‘Als vaststaat dat er geheime informatie in de brief stond, is het logisch als de hele raad aangifte doet,’ stelt John Bijl, expert in lokale politiek. Deze conclusie komt na beschuldigingen tegen wethouder Mariëlle Vavier (GroenLinks), die volgens Hart voor Den Haag geheim verklaarde informatie zou hebben gedeeld in een brief aan omwonenden. Verdonk deed aangifte wegens lekken.
De brief bevatte volgens Verdonk vrijwel dezelfde informatie als een geheim raadsstuk, en dat maakt de kwestie extra gevoelig. Terwijl inwoners openlijk over het onderwerp praten, zijn raadsleden gebonden aan geheimhouding. Het democratische proces komt hierdoor onder druk te staan, aldus de aanklacht van het raadslid.
Het college staat echter op het standpunt dat de raad zelf de mogelijkheden heeft gecreëerd geheime informatie te delen. De raad nam in september 2023 een zogeheten leidraad aan die inderdaad die mogelijkheid bevat. Met de bepaling dat het delen ‘noodzakelijk moet zijn voor het voeren van het dagelijks bestuur’.
In het AD plaatst Bijl kritische kanttekeningen bij de werkwijze van het college. ‘Is dit voor het dagelijks bestuur noodzakelijk? Dat laatste is nog maar de vraag, het lijkt een politieke afweging van het college. Daarnaast zijn “delen met derden” en “we zetten het in een brief naar inwoners” echt wel twee verschillende dingen. Dit zou betekenen dat de raad totaal de grip en controle op geheimhouding verliest. Zo hebben we de wet niet bedoeld.’
De kwestie raakt aan de kern van politiek-bestuurlijke integriteit. Wanneer is het delen van informatie noodzakelijk, en wanneer overschrijdt het de grenzen van geheimhouding? Het antwoord op die vraag heeft directe gevolgen voor het vertrouwen in de politiek en het bestuur.
Het incident benadrukt hoe belangrijk het is om zorgvuldig om te gaan met informatie. Transparantie kan alleen bestaan naast een strikte naleving van de regels. Het is aan raadsleden, griffiers en bestuurders om steeds die balans te bewaken. Zoals Bijl concludeert: ‘Dit vraagt om een hernieuwde blik op hoe we vertrouwen in het openbaar bestuur behouden.’