Een besluit geheimhouden mag. Maar alleen als daar een wettelijke grond voor is. Dat lijkt een open deur, maar in de praktijk gaat het geregeld mis. De gemeenteraad van Bloemendaal vergaderde in beslotenheid over een afkoopsom van 7,5 ton aan twee landeigenaren – en hield ook de stemming geheim. Niet omdat het juridisch moest, maar omdat het politiek gevoelig lag. Dat is niet hoe geheimhouding hoort te werken.
‘Geheimhouding bestaat voor tijdelijke en afgebakende situaties,’ legt hoogleraar lokaal bestuur Klaartje Peters uit. ‘Bijvoorbeeld omdat je tijdens een aanbesteding niet wilt prijsgeven wat je maximaal wilt uitgeven. Maar daarna moet het openbaar kunnen.’ Gezichtsverlies of politieke schaamte zijn nadrukkelijk géén geldige redenen. Toch lijken die in deze casus wel te hebben meegespeeld.
John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, plaatst kanttekeningen bij de gang van zaken. ‘Je mag niet over de jaarrekening vergaderen in beslotenheid. Ik vraag me af of de geheimhouding op die stukken wel klopt.’ Ook het ontbreken van een duidelijke motivering voor de besloten vergadering is volgens hem problematisch. ‘Dat kan wel, maar is niet netjes.’
De gemeentewet biedt ruimte voor beslotenheid, maar die is beperkt en toetsbaar. Het is aan de gemeenteraad om geheimhouding formeel vast te stellen – en daarbij moet de raad wéten op welke grond dat gebeurt. ‘Als het college geheimhouding vraagt “omdat het gevoelig ligt”, dan moet de raad zeggen: dat is geen geldige reden’, aldus Bijl. ‘Als raadsleden daar niet naar vragen, zijn het domme sukkels.’
De Bloemendaalse casus leert dat geheimhouding juridisch én politiek zorgvuldigheid vraagt. Democratisch bestuur kan best omgaan met een pijnlijke stemming of gevoelige deal. Maar dan moet de raad wél weten wat ze geheimhoudt – en waarom. Want in een volwassen democratie is transparantie de norm, niet de uitzondering.
Het leek een formaliteit: een motie van wantrouwen, een schorsing, beraad in de fractiekamers — en daarna een stemming. Maar wie woensdagavond de gemeenteraad van Raalte volgde via de livestream, zag ineens niets meer. Tijdens het spannendste deel van de vergadering, na de hervatting, bleef het scherm zwart. De raad stemde tóch. Maar volgens de wet telde dat niet.
‘De Gemeentewet is heel eenvoudig’, zegt John Bijl van het Periklesinstituut. ‘Op het moment dat je in een digitale vergadering zit, moet die openbaar te volgen zijn. Als dat niet zo is, dan is het eigenlijk gewoon geen vergadering.’ Bijl schreef mee aan de spoedwet die digitaal vergaderen tijdens de coronapandemie mogelijk maakte. De wet is glashelder: zonder zichtbaarheid, geen geldigheid.
Toch ging de raad door. ‘Wij dachten eigenlijk: we nemen het op, dat is wel rechtsgeldig’, aldus burgemeester Martijn Dadema. ‘We kwamen er al heel snel achter dat dat niet het geval was.’ De conclusie was onvermijdelijk: de stemming moest over.
Bijl is stellig: ‘Het telt niet mee wat er is besproken toen de stream het niet deed. Je mag het niet als een formele vergadering zien. Dus ook geen formele stemming. De oplossing is eenvoudig: het moet over.’
En dus kwam de raad de volgende avond opnieuw bijeen, ditmaal met een werkende livestream. Het enige agendapunt: de herhaling van de stemming. Voor raadslid Egbert den Daas voelde het als een toneelstukje. ‘Dat is jammer. Hoewel ik mijn spreektekst nog wat aangescherpt heb.’
Toch is het geen overbodige herhalingsoefening. Integendeel. De democratische legitimiteit van besluitvorming rust niet alleen op de inhoud, maar óók op de vorm. En in tijden van digitaal vergaderen is techniek geen bijzaak, maar randvoorwaarde voor rechtsgeldigheid.
In het radioprogramma Dit is de Dag stelt De Mos dat de uitsluiting van zijn partij Hart voor Den Haag onterecht was. ‘Wij hebben negen zetels, we zijn de grootste partij. Dan hoor je te besturen.’ Daarbij pleit hij voor het openbreken van het coalitieakkoord. Toch klinkt in zijn betoog vooral één ambitie door: zijn eigen terugkeer als wethouder. Dat maakt zijn pleidooi voor democratisch herstel lastig te scheiden van persoonlijk eerherstel.
Bestuurskundige John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is kritisch: ‘De Mos zit al in het stadsbestuur – als raadslid. Dat is het hoogste orgaan van de gemeente. De suggestie dat je pas meetelt als wethouder, ondermijnt de positie van de raad zelf.’ Bovendien wijst Bijl erop dat de gemeentewet nergens voorschrijft dat een verkiezingsuitslag automatisch moet leiden tot coalitiedeelname: ‘Het is de raad die bepaalt wie er plaatsneemt in het college. Daar hoort ook politieke duiding bij.’
De rechtszaak tegen Richard de Mos ging over meer dan alleen strafbare feiten. De uitspraak laat zien hoe dun de scheidslijn is tussen politieke lobby en omkoping — en hoe weinig houvast er bestaat als het gaat om regels voor lokale partijen. Zowel De Mos als Bijl benadrukken dat regels over partijfinanciering ontbreken. Lokale partijen vallen buiten het subsidiekader dat voor landelijke partijen wél geldt. ‘Een groot onontgonnen gebied’, aldus Bijl. ‘En het is absurd, als je ziet hoe groot lokale partijen inmiddels zijn.’
De rechter erkent dat ook. In de uitspraak wordt benoemd dat het ontbreken van duidelijke regels een rol speelt in de interpretatie van donaties en belangenverstrengeling. Maar of dat genoeg is voor een politieke comeback van De Mos als wethouder, staat daar los van, aldus Bijl.
Ook onderzoeker Floris Vermeulen (UvA) wijst op de demografische samenstelling van de stad. In gebieden met veel mensen met een migratieachtergrond of een lage sociaaleconomische positie, ligt de opkomst al jarenlang structureel lager. ‘Zij herkennen zichzelf niet in het politieke systeem. De Tweede Kamer is steeds vaker een plek voor hoger opgeleiden’, stelt Vermeulen. ‘Een democratie functioneert alleen als iedereen wordt gehoord en gezien. Als dat niet gebeurt, loop je het risico dat mensen vergeten worden.’
Lage opkomst is geen Rotterdams probleem, maar een democratisch alarmsignaal. Waar mensen zich niet vertegenwoordigd voelen, haken ze af. Het vraagt om politieke verbeeldingskracht én zichtbaarheid: niet alleen in verkiezingstijd, maar juist in de jaren ertussen.
Volgens Bijl waren de dominante thema’s in deze verkiezingen – leiderschap, coronabeleid – mogelijk minder aansprekend in Rotterdam. ‘Als de oorzaak corona is, dan zou je dat overal moeten zien. Maar het verzet tegen de coronamaatregelen kwam vooral uit Amsterdam en Den Haag. Misschien speelde dat hier minder.’
Het abonnement werkt als een strippenkaart, die je in staat stelt om een adviesvraag aan het Periklesinstituut voor te leggen, of een consult te voeren. John Bijl, of een van de andere specialisten van het Periklesinstituut — afhankelijk van het onderwerp van je vraag — kunnen je op deze wijze snel van advies voorzien zonder dat daar een nieuw traject voor op moet starten.
De strippenkaart kent twee varianten, vijf strippen en tien strippen. Voor beiden geldt dat elke strip je recht geeft op een advies van of een consult met een specialist van het Periklesinstituut, van ongeveer 30 à 45 minuten. Van elk advies krijg je de uitwerking per e-mail toegestuurd, eventueel met aanvullende informatie of leestips.
Voor beide varianten geldt een tarief van € 120 per strip (ex BTW). Beide strippenkaarten zijn onbeperkt geldig. Bij het afnemen van de tien-strippenkaart krijg je als gemeente of provincie bovendien 10% op ons reguliere trainingsaanbod, totdat de strippenkaart vol is. Deze korting geldt alléén voor trainingen en bijeenkomsten waarop onze standaardtarieven van toepassing zijn, speciale campagnes zoals bijvoorbeeld onze inwerkprogramma’s vallen hier niet onder.
Indien er uit het advies of consult aanvullende werkzaamheden voortvloeien, worden daar separaat afspraken over gemaakt, uiteraard afhankelijk van de aard van deze werkzaamheden.
Een appje dat niet naar een journalist gaat, maar op Twitter belandt: dat overkwam Jan Boelhouwer, waarnemend burgemeester van Waalre. Zijn bericht over mogelijke ministersposten voor Kaag en Hoekstra had nooit het publieke domein mogen bereiken, vinden veel raadsleden. ‘Dom’ is het oordeel dat breed wordt gedeeld, maar over de ernst van de zaak lopen de meningen uiteen.
Boelhouwer verdedigt zich door te zeggen dat hij geen vertrouwelijke informatie doorgaf. Maar dat is volgens John Bijl niet de kern van de zaak. ‘We kennen zijn bron niet, misschien deed hij niet meer dan het verspreiden van een roddel. Maar waar het om gaat, is de vraag of wat hij deed fatsoenlijk is. En waarom hij zijn mond niet hield.’
Dat oordeel wordt zwaarder omdat Boelhouwer eerder zélf fel uithaalde tegen lekgedrag. In 2020 noemde hij een lek uit de vertrouwenscommissie ‘een ernstige vorm van psychopathie’. ‘Zulke zware woorden, terwijl hij zelf psycholoog is. Toen had de raad hem al naar huis moeten sturen. En nu lekt hij zelf. Wat zegt dat over hem?’, vraagt Bijl zich hardop af. ‘Als ik raadslid was, zou ik hem vragen de eer aan zichzelf te houden.’
Niet alle raadsleden willen zover gaan. Volgens sommigen heeft het incident ‘niets met Waalre te maken’ en is het vooral ‘dom en onverstandig’. Toch klinkt ook bij hen bezorgdheid over het beeld dat dit oproept, juist omdat Boelhouwer is aangesteld om rust te brengen na eerdere bestuursproblemen.
Raadsleden Waalre noemen actie Boelhouwer dom (Eindhovens Dagblad, 3 januari 2022)
‘Boelhouwer veroorzaakt zelf trammelant’ (Binnenlands Bestuur, 7 januari 2022)
De vergelijking van Bijl maakt duidelijk dat de verschillen tussen de twee partijen inhoudelijk groter zijn dan vaak wordt aangenomen. ‘Denk is conservatief, hiërarchisch en traditioneel. Nida daarentegen is progressief, ecologisch en nadrukkelijk inclusief. Daar zie je ook veel meer vrouwen.’ De wens om ‘de islam normaler te maken’ vertaalt zich bij Nida in subtiele symboliek en spirituele diepgang. Niet schreeuwerig, maar maatschappelijk betrokken en geworteld in de stad.
De opkomst van Nida toont dat politieke representatie meer is dan doelgroepdenken. Het gaat ook over toon, inspiratie en organisatiecultuur. Waar Denk de confrontatie kiest, zoekt Nida de verbinding – en juist dat maakt de vergelijking relevant. Niet als strijd tussen partijen, maar als spiegel voor het bredere politieke spectrum: er is meer dan secularisme of identiteitspolitiek. Ook spiritualiteit kan een politieke taal zijn.
Waar Denk begon in de Tweede Kamer en zich pas later lokaal organiseerde, heeft Nida het tegenovergestelde pad gevolgd: langzaam opgebouwd vanuit Rotterdam, met inmiddels ook zetels in Den Haag en Almere. De partij richt zich op thema’s als duurzaamheid, sociale rechtvaardigheid en religieuze diversiteit, en zoekt haar inspiratie in universele islamitische waarden. Van schuldenkwijtschelding tot gebedsruimte, van klimaat tot rustmoment.
‘Beste Nederlanders’ lachte Mark Rutte ons gister toe. Met een openbare brief (lees: advertentie) in de grote dagbladen vertelde Rutte dat ons land er toch wel lekker bij ligt. Met een waarschuwing voor zijn kwetsbaarheid. ‘Nederland is een vaasje dat we met 17 miljoen Nederlanders vasthouden,’ stond er. De vraag is van welke Mark Rutte deze brief eigenlijk afkomstig is. We hebben er immers twee. De goedlachse premier die een fragiele coalitie door maatschappelijk onstuimig vaarwater loodst én de goedlachse liberaal die leiding geeft aan de vroem-vroem-partij.
Het ligt niet aan u dat u de twee niet uit elkaar kan houden; blijkbaar lukt het Mark Rutte zelf ook niet goed. Toch zijn er verschillen. De eerste Mark Rutte, de premier van alle Nederlanders, zou ons met de brief wellicht gerust willen stellen dat het land echt niet zo in brand staat als sommige gele hesjes ons doen willen geloven. Zijn oproep leest dan als een goed bedoelde – en niet onterechte – oproep de eendracht in het land te bewaken. De boel bij elkaar te houden. In dat licht kent de brief een vreemd overkomende dis aan zijn collega’s aan het Binnenhof. Politici ‘die bij de microfoon dingen kunnen roepen omdat ze weten dat er toch nooit een meerderheid voor zal zijn’. Ik zou het mij niet door de premier laten zeggen.
Misschien is de brief dan toch van de andere Mark? Die is geschreven door de Mark met de overtuiging dat alleen hij – en dus de VVD – vindt dat die rust alleen bewaard kan worden wanneer u bij de volgende verkiezingen ook op de VVD stemt. Een ordinair verkoopverhaal dus; niet anders dan de claim van een zeepfabrikant dat zijn product écht het schoonst wast. Alleen Rutte kan het land redden want, zo schrijft hij, ‘ik voel de verantwoordelijkheid het vaasje vast te houden’.
Het is vast niet voor niets dat de brief in het midden laat door welke Mark ze is geschreven. De VVD betaalde voor de plaatsing en het komt de liberalen maar wat goed uit dat de premier hun boodschap verkondigt. Een betrouwbaarder bron dan de regeringsleider kan er toch niet zijn. Daarnaast kan het geen kwaad de kiezers er even aan te herinneren dat Mark Rutte ‘van de VVD’ is; de zogeheten ‘premierbonus’ levert al jaren extra zetels op.
Maar netjes is het niet. De ingezonden brief is niets anders dan paid content. Het is vergelijkbaar met een opiniestuk dat u wijs maakt dat Shell groene vingers heeft of medisch onderzoek dat één geneesmiddel aanprijst. Rutte treedt erin niet op als premier, maar als bekende Nederlander die ons heimelijk de VVD aanprijst. En net zo goed als dat u zich ongemakkelijk voelde toen Yvon Jaspers veevoer aanprees, moet u datzelfde gevoel ook bij deze brief hebben.
In de VS was Rutte niet met de brief weggekomen. De Amerikaanse politiek kent strikte regels voor het plaatsen van politieke advertenties: er moet met tenminste een 12-punts lettergrootte duidelijk bij staan wie de bron is van de publicatie. Niet voor niets; of het nu om opinies van bestuurders, gepubliceerd onderzoek of ordinaire zwartmaakcampagnes gaat, de kiezer heeft het recht te weten wie er voor heeft gezorgd dat de boodschap ons werd gebracht.
Nederland kent deze strikte regulering niet; eigenlijk zijn alleen in gemeentelijke verordeningen (de zogeheten APV’s) regels opgenomen over waar je een poster mag plakken en hoe hard de installatie van de geluidswagen mag zijn.
Rutte’s ongemakkelijke twee-petten-brief maakt duidelijk dat het tijd wordt de Nederlandse campagneregels ook aan te scherpen. En moeten Nederlandse politieke verenigingen ook worden verplicht transparant te zijn over welke betaalde kopij ze levert, welke artikelen ze promoten op Facebook en welke onderzoek ze financieren. Deze ‘reclame-code’ voor politieke partijen laat de kiezer in ieder geval de afzender en financier zien, zodat hij hopelijk ook een goed beeld krijgt van zijn intenties. Campagnevoeren is niet alleen prima, het hoort bij onze democratie. Maar voer het wel graag met open vizier.
Deze brief verscheen op 19 december 2018 in NRC Next,
In Bloemendaal wil het college strengere eisen stellen aan informatieverzoeken van raadsleden. Wie onvoldoende motiveert, in een rechtszaak verwikkeld is, of de schijn van belang heeft, zou kunnen worden afgescheept. Op het oog een voorstel voor zorgvuldigheid – maar in werkelijkheid raakt het de kern van het duale bestel. Want het recht op informatie is geen gunst van het college, maar een fundamenteel instrument van de raad.
Het college baseert zich op artikel 169, lid 3 van de Gemeentewet: inlichtingen kunnen worden geweigerd ‘indien het verstrekken in strijd is met het openbaar belang’. Maar dat criterium is bedoeld voor uitzonderingen – niet als standaardfilter. ‘In feite wil het college niet telkens de vragen van díé fractie moeten beantwoorden’, stelt John Bijl, directeur van het Periklesinstituut. ‘Maar om dat niet openlijk te doen, komen ze nu met een algemeen voorstel.’ Daarmee dreigt willekeur en raakt de hele raad in haar controlerende taak belemmerd.
Bijl herkent de bestuurlijke context: ‘Bloemendaal is een goed voorbeeld van een gemeente met een lastige bestuurscultuur. Er is al jaren een conflict met Rob Slewe, nu raadslid, en tegen fractievoorzitter Marielys Roos loopt een strafzaak.’ Toch ontslaat dat het college niet van zijn democratische plichten. ‘Dat Slewe informatie opvraagt over een dossier waarin hij privé verwikkeld is, is superonhandig. Maar de reactie van het college is net zo buiten proportie.’
De casus toont vooral hoe kwetsbaar het evenwicht is tussen recht en redelijkheid. Raadsleden hebben een informatieplicht én een morele verantwoordelijkheid. Maar colleges moeten verdragen dat raadsleden lastig kunnen zijn – juist dat is wat democratie van bestuurders vraagt.
John Bijl, directeur en oprichter van het Periklesinstituut sprak over politieke vaardigheden. Hij vindt dat Amsterdamse politici één belangrijke vaardigheid te weinig gebruiken: naar elkaar luisteren. Bart Cosijn, tevens oprichter van de Amsterdamse Burgertop pleit voor de ‘democratische ervaring’, het leren betrekken van burgers bij besluiten.
De hele Avond van de Democratie is hier via het Raadsinformatiesysteem van de Amsterdamse gemeenteraad terug te bekijken. Een schriftelijk verslag staat hier.