Burgemeester gezocht (m/v/x) — maar niet zomaar iemand

Het aantal sollicitanten voor burgemeestersvacatures neemt iets af. Geen schokkende cijfers, maar wel een trend die opvalt. In de studio van BNR reageren Hilde Westera, voorzitter van het Genootschap van Burgemeesters, en John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, op de vraag: wie wil er eigenlijk nog burgemeester worden?

Volgens Westera is er ‘geen zorg, maar wel een aandachtspunt’. Er zijn immers nog steeds voldoende kandidaten om uit te kiezen. Toch noemt zij de krapte op de arbeidsmarkt, de toegenomen complexiteit van het ambt en het effect van zichtbaarheid en bedreigingen als factoren die meespelen. ‘We leven in een complexere wereld, en dat merk je lokaal het eerst’, aldus Westera. ‘Het vluchtelingenvraagstuk, veiligheid, georganiseerde criminaliteit — het komt allemaal samen op het bord van de burgemeester.’

John Bijl is het daarmee eens, maar plaatst het verschijnsel in context: ‘Achter het gemiddelde schuilt soms een pijnlijk verhaal. In gemeenten als Kapelle lukte het niet om voldoende geschikte kandidaten te vinden. Dan is het niet dat er te weinig belangstelling is in abstracto, maar dat de match op lokaal niveau lastig wordt.’

Geen uitvoerder, maar gezagsdrager

Tegelijkertijd leven er misvattingen over het burgemeesterschap. Bijl benadrukt: ‘Inhoudelijk heb je als burgemeester meestal niet zo veel te vertellen. Het college voert het dagelijks bestuur, de gemeenteraad is het hoogste orgaan. De burgemeester is geen bestuurder in klassieke zin, maar wel degene die gezag draagt, agendeert, verbindt en het gezicht van de gemeente is.’

Voor wie denkt dat het ambt een goede opstap is naar een Haagse carrière, heeft hij een waarschuwing: ‘Wie burgemeester wordt om dingen “voor elkaar te krijgen”, vergist zich. Zo werkt onze democratie niet. De raad bepaalt, de burgemeester is geen politiek actor in de zin van beleidsbepaler.’

Niet voor iedereen

Er spelen ook persoonlijke overwegingen. Burgemeesters zijn zichtbaar, herkenbaar, aanspreekbaar — ook in de supermarkt op zaterdagmiddag. ‘Dat is iets waar je het thuis wel over moet hebben’, zegt Bijl. ‘Je gezin kiest niet per se mee, maar leeft wel met de consequenties.’

Daarom bestaan er programma’s om een bredere groep aan te spreken. Zoals het oriëntatieprogramma voor zij-instromers, bedoeld om mensen met een migratieachtergrond, vrouwen en andere ondervertegenwoordigde groepen te interesseren. ‘We komen van ver’, zegt Westera. ‘Maar het percentage vrouwelijke burgemeesters is inmiddels gestegen naar ruim 30 procent. Dat gaat stapje voor stapje.’

Toch zijn er wel praktische obstakels. ‘Volgens de Arbeidstijdenwet mag je als 16-jarige niet meer dan 40 uur per week werken. En een burgemeester werkt vaak veel méér dan dat’, aldus Bijl. Ook mag een minderjarige niet zelfstandig wonen en niet ’s avonds of ’s nachts vergaderen zonder toezicht. Wie dat toezicht dan moet houden – de ouders of de Commissaris van de Koning – is juridisch onduidelijk.

Lars Westra laat zich daar niet door afschrikken. Hij wil vooral laten zien dat jongeren ook bestuurlijke verantwoordelijkheid kunnen dragen. ‘Kinderen denken in mogelijkheden. Volwassenen zeggen snel: “dat kan niet”. Maar ik wil juist zoeken naar wat wél kan.’ Zijn eerste bestuurlijke actie? ‘Samen met de wethouders en raadsleden het wad op. Teambuilding!’

Hoewel een benoeming op korte termijn niet realistisch is, spreekt Bijl zijn waardering uit voor het initiatief: ‘Lars laat zien wat politiek ook kan zijn: idealisme, betrokkenheid en verbeeldingskracht. En als hij achttien is, verdwijnen de juridische obstakels als sneeuw voor de zon.’

In Dronten wil de gemeente op meerdere locaties huisvesting realiseren voor in totaal ruim zevenhonderd arbeidsmigranten. Veel omwonenden werden pas laat geïnformeerd. Volgens de gemeente komt er nog een participatietraject, maar dat begint pas na de besluitvorming in de raad. Verwarrend? Dat is het voor veel inwoners wél.

Toch is de gang van zaken niet ongebruikelijk, zegt John Bijl van het Periklesinstituut. ‘Zulke plannen beginnen meestal met een voorstel van het college aan de raad’, legt hij uit. ‘Dat wordt eerst besproken in beeldvormende of commissievergaderingen. Daar stellen raadsleden vooral verkennende vragen. Daarna volgt het oordeel, en pas aan het eind het besluit.’

De meeste invloed zit aan het begin

Wie als inwoner echt invloed wil uitoefenen, doet er goed aan zich vroeg te melden. ‘Meestal ligt er dan al een conceptvoorstel’, zegt Bijl. ‘Maar dan is er nog ruimte om raadsleden mee te geven wat je belangrijk vindt. Die kunnen daar in de verdere behandeling rekening mee houden.’

Dat vraagt wel om timing én toegankelijkheid. In Dronten ontdekten buurtbewoners het bestaan van de plannen pas via een nieuwsbericht. ‘Ik ben automonteur, ik zit helemaal niet in de materie van de gemeente of politiek’, zegt inwoner Eric Velstra. ‘En het staat allemaal heel moeilijk beschreven.’ Griffier Erwin Geldorp herkent het probleem. ‘Het is best lastig om op het juiste moment te zien dat er een voorstel wordt aangeboden waar jij iets van vindt.’

Omgevingswet verandert het speelveld

Vanaf 1 januari 2024 verandert de wetgeving: de nieuwe Omgevingswet verplicht gemeenten om inwoners eerder te betrekken bij plannen voor de leefomgeving. Maar hoe dat precies gebeurt, verschilt per gemeente. ‘We zijn er al jaren mee bezig’, aldus Bijl. ‘De wet verplicht vroegtijdige participatie, maar het succes ervan hangt vooral af van hoe gemeenten dat in de praktijk invullen.’

In Dronten hoopt de griffie dat inwoners de weg naar de raad weten te vinden. ‘De raad zit er voor álle inwoners’, zegt Geldorp. Het helpt dan wel als die inwoners op tijd weten wanneer en waar hun stem verschil kan maken.

Bijl wijst erop dat onervaren volksvertegenwoordigers vaak blijven steken in abstracte termen als ‘menselijke maat’ of ‘goed bestuur’, terwijl ervaren politici beter kunnen verwoorden wat beleid moet opleveren. ‘Fracties die elkaar nog niet kennen, moeten eerst leren samenwerken voordat ze als politieke eenheid effectief kunnen opereren. Dat vraagt training en begeleiding – en een goede aanvoerder.’

Ook Eerste Kamerlid Ilona Lagas (BBB) ziet het belang van teamvorming. ‘We hebben vóór installatie een teambuilding georganiseerd, en binnen onze fractie commissies gevormd. Politiek is samenwerking, ook – of juist – als je inhoudelijke kennis al meebrengt.’ Ervaring is niet alleen een kwestie van jaartallen, stelt Lagas. ‘Ook als je buiten Den Haag veel ervaring hebt, moet je leren hoe de Kamer werkt. En fouten maken hoort erbij.’

Politiek verslaggever en Volkskrant-redacteur Ariejan Korteweg nuanceert de zorg. ‘De Kamer is nu representatiever dan ooit. Minder hoogopgeleid, meer praktisch geschoolden, meer mensen met een echte baan achter de rug. Dat is winst.’ Tegelijkertijd waarschuwt hij voor kennisleemtes op belangrijke dossiers. ‘Zonder diepgaande expertise op bijvoorbeeld digitalisering, veiligheid of wetgeving wordt de Kamer afhankelijker van externe adviseurs en lobbyisten. En dat maakt haar kwetsbaar.’

Het politieke werk is en blijft een ambacht. Bijl: ‘Democratie draait niet alleen om idealen, maar ook om uitvoering. Wie in de Kamer zit, moet beleid kunnen maken én controleren. Een frisse blik is welkom, maar ervaring maakt het verschil.’

In de uitzending valt op hoe moeilijk mensen het vinden om een keuze te maken. ‘Het is tegenwoordig veel harder werken om kiezer te zijn’, aldus John Bijl. ‘Waar je vroeger in een zuil zat en je stem een automatisme was, moet je je nu echt verdiepen. En dat vraagt veel van mensen die al druk genoeg zijn.’ Dat is vooral in Rotterdam een probleem: de stad scoort traditioneel laag bij verkiezingsopkomst.

De uitzending maakt inzichtelijk waarom dat zo is. Veel Rotterdammers voelen zich niet gehoord, en zien hun zorgen niet terug in Den Haag. ‘Wat ik vooral hoor, is dat mensen weten wat ze belangrijk vinden – armoede, wonen, bestaanszekerheid – maar zich niet herkennen in de politieke cultuur’, vertelt verslaggever Rachid Benhammou. ‘De manier waarop politici met elkaar omgaan schrikt af.’

Daar zit volgens Bijl een belangrijke les voor de politiek. ‘Ongeveer een kwart van de mensen die niet stemmen, zegt dat ze afhaken vanwege het gedrag van politici. Als ze het vragenuurtje aanzetten en ze zien alleen maar getrek en ellebogenwerk, dan haken ze af. Niet omdat ze het niet belangrijk vinden, maar omdat ze zich niet vertegenwoordigd voelen.’

Hoe dan wel? Bijl raadt aan niet alleen te stemmen op programma’s, maar juist ook op mensen. ‘Je stemt op kandidaten die voor jou het werk moeten gaan doen. Volg ze op sociale media, kijk wat ze eerder gedaan hebben, en praat erover met mensen in je omgeving.’ Democratie, besluit hij, is geen solospel. ‘Niet alleen de Tweede Kamer moet het goede voorbeeld geven. Ook thuis, op straat, in de kroeg begint de dialoog.’

Waar Dijk pleitte voor een volledige gelijktrekking met de WW-regels voor gewone werkenden — ‘Het is niet uit te leggen dat politici het voor zichzelf beter regelen dan voor de mensen over wie ze beslissingen nemen’ — bracht Bijl juist in dat wachtgeld essentieel is voor de democratische rechtsstaat. ‘Het is een beschermingsmaatregel. Politiek is publiek werk, en het verlies daarvan is niet altijd vrijwillig.’

Volgens Bijl is het risico op reputatieschade en verminderde kansen op de arbeidsmarkt reëel. ‘We doen vaak een beetje lullig over oud-politici. Maar je staat met naam en toenaam in de krant en dat maakt je als sollicitant niet per se aantrekkelijker.’ Dijk erkende die zichtbaarheid, maar wees op de gemiddelde salarissen en netwerken van politici: ‘Ze redden zich wel. De regeling is te ruim.’

Aanleiding voor het debat was de ophef over Frans Timmermans, die wachtgeld ontvangt na zijn vertrek als Eurocommissaris terwijl hij lijsttrekker is voor GroenLinks–PvdA. Bijl wees erop dat de regeling voor alle oud-politici geldt, en het ingewikkeld wordt als je daar uitzonderingen voor gaat maken. ‘Dan wordt het willekeur.’

De vraag die blijft hangen: hoe zorgen we voor eerlijke regelingen voor politici zonder het publieke vertrouwen te ondermijnen? Of zoals Bijl het samenvatte: ‘De wachtgeldregeling is niet bedoeld als beloning, maar als vangnet. Precies zoals dat hoort in een fatsoenlijke democratie.’

Bijl benadrukt dat de Eerste Kamer, ondanks haar politieke karakter, een belangrijke reflectieve rol speelt. ‘De senaat stelt vragen die in de Tweede Kamer vaak ondergesneeuwd raken: past deze wet binnen de Grondwet, internationale verdragen en bestaande wetgeving? Is het uitvoerbaar? Wat betekent het voor andere overheden? Dat zijn geen vrijblijvende vragen – het zijn randvoorwaarden voor goed bestuur.’

Initiatieven zoals een burgerberaad kunnen waardevol zijn voor beleidsvorming, erkent Bijl. Maar hij waarschuwt voor het schrappen van de juridische toetsing: ‘Die vervang je niet zomaar door een gelote groep burgers. Grondrechten botsen soms, en de afweging daartussen is uiteindelijk politiek. Juist daarom hoort die thuis in een gekozen orgaan.’

Dat Tweede Kamerleden regelmatig pleiten voor het afschaffen van de Eerste Kamer, vindt Bijl ironisch: ‘Als de wetgever klaagt dat er iemand op de rem staat, weet je dat de rem blijkbaar nodig is.’

In het Zuid-Spaanse Chercos stelt de 97-jarige burgemeester José Antonio Torres zich opnieuw verkiesbaar. Zonder salaris, zonder belasting te heffen, en met meer levenservaring dan zijn twintigjarige tegenkandidaat oud is. In Nederland is zoiets ondenkbaar. Hier geldt een vaste pensioenleeftijd: op je zeventigste moet je als burgemeester vertrekken – ook als je nog fit bent en graag door zou willen.

Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is de vergelijking tussen een Spaanse dorpsburgemeester en een Nederlandse collega niet zomaar te maken: ‘Nederlandse burgemeesters hebben een apolitieke rol en kun je vanwege de zwaarte van hun werk eerder vergelijken met topmanagers.’ De 24-uurs verantwoordelijkheid voor orde en veiligheid laat zich niet eenvoudig combineren met een respectabele ouderdom. ‘Je kunt er rekening mee houden dat bijvoorbeeld de burgemeester van Haarlemmermeer iedere nacht wel een keer wordt wakker gebeld.’

‘Leeftijd is maar een getal’, zegt Tjeerd van der Zwan, burgemeester van Heerenveen, die binnenkort met pensioen móét. Hij pleit voor meer maatwerk: ‘Laat de gemeenteraad bepalen of iemand nog door kan.’ Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is zo’n vergelijking niet één op één te maken: ‘In Spanje is het vaak een erebaan. Hier is het een zware, apolitieke topfunctie – met verantwoordelijkheid voor orde en veiligheid, dag en nacht.’

Toch toont het verhaal van Torres uit Chercos iets aanstekelijks. Een burgemeester die zich op zijn 97ste nog inzet voor zijn dorp, zonder iets terug te vragen. In Nederland zouden we er wellicht niet voor kiezen – maar sympathiek is het wel.

De gemeente Den Haag liet in 2022 twee wijkgerichte burgerberaden plaatsvinden, in het Statenkwartier en in Laakkwartier/Spoorwijk. Via een gewogen loting kregen 8.596 mensen een uitnodiging om mee te denken over klimaatmaatregelen. In totaal deden 135 mensen mee. Ondanks uitnodigingen in meerdere talen en een op papier representatieve selectie, kwamen vooral hogeropgeleide, al betrokken bewoners opdagen. In Laak bijvoorbeeld is 21 procent van de bewoners hoogopgeleid, maar in het burgerberaad was dat 93 procent.

Volgens onderzoek van de Haagse Hogeschool is dat geen toeval. In wijken met veel laaggeletterden sluit een intensieve gespreksvorm over abstracte onderwerpen nauwelijks aan. Ook bewoners die sceptisch zijn over klimaatverandering of minder vertrouwen hebben in de overheid, blijven vaker weg. De opzet bereikt daardoor zelden de hele wijk.

‘Je moet ook accepteren dat er mensen zijn die liever iets anders doen en het aan anderen overlaten’, zegt Bijl. ‘Het is wat het is.’

De burgerberaden schreven elk een reeks aanbevelingen die volgende week worden besproken in de raad. De gemeente spreekt van een leerervaring en kijkt naar herhaling in andere wijken. Een woordvoerder: ‘Een eventuele volgende keer kunnen we misschien ook kijken naar opleiding en migratieachtergrond.’

Volgens John Bijl, adviseur en coach van burgemeesters, zou een non-binaire burgemeester ‘veel kunnen doen voor de acceptatie van non-binaire personen’. Tegelijkertijd wijst hij op de complexiteit van de rol: ‘Ik voel mij niet deskundig genoeg om mij volledig te mengen in het debat versus gender en geslacht.’ In gemeenten waar traditionele denkwijzen domineren, zou het volgens hem ‘moeilijk’ kunnen zijn om in zo’n sleutelpositie stand te houden in een gepolariseerde discussie.

LHBT+HW-oprichter Ander Mari Opmeer, die zich zelf als non-binair identificeert, waardeert de ruimte die met deze uitspraken wordt geboden. ‘De persoon die dit zegt, heeft duidelijk oog voor de mogelijkheden. Waarvoor dank.’ Tegelijkertijd waarschuwt hen dat de selectie van een burgemeester altijd op kwaliteit moet blijven berusten: ‘Je zegt ook niet: we zoeken een nieuwe burgemeester, maar diegene moet dan wel van kleur zijn.’

Pahladsingh bevestigde daags na de presentatie dat ‘kwaliteit boven gender’ blijft staan. De Hoeksche Waard zou zich niet bezighouden met identiteitspolitiek, aldus een gemeentewoordvoerder. ‘We zoeken gewoon de beste persoon voor de baan. Punt. Uit.’

Toch is het opvallend dat deze expliciete ruimte voor een non-binair persoon in een officiële setting wordt benoemd. Wat in andere gemeenten wellicht onbesproken blijft, wordt hier zonder aarzeling uitgesproken. Of het ook leidt tot een daadwerkelijk precedent – dat zal afhangen van de sollicitanten én van het vermogen van de raad om verder te kijken dan de vertrouwde hokjes. Want, zoals John Bijl terecht opmerkt: ‘Waarom ook niet?’