#hetgaatnietovergeld

Geen idee

Als wethouder welzijn werd ik in 2015 gebeld door een directeur-generaal van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De taken voor jeugdhulp, welzijn en participatie waren juist overgedragen aan gemeenten. De staatssecretaris werd hinderlijk achtervolgd door een lobbyclub die het maar lastig vond om bij 350+ gemeenten aan te moeten kloppen.

Michiel van der Eng - 25 november 2020

Dus de staatssecretaris had de Tweede Kamer toegezegd dat hij de gemeenten wel zou verzoeken om goed met hun nieuwe zorgcliënten om te gaan. Zoiets doet de staatssecretaris natuurlijk niet zelf, vandaar het telefoontje van de topambtenaar.

Het werd een geanimeerd gesprek, nadat ik de ambtenaar eerst hartelijk had uitgelachen om de onmogelijke positie waarin hij zich bevond. Loslaten na een decentralisatie bleek moeilijk. Hij kon er zelf gelukkig ook om lachen. De essentie van mijn antwoord was dat het niet in mijn belang als gemeentebestuurder was om slecht voor mijn inwoners te zorgen. En dat we voor die inwoners dus ons stinkende best gingen doen.

Dat was de stemming in 2015. Ja, we zagen in de gemeenten de decentralisaties in het sociale domein als een gigantische uitdaging. Maar wel een die realiseerbaar was. Want er zat wel iets aantrekkelijks, iets volkomen logisch in om de overheidszorg voor kwetsbare inwoners dichtbij die inwoners te organiseren. En eigenlijk is dat nog steeds zo.

Alleen: we wisten in 2015 écht niet wat we overgedragen kregen. Het maatschappelijk effect zou meer eigen kracht moeten zijn, meer gebruik van eigen netwerk, meer preventie, meer gebruik van algemene voorzieningen en minder gebruik van (duurdere) maatwerkvoorzieningen. Wat het zou kosten? Hoe lang het zou duren? Hoe we er zouden komen? Geen idee. En naar de praktijk bij rijk en provincie kijken hielp ook al niet, want die hadden óók geen idee. We kregen volkomen vervuilde klantenbestanden overgedragen en moesten de klanten één voor één nabellen.

Hoe hangt de vlag er vijf jaar later bij? Niet best, zo documenteerde onlangs ook het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Er is laagdrempelige toegang gekomen, maar het is vooral onduidelijk of het ook wérkt. Het sociaal domein is niet minder complex geworden en er zijn nog altijd wachtlijsten. Iedereen weet dat de forse rijkskortingen op de budgetten zorgen voor flinke buikpijn in gemeenten. Het helpt de uitvoering bepaald niet en het staat innovatie in de weg.

In elke gemeente waar ik training geef is de vraag: ‘hoe krijg ik grip op het sociaal domein’? Meestal bedoelen raadsleden dan grip op de kosten. Maar in control zijn gaat niet alleen over geld, maar ook over of je het gewenste maatschappelijke effect bereikt met het geld én de tijd die je ter beschikking stelt. Het antwoord – het begin van de oplossing – zit in een klein zinnetje in de samenvatting van het rapport van het SCP.

‘Een ander aandachtspunt voor toekomstig onderzoek betreft de ontwikkelingen in het aanbod van hulp- en zorgaanbieders in relatie tot wat gemeenten van hen vragen. (…) Zulk onderzoek kan zowel lokale als landelijke beleidsmakers informeren over welke gemeentelijke oplossingen wel en niet werken in welke context.’ Met andere woorden: we hebben nog stééds geen idee. Er moet geld bij en we moeten hoognodig gaan meten wat wérkt. Geef gemeenten die kans. Dan wordt het nog wat met het sociaal domein.

Michiel van der Eng is senior trainer en specialist gemeentefinanciën bij het Periklesinstituut. Maandelijks schrijft hij de column #hetgaatnietovergeld voor Binnenlands Bestuur. Deze column verscheen daar op 25 november 2020.