Het voorstel om het ook gemeenteraden mogelijk te maken zich te ontbinden gaat het democratisch bestuur niet beter maken, betoogt John Bijl vandaag in Binnenlands Bestuur.
Het zit in de gemeente Bergransel muurvast. Gedwongen door de tekortkomingen op het sociaal domein moet de gemeente miljoenen aan bezuinigingen weg zien te werken. En nu de kaasschaaf bot is geworden móet er iemands paradepaardje sneuvelen. Het liefst, zo zegt een raadslid op Twitter, zou hij nieuwe verkiezingen uitschrijven en de burger een uitspraak laten doen over hoe deze bezuinigingsronde moet worden verwerkt.
Het raadslid uit Bergransel wordt door de Kamer op z’n wenken bediend. Vandaag stelde het parlement in met een motie die het Kabinet de opdracht geeft te een voorstel te doen voor een grondswetswijziging die tussentijdse gemeentelijke verkiezingen mogelijk moet maken.
Op het Binnenhof kennen ze die optie immers wél. Als de kabinetsleden er met de Kamer of met elkaar niet uitkomen, wordt de Kamer ontbonden en schrijft de regering nieuwe verkiezingen uit. Ook die optie heb ik nooit begrepen. Inhoudelijke problemen komen vaker voor in de politiek. Sterker, meningsverschillen zijn het primaat van de democratie. Immers, als we in dit land niet zo vaak van mening zouden verschillen over welke oplossing de beste is, hadden we zoiets als democratie helemaal niet nodig.
Gemeenteraden kennen een tussentijdse gang naar de stembus niet. Ze zijn met hun mandaat gedwongen om er voor vier jaar samen uit te komen. Logisch. Het is juist de opdracht van politici om die meningsverschillen, hoe principieel ze ook mogen zijn, te overbruggen en met consensus, concessie of als het écht niet anders kan met compromissen werkbaar te maken. Zelfs doorgaan met conflict is een optie; immers niet elk voorstel hoeft met unanieme stemmen door het parlement te gaan; dat er op z’n minst één iemand tegenstemt is een meer dan reële optie.
Waarom zouden er dan ineens problemen zijn die als onoverbrugbaar beschouwd moeten worden? Teruggaan naar de kiezer is niets anders dan de parlementaire democratie opgeven. En zeggen dat je als parlement hebt gefaald en niet geschikt bent voor het werk als parlementariër. De optie dat nieuwe verkiezen alleen mogelijk mogen zijn wanneer geen van de zittende Kamerleden na een nieuwe kiezersuitspraak terug mag komen, is zo gek nog niet.
Daarnaast heeft een nieuwe kiezersuitspraak zelden tot nieuwe politieke stabiliteit geleid. Laten we het beëindigen van Paars II – waar de regering verantwoordelijkheid nam voor het falen in Srebrenica – even voor wat het is, staat het vallen van het Kabinet Balkenende I bij.
Met de volstrekt disfunctionerende LPF-fractie viel inderdaad niet te regeren, maar laten we nou niet doen alsof er na die verkiezingen een politiek stabiele periode is ontstaan. Na het falen van Balkende I in 2003 duurde het ruim tien jaar voordat er weer een kabinet de hele rit uit zat. Sterker, ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat men in het tweede kabinet Balkenende het liefst twee jaar later óók al de stekker er uit had getrokken maar terecht bang was voor extra politieke instabiliteit. Pas toen het tweede kabinet Rutte na een paar keer een meerderheid te hebben verloren over zijn schaduw heen stapte en een níet de stembusgang maakte, trad de relatieve politieke stabiliteit van nu weer toe.
Had de politiek niet beter afgeweest als CDA en VVD na het opzeggen van de samenwerking met LPF ook toen met een herformatie hadden moeten beginnen? Wellicht had het een stabieler want immers voorzichtiger kabinet opgeleverd dan alleen met D66 na de verkiezingen van 2003. Sterker, ik meen dat bij de gevallen kabinetten van de periode 2003 tot 2012 elke combinatie van vóór nieuwe verkiezingen interessanter was geweest dan die van erna.
Juist de dwang om er met elkaar uit te komen, hoort bij de parlementaire democratie. Het als is een stok achter de deur een zekering voor goed democratisch overleg. Een Kamer, of gemeenteraad, die vaker de kiezer kan vragen zijn uitspraak te herzien, vraagt ook nooit het vertrouwen dat ze deze kiezer goed kunnen vertegenwoordigen.
En wat de gemeenteraad van Bergransel betreft: ik vraag me af of de raad ook daar met nieuwe verkiezingen is geholpen. Niet alleen omdat deze pas ver na de deadline voor de nieuwe begroting kunnen worden georganiseerd — en de gemeente tot die tijd op slot zit. Ook niet omdat nieuwe verkiezingen waarschijnlijk niet zoveel aan de raadssamenstelling zal veranderen; mensen vinden immers wat ze vinden.
Maar ook niet omdat nieuwe verkiezingen niet slechts alleen maar over deze begrotingsperikelen gaan. Ze gaan ook over zaken die niet tot het begrotingsconflict behoren. Speeltuinen of verkeerscirculaties. Tegenprestaties voor uitkeringsgerechtigden of het imago van de lokale overheid. En over de poppetjes, want verkiezingen gaan nog steeds over mensen.
Als de raad van Bergransel écht de burger wil betrekken bij dit dilemma, zou een referendum beter passen. Gemeentelijk heeft men die optie. En misschien moet men in Den Haag ook eerst maar eens voor de landelijke politiek die omissie aanpakken, in plaats het de lokale democratie weer eens een stukje moeilijker te maken.
Dit artikel verscheen op 6 november 2019 in Binnenlands Bestuur.