De gemeente vroeg twee externe adviesbureaus om de complexe kwestie rond de centrale onder de loep te nemen. Eén van die bureaus wordt geleid door een voormalig wethouder van Steenwijk en een ex-jurist van de gemeente, die in 2018 nog betrokken waren bij hetzelfde dossier. Voor omwonenden is dat onverteerbaar. Zij vermoeden belangenverstrengeling en dreigen de gemeente inmiddels met een dwangsom wegens uitblijvende informatie.
Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut en deskundige op het gebied van overheidsintegriteit, is het gevoel van ongemak terecht: ‘Als je de kans loopt in het dossier dat je gaat onderzoeken je eigen opmerkingen of handtekening tegen te komen, dan kun je dat onderzoek echt niet zelf gaan doen. Puur om alle schijn van belangenverstrengeling te vermijden.’
Het gemeentebestuur wijst de kritiek van de hand. Volgens het college is zorgvuldig gehandeld en is het bureau gekozen op basis van ervaring. Maar in de gemeenteraad is dat niet voor iedereen voldoende. Een interpellatiedebat over de kwestie lijkt aanstaande. Zoals een raadslid het samenvat: ‘Dit zaakje stinkt — en dat is niet alleen vanwege de centrale.’
‘Deze vergadering draait om de besteding van 400 miljard euro aan belastinggeld. En toch besteden we een half uur van de zendtijd aan trolgedrag. Dat zegt alles over de geloofwaardigheid van het parlement op dit moment’, aldus Bijl in het BNR-programma Breekt.
Hij wijst erop dat de essentie van het parlementaire debat niet het uitvergroten van meningsverschillen is, maar het zichtbaar maken van politieke afwegingen. ‘Als we in de Kamer samenzweringstheorieën en persoonlijke beledigingen normaal gaan vinden, raken we het fundament van onze democratische rechtsstaat kwijt. Democratie betekent dat we in gesprek blijven over wezenlijke verschillen van inzicht – en dat gesprek verdraagt geen laster of intimidatie.’
Volgens Bijl is het parlement geen bokswedstrijd en moeten Kamerleden beseffen wat er op het spel staat. ‘Als mensen elkaar de maat nemen alsof het een wedstrijd is, vergeten ze dat het om onze publieke middelen en onze toekomst gaat.’
Het debat over omgangsvormen is inmiddels opnieuw op de agenda gezet, met een aangekondigd overleg over het Reglement van Orde. Maar of nieuwe regels genoeg zijn om het tij te keren, is de vraag. ‘We kunnen dit wel blijven benoemen als “de toon van het debat”, maar uiteindelijk gaat het over politieke verantwoordelijkheid. Wie de democratie vertegenwoordigt, moet haar ook beschermen.’
‘Dan hoor je gewoon je mond te houden’, reageert John Bijl, directeur van het Periklesinstituut. ‘Als je als minister het regeringsbeleid niet kunt verdedigen, dan moet je opstappen. Punt.’ Bijl wijst op de staatsrechtelijke verwarring die ontstaat wanneer bewindspersonen campagnevoeren tegen hun eigen afspraken. ‘Dat is niet alleen verwarrend voor de kiezer, maar ook voor het parlement. Want wie spreek je dan nog aan op dat beleid?’
Bijl wijst erop dat Mona Keijzer ontslagen werd toen ze zich uitsprak tegen het coronabeleid van dit kabinet. ‘Hoestra had net zo goed ontslagen moeten worden,’ zegt Bijl. ‘Want je kunt niet én aan het stuur zitten én tegelijkertijd zeggen dat je het roer niet vertrouwt.’
Volgens Bijl is het geen incident, maar een terugkerend patroon: politici die zich bedienen van retoriek om het eigen gezicht te redden, ten koste van het gezag van de instituties. ‘Je hoeft het beleid niet perfect te vinden, maar wie lid is van het kabinet, moet het wel gezamenlijk verdedigen. Anders ondermijn je het hele idee van collectieve verantwoordelijkheid.’
Toch wil Bijl optimistisch blijven: ‘We moeten niet doen alsof het politieke systeem zelf failliet is. Maar het vraagt wél om politici die hun rol serieus nemen – en bereid zijn om het vertrouwen dat zij vragen, ook waar te maken.’
De politieke chaos in Den Haag raakt niet alleen de onderlinge verhoudingen binnen het kabinet, maar ook die met de decentrale overheden. ‘Gemeenten vragen om een duurzame oplossing voor asielzoekerscentra. Die komt er maar niet’, aldus John Bijl. Ook provincies voelen zich onvoldoende serieus genomen in hun inzet voor stikstofbeleid. Volgens Bijl is het vertrouwen in het kabinet daarmee ernstig beschadigd: ‘Dat vertrouwen groeit ook niet zomaar terug. Kom eerst maar eens met fatsoenlijke regels, fatsoenlijke financiering en fatsoenlijke mogelijkheden. Dan praten we daarna wel verder over vertrouwen.’
Geen ambtsketen, wel een witte jas uit het verleden. In Appingedam werd het echtpaar Bronts op hun 65-jarig huwelijk niet gefeliciteerd door de burgemeester, maar door raadslid John Veldt. Niet omdat de burgemeester verhinderd was, maar op speciaal verzoek van het paar zelf. Meneer Bronts was jarenlang patiënt bij Veldt, die vóór zijn raadswerk als uroloog werkte in het Delfzicht ziekenhuis. ‘Een betere dokter is d’r niet’, zegt hij met een grijns. ‘Al deed hij me soms wel pijn.’
De gemeente Eemsdelta had er geen moeite mee om Veldt als raadslid de officiële felicitaties te laten overbrengen. En dat is volgens John Bijl volkomen terecht: ‘Normaal gesproken worden de felicitaties overgedragen door de burgemeester,’ vertelt Bijl. Maar de Gemeentewet is er niet duidelijk over in welke hoedanigheid de burgemeester dat doet. Dat kan dus als voorzitter van de gemeenteraad zijn. Bij diens afwezigheid neemt een raadslid dat waar. ‘Ik vind het mooi dat hij zich laat vervangen door een raadslid.’
Sinds zijn pensionering zit Veldt in de gemeenteraad voor Lokaal Belang Eemsdelta. Dat hij nu ook als vervangend felicitatiespreker optreedt, vindt hij vooral eervol: ‘Ik zie dat als een soort waardering. Je bouwt een band op, dan is dit een bijzonder moment.’
Nel en Ronald Sørensen waren bij de gemeenteraadsverkiezingen van 16 maart gekozen voor de wijkraad van Oosterflank, maar tijdens de officiële installatie bleek hun VOG nog niet beschikbaar. Daarmee stonden ze buitenspel — voor nu. Ze zijn niet de enigen: twintig van de 291 nieuwgekozen wijkraadsleden moesten de beëdiging uitstellen om dezelfde reden.
Voor Ronald Sørensen is het niet slechts een administratieve hobbel, maar een principiële kwestie. ‘Daarmee ontneem je mensen het passief kiesrecht’, vindt de medeoprichter van Leefbaar Rotterdam. Ook voormalig raadslid Dries Mosch sluit zich daarbij aan: ‘Moet je je voorstellen dat je slachtoffer bent van de toeslagenaffaire, nog niet schoon bent verklaard en daarom geen VOG krijgt. Ik vind het een bezopen regel.’
De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om deze regels vast te stellen, maar zou er goed aan doen die nog eens kritisch tegen het licht te houden. Want als integriteit een randvoorwaarde is voor lokaal gezag, dan moet het gesprek daarover gaan — niet alleen over het verleden van mensen, maar juist over hoe zij met macht omgaan. Het is precies daar waar volksvertegenwoordiging meer vraagt dan bureaucratische checks. De vraag is dus niet wie een VOG heeft, maar wie het vertrouwen van de wijk verdient.
Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, ligt de oorzaak in de verschillende wettelijke kaders. ‘Een gemeenteraadslid valt onder de Kieswet, een wijkraadslid is formeel een verlengstuk van de gemeente. En die heeft bepaald dat er een VOG nodig is.’ Maar dat maakt het besluit niet logisch, aldus Bijl: ‘Ik snap heel goed dat mensen denken dat hier met twee maten wordt gemeten. Een VOG zegt iets over iemands verleden, maar niets over een moreel kompas.’
De zaak is inmiddels aangemeld bij de Rotterdamse Ombudsman. Niet omdat er vermoedens zijn van wangedrag, maar juist om het principe. Bijl: ‘Ik ben een groot voorstander van het voeren van gesprekken over integriteit, maar een VOG is daarvoor een ongeschikt instrument.’
Een andere bestuurscultuur: vrijwel elke fractie in De Bilt is vóór. Maar hoe doe je dat in een gemeente waar de afgelopen jaren gekenmerkt werden door gekrakeel, wantrouwen en politieke incidenten? De formateur werkt aan een minderheidscoalitie, terwijl een procesbegeleider met de raad toewerkt naar een breed gedragen raadsakkoord.
Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, zijn de intenties goed — maar waarschuwt hij voor al te grote verwachtingen. ‘Dat duurt gemiddeld twee tot drie raadsperiodes. Acht tot twaalf jaar. Dat vergt behalve geduld ook discipline, goede afspraken maken en regelmatig met elkaar evalueren.’
De term ‘raadsakkoord’ vindt hij bovendien ongelukkig gekozen. ‘In een akkoord zit opgesloten dat je het allemaal eens bent met elkaar. Dat kan niet in de politiek.’ Hij pleit daarom voor een raadswerkprogramma waarin niet de inhoud, maar de omgangsvormen worden vastgelegd. ‘Verschillen mogen er zijn en een stevig debat ook, maar spreek maar af hoe je die toonaangevende debatten gaat voeren.’
De gemeenteraad zelf is daarbij aan zet. ‘Iedereen die er al zat, was onderdeel van die oude cultuur. De raad is het hoogste orgaan van de gemeente en heeft de sleutel om de cultuur daadwerkelijk te veranderen.’
De roep om meer directe democratie klinkt steeds luider. Het correctief referendum, waarin kiezers achteraf wetsvoorstellen kunnen tegenhouden, wordt daarbij vaak gezien als ultieme uitdrukking van volksmacht. Maar volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is dat een te eenvoudige voorstelling van zaken. ‘Wie politieke macht terug wil geven aan de mensen, moet ook erkennen dat democratie méér is dan een optelsom van meningen.’
In het debat met SP’er Renske Leijten op BNR ontstond een pittige woordenwisseling. Waar Leijten het referendum ziet als een noodzakelijke correctie op politieke besluitvorming ‘die steeds verder van de burger is komen te staan’, waarschuwde Bijl juist voor de illusie van controle: ‘Het referendum versterkt eerder het wantrouwen dan de democratie. Het maakt van politiek een soort bestelmenu, waarin je achteraf dingen kunt terugsturen.’
Volgens Bijl ligt de echte uitdaging in het versterken van representatie. ‘Het werk van een volksvertegenwoordiger is niet alleen maar uitvoeren wat de meerderheid wil. Het is ook: minderheden beschermen, afwegingen maken, verantwoordelijkheid nemen. Juist dát maakt politiek gezagwaardig.’ Democratie vraagt om meer dialoog en debat, niet minder.
Toch toonde hij zich niet principieel tegenstander van referenda. ‘Ze kunnen een rol spelen, zeker bij fundamentele keuzes. Maar maak van het referendum geen symbool voor iets wat je eigenlijk via betere politiek moet oplossen.’
Steeds meer gemeenten kiezen bij de vorming van een nieuw college voor een externe informateur. Niet alleen om het formatieproces in goede banen te leiden, maar ook om vertrouwen te herstellen na een felle campagne of bestuurlijke spanningen. Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is dat een teken van politieke volwassenheid: ‘Met dank aan de kiezer is het formatieproces fundamenteel veranderd. Het woord macht bestaat niet meer.’
Een informateur doet meer dan inventariseren. ‘Je moet snappen hoe gemeentepolitiek werkt. En soms moet je gesprekken forceren om verder te komen’, aldus Bijl, die zelf als informateur optreedt in Zaanstad. Hij ziet hoe een goede gespreksleider de onderstroom zichtbaar kan maken: ‘De belangrijkste vraag is of er genoeg vertrouwen is en wat men elkaar gunt.’
Opvallend is dat gemeenten daarbij lang niet altijd kiezen voor een partijgenoot of zittend raadslid. Ook oud-burgemeesters, coaches of professionals van buiten de politiek worden ingezet. Toch blijven de meeste informateurs witte mannen met een politiek verleden. Lokale partijen, die juist flink wonnen bij de verkiezingen, zoeken naarstig naar alternatieven. ‘We hebben nog geen pool van informateurs’, zegt Winnie Prins van het Kennispunt Lokale Politieke Partijen, ‘maar misschien over vier jaar wel.’
Een zorgvuldige informatieronde is daarmee niet alleen een middel om tot een werkbare coalitie te komen, maar ook een moment om als raad te reflecteren op onderlinge verhoudingen. Of de informateur nu van buiten komt of uit eigen kring, uiteindelijk gaat het erom dat het gesprek open en eerlijk wordt gevoerd – met oog voor verschillen én gedeelde verantwoordelijkheid. Juist daarin ligt de sleutel voor een goed begin van de nieuwe raadsperiode.
Zetel gehaald, maar bedankt voor de eer. In gemeenten als Zundert, Breda en Halderberge bleken meerdere versgekozen raadsleden na de verkiezingen geen plannen te hebben om hun plek in de raad daadwerkelijk in te nemen. Voor de stemmers een bittere pil: de naam waar zij hun vertrouwen aan gaven, verdwijnt zonder pardon van het politieke toneel.
‘Je stemt op iemand en vervolgens zie je hem of haar niet meer terug in de raad. Dat is toch teleurstellend?’, zegt John Bijl. Als directeur van het Periklesinstituut, dat gemeenteraden en burgemeesters begeleidt, noemt hij het onomwonden: ‘Het is een zware term. Maar ja, het is kiezersbedrog.’
In Zundert trokken drie kandidaten zich terug, waaronder iemand die dankzij voorkeurstemmen verkozen werd. In Halderberge besloot een kandidaat al een dag na de uitslag haar zetel niet te accepteren. En ook in Breda was het raak. Oud-politicus Klaas Dijkhoff, die als lijstduwer stemmen trok, nam zijn plek niet in.
Bestuurskundige Julien van Ostaaijen plaatst de nuance: ‘Het gebeurt omdat partijen hun lijsten aantrekkelijk willen maken. Soms weet een kiezer dat een kandidaat geen zetel ambieert.’ Toch erkent ook hij dat de praktijk het vertrouwen schaadt. ‘Kandidatenlijsten moeten bestaan uit mensen die daadwerkelijk bereid zijn verantwoordelijkheid te nemen.’
‘Als de helft van de lijst nepkandidaten zijn, die helemaal niet in de gemeenteraad willen, is dat ononverantwoord,’ zegt Bijl. Hij pleit ervoor dat partijen ‘kandidaten beter voorbereiden, veel selectiever zijn en liever kiezen voor een korter lijstje met mensen die graag de raad in willen’. Dat is volgens hem waar politieke geloofwaardigheid begint.
De gemeenteraad van Maastricht telt zestien partijen. In Almelo zijn het er inmiddels vijftien. En in heel Nederland stijgt het aantal fracties, eenpitters en nieuwe partijen gestaag. Dat leidt tot ingewikkelde formaties en langere vergaderingen. Maar is dat erg?
Volgens John Bijl van het Periklesinstituut hoeft dat helemaal geen probleem te zijn – zolang raden zelf het heft in handen nemen. ‘Je kunt als raad ouderwets wachten tot het college met plannen komt, maar bij grote thema’s als klimaat of wonen is het beter om vooraf duidelijke uitgangspunten vast te stellen.’ Hij vergelijkt de raad met een koper van een huis: ‘Dan geef je de architect – het college – liever van tevoren je wensen mee, in plaats van pas te klagen als het huis er al staat.’
Een manier om dat te doen is het werken met een raadsakkoord: een gezamenlijk gedragen agenda voor de komende bestuursperiode. Dat vraagt om breed overleg, maar levert uiteindelijk veel op. In steeds meer gemeenten wint deze werkwijze aan populariteit. Werkten er in 2014 nog 27 gemeenten met zo’n akkoord, inmiddels zijn dat er ruim 70.
Toch blijft het zoeken naar de juiste balans. Burgemeester Arjen Gerritsen van Almelo waarschuwt dat raadsakkoorden ook kunnen leiden tot vage compromissen als te veel partijen worden binnengehaald. Maar voor voormalig raadslid Joris Wijsmuller uit Den Haag bood de versplintering juist ruimte voor inhoudelijke vernieuwing. Bewoners kregen meer invloed en plannen ontstonden in samenspraak met de stad.
John Bijl ziet in de verscheidenheid vooral kansen. Liever een coalitie met zes partijen dan eentje met twee, zegt hij. Want dan is er tenminste geluisterd, gepraat en gewikt. En juist dat maakt de lokale democratie sterker.