Wethouder Toon Antonis zou minder gaan werken. Volgens het college van Reusel-De Mierden zou de arbeidsovereenkomst van de wethouder van 100 procent naar 95 procent gaan. Om die reden zou de wethouder zijn neveninkomsten zelf kunnen houden.
Wethouderschap is een voltijdbaan. Althans, dat is de intentie. Daarnaast is het ook om anderen redenen onpraktisch wanneer wethouders er nevenactiviteiten met inkomsten op nahouden. Het gevaar van belangenverstrengeling ligt dan al snel op de loer.
Om die reden geldt de regel dat wethouders en burgemeester vanaf een bepaald bedrag hun neveninkomsten afdragen aan de gemeente. Die regeling geldt dan weer niet voor parttime werkende wethouders.
Met die maatregel in het achterhoofd had het college van Reusel-De Mierden bedacht wethouder Anthonis voor 95 procent te laten werken. Zijn neveninkomsten zou hij dan mogen houden. ‘Het lijkt me evident dat de truc van Samenwerking en CDA niet de intentie is van de wet,’ zegt John Bijl tegen Binnenlands Bestuur.
Wat Bijl betreft wordt de regeling aangepast om dit misbruik te voorkomen. Bijvoorbeeld door het parttime-werk te maximeren of de verrekening fluctuerend te maken. ‘Het is vreemd dat de verplichting tot verrekenen én tot melden van neveninkomsten niet geldt voor parttime wethouders. Ik kan me voorstellen dat de Kamer de deeltijdregeling aanscherpt, en de korting laat fluctueren,’ zegt Bijl tegen dagblad Trouw.
Bijl wil de mogelijkheden voor het parttimeschap niet verminderen, maar maakt zich ook zorgen om het misbruikt van de regeling.
Bij een deeltijd-wethouder gaat het wellicht niet om de neveninkomsten en de korting, maar om iets wezenlijkers: de oriëntatie. ‘Kan iemand die ook nog een prominente functie el- ders heeft, zich nog concentreren op het wethouderschap?’
Maar, waarschuwt Bijl, de Tweede Kamer moet er niet in doorschieten.
‘Het wethouderschap wordt ook opgepakt door bijvoorbeeld stichters van grotere agrarische bedrijven, dat zijn competente mensen met vaak de juiste wortels in de lokale gemeenschap. Die wil je niet van het publieke ambt wegjagen.’