Opinie

Een constitutioneel bedrijfsongeval

Als het om het staatsrecht gaat, hebben we een bijzonder anderhalfjaar achter de rug. Spoedwetgeving die schuurt aan grondrecht, Kamerstemmingen die mogelijk niet rechtsgeldig zijn, rampenwetten die moeten worden gebruikt voor iets waar ze niet voor zijn bedoeld, een record aantal Tweede Kamerfracties, meer afsplitsingen dan we ons voor kunnen stellen en aankoersen op de langste formatie ooit… als het al lukt.

John Bijl - 8 september 2021

De laatste meer-dan-een-voetnoot in de geschiedenis is de benoeming van een drietal interim-bewindspersonen in het kabinet: Wiersma, Weyenberg en Yesilgöz. Op zich geen bijzonderheid. Al vorig jaar trad er een tijdelijk minister aan; een met een andere partijpas in z’n zak dan de coalitiepartijen. Dát was een novum.

Dit keer is het niet het partijlidmaatschap dat de benoeming bijzonder maakt, maar hun besluit met hun staatssecretariaat ook lid te blijven van de Kamer. Een dubbelfunctiemogelijkheid die in ons duaal politiek-bestuurlijk stelsel eigenlijk niet kan. In ons staatsrecht hoort het stellen van kaders en de controle erop van de uitvoering van beleid gescheiden te zijn.

Maar niet helemaal. In de Grondwet is het dan wel weer zo geregeld dat er een uitzondering is voor de periode na de verkiezingen. Gekozen kandidaten die al staatssecretaris of minister waren, kunnen aanblijven.

Geen gekke gedachte, doorgaans stelt het merendeel van de kabinetsleden zich kandidaat voor de verkiezingen. Het zou toch knap vervelend zijn wanneer je al die tot het parlement gekozen bewindspersonen allemaal uit het ministers- of staatssecretrissenambt moet ontslaan.

Nog vorige week verklaarde de minister-president dat hij deze uitzonderingsregel ook van toepassing zag op de benoeming van nieuwe staatssecretarissen. De Grondwet zegt dan wel dat bij een benoeming tot minister of staatssecretaris het Kamerlid automatisch vervalt, maar – zo redeneerde de premier – de Grondwettelijke uitzonderling slaat óók daarop.

De Raad van State volgde die lezing, zij het knarsetandend. Dat de huidige formulering in de Grondwet de benoemingen nu toch toelaat is misschien voor de letter wel mogelijk — er staat niet dat het niet kan. Maar in de geest ervan is het zeker niet. Het is, om het zo maar te zeggen, een constitutioneel bedrijfsongeval. Ongedaan gemaakt nu de nieuwe staatssecretarissen toch hun Kamerlidmaatschap hebben neergelegd.

Allemaal veroorzaakt omdat de Grondwet een denkfout maakt. Natuurlijk is het niet goed als het kabinet na de verkiezingen leegloopt omdat de bewindspersonen zijn verkozen. Maar waarom zouden mensen die eigenlijk beschikbaar zijn voor het kabinet überhaupt op een kieslijst voor de Kamer moeten staan? Hoezo zijn mensen die we net het vertrouwen hebben gegeven ‘ons’ in het parlement te vertegenwoordigen al direct genoemd voor een ander baantje? Bij hun kandidaatstelling horen ze het volksvertegenwoordigersschap te ambiëren, niet de kieslijst al lekkerbekkend te gebruiken als springplank voor het ministersschap.

Minister-president-schuine-streep-VVD-lijsttrekker Mark Rutte is misschien het beste voorbeeld dat er hier iets niet klopt. In april verdedigde hij zijn positie als toekomstig premier door te stellen dat er ‘nu eenmaal 1,7 miljoen mensen op hem hebben gestemd’ terwijl die stemmen toch echt voor het Kamerlidmaatschap zijn uitgebracht. Als hij de kiezerssteun echt serieus zou nemen en onze parlementaire democratie recht wil doen, bleef hij met die stemmen juist in de Kamer.

Ons duaal stelsel vraagt het dat Kamer en regering gescheiden opereren. Deze formatie en eigenlijk ook de laatste bestuursperiode laten goed te zien dat deze gescheiden werelden helemaal niet zo gescheiden werken. Niet alleen de benoeming van Wiersma, Weyenberg en Yesilgöz is niet naar ‘de geest van de wet’ maar het inmiddels 175 dagen aanblijven van het hele Kabinet doet geen recht aan het de grondgedachte van onze parlementaire democratie. Het is toch een beetje alsof je je oude baan aanhoudt terwijl je bij je nieuwe functie bij nota bene de concurrent (of netter gezegd: een ketenpartner) nog in de proeftijd zit.

Laat dit constitutionele bedrijfsongeval een aanleiding zijn om de wet op het hebben van dubbelmandaten strak te trekken. En gekozenen helemaal te verbieden zich te laten benoemen tot bewindspersoon. Gekozen worden tot de Kamer, de volksvertegenwoordiging en de facto het hoogste orgaan van het land, zou een hele eer moeten zijn. En geen wachtkamer voor het kabinet. Juist onze constitutie zou dat kiezers én helaas blijkbaar ook gekozenen duidelijk moeten maken.

Dit artikel verscheen op 8 september 2021 op Binnenlands Bestuur.