Bij zijn afscheid van de gemeenteraad van Rotterdam, kreeg voormalig griffier Jaap Paans van de D66-fractie een foto van zichzelf cadeau. Het was een herkenbaar screenshot van de laatste raadsvergadering. ‘Diploma,’ luidde de ondertitel. ‘Kampioen strak-voor-je-uitkijken’. Een olijk onderschrift, als je weet dat Paans zijn laatste raadsavond in een marathonzitting maar liefst veertien uur in diezelfde emotieloze houding had doorgebracht. Want als griffier ben je er niet, hoort men je niet en ziet men je niet.
Eigenlijk is dat maar goed ook. Daar waar het in de politiek hoort te donderen, is de griffier het spreekwoordelijke oog van de storm. Wanneer het functioneren van de democratie té spannend wordt – als raadsleden met elkaar overhoop liggen, colleges vallen of er integriteitskwesties spelen – zorgt de griffier voor de rust en regelmaat die nodig is om het conflict weer op het juiste spoor te krijgen.
Maar ook op de momenten dat het er minder spannend aan toe gaat, is de griffier onmisbaar. Het beeld dat sommige raadsleden niet weten wat ze aan het doen zijn, komt namelijk niet helemaal uit de lucht vallen. Domme vragen bestaan niet zegt een opvoedkundig adagium, maar ik zit nog wel eens met een facepalm op de publieke tribune.
Verzoeken die eigenlijk niet kunnen worden uitgevoerd. Amendementen die eigenlijk moties hadden moeten zijn. Om maar niet te beginnen over aaneenschakelingen van technische vragen over aantallen prullenbakken, urenbestedingsstaatjes van gemeentelijke BOA’s of geprognotiseerde snelheid van glasvezelverbindingen. Bij dergelijk gesleutel wordt er langer over de procedure dan over de inhoud van het voorstel gesproken. Terwijl één mail aan de griffier dat oponthoud had voorkomen.
Maar je laten coachen of corrigeren is voor gemeenteraadsleden blijkbaar lastig. Als eerste is het de meest eigenwijze beroepsgroep die er bestaat. Nu hoort een zekere mate van koppigheid bij het politieke ambt; het geeft je voldoende lef in je donder om elke vergaderavond ten overstaan van de jouw bloed ruikende opponenten een alternatief standpunt in te nemen.
Maar wat meer speelt, is dat de meeste politici denken dat ze het wel kunnen. Alsof een eigenlijk toevallige plaats op de kieslijst betekent dat je ook meteen bekwaam politicus bent. De harde werkelijkheid is dat lokale politiek bedrijven meer specifieke kennis vraagt dan menig kandidaat had bedacht. Wettelijke mogelijkheden, hoe raadsinstrumenten in te zetten en, niet in de laatste plaats, hoe te functioneren als gehéél hoogste orgaan in plaats van een raad waar elke fractie niet verder komt dan het oplezen van een eigen bijdrage.
De griffier zit dan op de plaats om het individuele raadslid én de hele volksvertegenwoordiging daarbij te helpen. Ze doen het graag, maar het is aan de raad om daar ook de ruimte voor te geven. Dat geldt vooral voor de werkgeverscommissie, die de raadsgriffier aanstelt en beoordeelt. Het is aan hen om de eigen kritiek, coaching én correctie te organiseren. Dat gaat niet vanzelf; ik verdenk een enkele gemeenteraad ervan hun griffier op enige meegaandheid te hebben uitgezocht.
Er is veel winst te behalen als raadsleden inzien dat je laten helpen geen zwakte is, maar een teken van sterke. Je laten coachen hoort bij professioneel gedrag. En ook al bestaat het hoogste orgaan van de gemeente uit een lekenbestuur, het betekent niet dat het door amateurs moet worden uitgevoerd.
Paans, inmiddels burgemeester in Alblasserdam, maakt tegenwoordig een stuk levendiger indruk bij raadsvergaderingen. Naast hem zit een stille, haast onbeweeglijke mevrouw strak voor zich uit te kijken. Dat is de griffier. De adviseur, coach én, hopelijk, criticaster van de gemeenteraad.
De griffiersvereniging houdt vandaag haar jaarcongres in Venlo.