zou daar niet bij mogen blijven. ‘Er hoort ook een goed gesprek bij over wat je als Kamerleden van elkaar mag verwachten en hoe je fatsoenlijk met elkaar omgaat. Geef niet alleen de meningsverschillen in dit land een plek in het debat, maar toon ook voorbeeldgedrag over hoe je met elkaar omgaat.’
Nergens in Nederland blijven zoveel kiezers thuis als in Rotterdam. Bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen stemde slechts 64,2 procent van de Rotterdammers, tegenover een landelijk gemiddelde van ruim 77 procent. Ook bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 bleef de opkomst steken op een historisch lage 38,9 procent.
Volgens bestuurskundige John Bijl van het Periklesinstituut is er geen eenvoudige remedie. ‘Er is geen simpele oplossing om de opkomst te verhogen. Het ligt te complex, omdat er niet één duidelijke reden is waarom mensen niet gaan stemmen,’ zegt hij. ‘Als je de opkomst echt hoger wilt krijgen, moet je de dag na de verkiezingen al beginnen met voorbereiden op de volgende.’
De gemeente heeft wel geprobeerd het tij te keren, met begrijpelijker bijsluiters bij de stempas, grote verkiezingsborden en advertenties in huis-aan-huisbladen. Maar eerdere grootschalige campagnes deden weinig, merkt Bijl op. ‘De zorgen waren groot, maar de samenleving moest het zelf uitzoeken, er is geen geld voor uitgetrokken.’
Volgens bestuurskundige Hans Vollaard zijn het vooral jongeren, praktisch opgeleiden en inwoners met een migratieachtergrond die de stembus links laten liggen. ‘En juist van die groepen heeft Rotterdam er veel,’ zegt hij. Gebrek aan vertrouwen, desinteresse en andere prioriteiten spelen een rol. ‘Een hogere opkomst moet ook niet het enige doel zijn. Het vertrouwen tussen burger en overheid herstel je daar niet mee.’
Politieke educatie helpt wel, denkt Vollaard. ‘Rotterdam doet dat goed: op basisscholen en mbo’s leren jongeren wat politiek betekent en dat hun stem ertoe doet. Maar dat zal pas op de lange termijn zijn vruchten afwerpen.’
Naast overheid en onderwijs wijst Vollaard op de rol van politieke partijen. ‘Zijn zij wel naar wijken gegaan waar structureel lager wordt gestemd? Het is ook aan hen om mensen te mobiliseren.’
‘Misschien haalt Rotterdam 68 procent,’ zegt Bijl hoopvol. ‘Dat zou mooi zijn, maar het blijft veel te laag. Mensen zijn het geduw en getrek van politici zat. Deze verkiezingen gaan wel over de ziel van het land.’
Rotterdam is daarin haast symbolisch, zegt hij: een stad van tegenstellingen, waar afstand tussen burger en bestuur soms even groot lijkt als de Maas breed is. ‘Juist hier zie je dat democratie niet vanzelf spreekt. De uitdaging is om die afstand niet te laten verharden, maar te overbruggen.’

De bestuurlijke chaos in Albrandswaard is compleet: één wethouder stapte op, een tweede werd door de gemeenteraad ontslagen, en de derde kan wettelijk niets besluiten. Daarmee staat de gemeente feitelijk zonder dagelijks bestuur. Toch zal de inwoner daar voorlopig weinig van merken, zegt bestuurskundige John Bijl van het Periklesinstituut. ‘Als het niet te lang duurt, zullen inwoners er niet veel van merken. De vuilnis wordt nog opgehaald en je kunt gewoon je rijbewijs verlengen.’
Maar politiek kan de situatie niet blijven zoals ze is. ‘De gemeenteraad van Albrandswaard, het hoogste bestuursorgaan binnen een gemeente, heeft dit zelf veroorzaakt na de rare motie van wantrouwen waarmee ze zichzelf in de hoek hebben gedreven, en moet nu ook zelf de rotzooi opruimen,’ zegt Bijl. Die motie zegde het vertrouwen in het hele college op, maar verzocht hen wel aan te blijven. Een bestuurlijk rare figuur, waar de raad nu zelf mee wordt geconfronteerd, zegt Bijl. En dus zelf moet oplossen. ‘En dat moet snel, want volgende maand al moet de raad akkoord gaan met de begroting.’
Omdat de Gemeentewet voorschrijft dat er minimaal twee wethouders moeten zijn, kan de overgebleven VVD-wethouder nu niets besluiten. Volgens Bijl moet de burgemeester erop aandringen dat er snel een nieuwe wethouder wordt gevonden. ‘Elke partij kan het initiatief nemen, ook de kleintjes. Het liefst iemand die al wat langer meeloopt en kan rekenen op steun van de meerderheid.’
Daarvoor is wel politieke volwassenheid nodig, benadrukt hij. ‘Er speelt hier zeker emotie mee, die is niet weg, maar raadsleden moeten daar nu echt boven gaan staan. In emotie wordt nog wel eens vergeten dat het bestuurlijk belang – fatsoenlijk bestuur – altijd voorop moet staan. Het moet gaan om de inhoud, niet om de personen.’
Hoewel de commissaris van de Koning ongetwijfeld met de gemeente zal spreken, verwacht Bijl geen ingrijpen. ‘Pas als de begroting niet wordt vastgesteld, kan de provincie Albrandswaard onder curatele stellen. Maar dat is hier nog niet aan de orde. Integendeel: de burgemeester heeft naar mijn mening juist zorgvuldig gehandeld.’
De gebeurtenissen doen het imago van Albrandswaard geen goed. ‘Mensen zijn het politieke gedoe zat,’ zegt Bijl. ‘Toch ligt het vaak genuanceerder dan het lijkt. Dit is niet alleen een ruzie, maar ook een test voor het bestuurlijk vermogen van de raad.’
Gemeenten zonder dagelijks bestuur zijn zeldzaam, weet hij. ‘Het gebeurt hooguit eens in de tien jaar. Meestal bij kleinere gemeenten waar één of twee wethouders over een kwestie vallen. Maar dat ontslaat niemand van de plicht om snel verantwoordelijkheid te nemen.’
Met een verklaring van amper 255 woorden probeerde de Hilversumse gemeenteraad woensdagavond de kwestie rond wethouder Bart Heller te beëindigen. Maar volgens deskundigen blijft veel onduidelijk. De maandenlange stilte, de besloten vergaderingen en de summiere toelichting maken de affaire juist uitzonderlijk, zegt John Bijl, directeur van het Periklesinstituut tegen NH Nieuws.
De zogenoemde ‘zaak-Heller’ begon met een e-mail waarin de wethouder aandacht vroeg voor Palestijnse kinderen, als reactie op een oproep om solidariteit te tonen met een Israëlisch gezin. De mail leidde tot onrust binnen het college en Hellers vertrek. Dat vo-iel blijkbaar niet in de goede aarde bij de gemeenteraad van Hilversum; de raad benoemde kort daarna Heller opnieuw als wethouder.
De verklaring die de raad gisteravond voorlas, moest duidelijkheid bieden – maar deed dat nauwelijks. Volgens Bijl is dat precies het probleem. ‘Het is opmerkelijk,’ zegt Bijl. ‘Ik kan me goed voorstellen dat iedereen, en zeker het college, best wel in hun maag zit met hoe ze dit hebben aangepakt,’ zegt hij. ‘Het voelt dan toch wel aan alsof ze best wel snappen dat ze het verkeerd hebben aangepakt, maar het liefst de hele situatie zoveel mogelijk willen downplayen en hopen dat het zo snel mogelijk weggaat.’
De raad erkende in de verklaring dat het college ‘zorgvuldiger had kunnen en moeten informeren’. Toch bleef een openbare toelichting van de burgemeester uit – iets wat volgens Bijl zelden verstandig is. ‘Mijn vuistregel is: geen commentaar is geen optie. Het waait niet weg.’
Die terughoudendheid is volgens hem niet alleen een Hilversums probleem, maar raakt aan de kern van bestuurlijke openheid. ‘Als mensen niet begrijpen wat er is gebeurd, gaan ze hun eigen invulling geven en dan krijg je Indianenverhalen. Mensen zijn best bereid fouten te vergeven, maar maak wel duidelijk wat er is gebeurd en zorg ook dat ze het snappen. Dan kunnen ze denken: lesje geleerd, en doorgaan met wat belangrijk is. Want wat belangrijk is, zijn inwoners.’