‘Dit kan alleen op rrrruimtelijke gronden worden geweigerd,’ zegt wethouder Jelle Nijboer. Met nadruk. Zijn voorstel over het Fochtelooërveen lijkt het niet te halen. Maar volgens hem heeft de raad van Ooststellingwerf geen andere keus dan vóór te stemmen. Procedureel heeft hij misschien een punt. Maar hij zal merken dat bij een raadsvergadering een politieke antenne meer telt dan procedures.
‘Het ziet er uit als een hamerstuk,’ zegt Thomas Wiebe Swart (CDA) aan het begin van die eerste termijn. Natuurmonumenten wil het Fochtelooërveen graag gebruiken om het ‘terug te gegeven aan de natuur’. Een boerderij erop vervalt gecontroleerd tot een ruïne. Een mooi gebied voor flora, maar ook met plekken voor fauna, denkt Natuurmonumenten.
Swart heeft twijfels. Niet alleen de natuur heeft het moeilijk, ook ‘de boer’ heeft zwaar, vindt hij. Dit besluit zou betekenen dat er minder grond is voor landbouw, en Swart vreest precedent. ‘Hoeveel plekken gaan we nog ‘“teruggeven aan de natuur”?’ Daarnaast is het laten vervallen van een woonhuis een slecht signaal in tijden van woningnood, meent Swart. ‘Dat is maatschappelijk onverantwoord,’ zegt ook Bram van ’t Klooster (VVD). ‘Er staan daar nog een paar gebouwen op de nominatie gesloopt te worden.’
‘Wij schieten al in de stress als we ‘Natuurmonumenten’ horen,’ zegt Jan Vledder (PvdA). Onderhandelingen met Natuurmonumenten over het Fochtelooërveen waren er al in 2022, herinnert Vledder zich. ‘Het ging om een integraal plan de natuur, het water én de brede welvaart te verbeteren.’ Door elke lettergreep klemtoon te geven, komt zijn ironie goed over. Maar Natuurmonumenten liet niks meer van zich horen. ‘Tot op heden hebben we van die belofte nog geen invulling gezien,’ vindt ook Harm Betten (Ooststellingwerfs Belang). Ze vertrouwen er niet op dat het nu wel goed komt. Hij wil eerst meer perspectief van Natuurmonumenten.
Lisa Edema (GroenLinks) is wél positief over het voorstel. ‘We zijn hier om een verklaring van geen bedenkingen te geven,’ zegt ze. Zo’n verklaring is een formele stap het college de ruimte te geven nieuw beleid mogelijk te maken, geen besluit over de richting ervan. ‘De verklaring kan alleen worden afgewezen als de onderbouwing voor goede ruimtelijke ordening onjuist is,’ meent Edema. En dat is niet zo, vindt ze.
‘Misschien is de woningnood wél een goed argument tegen goede ruimtelijke ordening,’ vindt Bram van ’t Klooster (VVD). Ook Berend Leistra (ChristenUnie) voelt zich ongemakkelijk nu al een besluit te nemen. ‘Wij hebben het gevoel dat dan al een weg bepaald is,’ zegt hij. Dit is voor Leistra te veel een sprong in het duister.
Dat moet de procedure nu niet in de weg staan, vindt wethouder Nijboer. Hij spreekt met opgeheven vinger en laat veel stiltes tussen zijn woorden vallen. ‘De raad … kan de verklaring … slechts afwijzen … wanneer zij … in strijd is … met een goede … ruimtelijke … orrrdening.’ Waarmee hij vooral lijkt te zeggen: u móet wel. Gezien het non-verbale gemor neemt hij het gebrek aan vertrouwen er niet mee weg.
Zorgen over wonen en agrarisch gebruik zijn volgens de wethouder simpelweg buiten de orde. ‘Ik wil alleen over dit stukje praten,’ zegt hij nog. Maar mag je van een volksvertegenwoordiging niet verwachten dat die juist méér weegt dan alleen de vierkante meters die voorliggen? Dat doet de raad dan ook, door – procedures ten spijt – geen verklaring af te geven, maar wel zijn bedenkingen te uiten.
Misschien is het een fout in de wet, maar het is ook ondoenlijk om een politiek orgaan een louter procedurele toets op te leggen. Zeker als de wethouder nalaat richting te geven. Want zonder politieke koers is elke stap in het duister er een te veel.
Deze column verscheen op 14 april 2025 bij Binnenlands Bestuur.
De komende twee weken is het tijd voor het Meireces. De Mystery Burger gaat dan liever op zoek naar paaseitjes dan raadsvergaderingen. Op 6 mei verschijnt zijn volgende column weer, en dan met een raadsvergadering waar de raad kiest voor het piepsysteem in plaats van een zorgvuldige afweging. En nee: dat gaat niet over paaskuikentjes.
De mystery burger zit elke week op een willekeurige publieke tribune bij een gemeente of provincie. Elke maandag doet hij in Binnenlands Bestuur verslag van de kwaliteit van de besluitvorming en het overleg. Donderdags verschijnt de column ook als nieuwsbrief via Substack — met extra reflecties en tips voor raadsleden, burgemeesters, voorzitters en griffiers.
Wil je de column mét tips wekelijks in je inbox? Abonneer je dan hier.
Onder de titel De belofte van representatie – wat lokale partijen ons leren over democratische besluitvorming onderzoekt Bijl aan de hand van de opmars van lokale partijen wat hun succes ons vertelt over de staat van onze representatieve democratie. Lokale partijen spreken vaak een andere taal dan we gewend zijn in de raadszaal – minder procedure, meer praktijk – maar raken daarmee wel een snaar. Wat betekent dat voor hoe belangen samenkomen, hoe besluiten worden genomen en hoe volwassen onze lokale democratie is? Een lezing met observaties uit de raadzaal, scherpte en een pleidooi om opnieuw te kijken naar wat politieke volwassenheid betekent – en wat het inhoudt om lekenbestuurder te zijn.
De dag wordt geopend door VNG vice-voorzitter en Doetichems burgemeester Mark Boumans en bevat naast de lezing een panelgesprek met Tweede Kamerleden over het (gelijke) speelveld van lokale en landelijke partijen. Daarnaast zijn er diverse workshops over onder meer het betrekken van jongeren in de (lokale) politiek, lobbyen voor de gemeente in Den Haag, en de Wet op de politieke partijen. De dag wordt afgesloten met een netwerkborrel.
Aanmelden kan op https://vng.nl/aanmelden-jan-van-zanen-lezing-2025. Voor meer informatie en het volledige programma: https://vng.nl/agenda/jan-van-zanen-lezing en www.lokalepolitiekepartijen.nl.
‘Want politiek moet ook leuk zijn,’ zegt Lianne van der Aa. De kersverse burgemeester glundert terwijl ze certificaten uitreikt aan twaalf deelnemers van de cursus gemeentepolitiek. ‘U heeft geleerd hoe de structuur van de gemeente en politieke besluitvorming werkt,’ zegt ze trots. Wat niemand nog weet: vanavond volgt een extra les. Vanaf de publieke tribune.
‘We beginnen met het vaststellen van de agenda,’ zegt Van der Aa. ‘Voorzitter?’ Linda Engels (PvdA) steekt haar hand op. ‘Wij willen onze aangehouden motie toevoegen aan de agenda.’ In een vorige vergadering was haar voorstel over het vlaggenprotocol doorgeschoven naar de commissies. Nu wil ze het alsnog in stemming brengen.
‘Wordt daar alleen over gestemd of ook nog over gediscussieerd?’ vraagt Toon Brouwers (PBL). ‘Als het dat laatste is, dan heb ik nog wel een opmerking.’ Van der Aa kijkt naar Engels. ‘Ik heb nog een paar kleine argumenten die ik zou willen mededelen, dan hoeft er wat mij betreft geen discussie plaats te vinden.’
Even wachten. Zó werkt het niet. Argumenten ‘deel je niet mede’. Niet hier. De raadzaal is geen brievenbus voor meningen, daar hoort weerwoord met kerende post retour te komen.
Ook Brouwers voelt ’t al aankomen. ‘We hebben het er in de commissie over gehad, we hebben het er in de raadsvergadering over gehad. Nu creëren we weer een platform,’ moppert hij. ‘Het is mogelijk om de motie een tweede keer in te dienen,’ meent Burgemeester Van der Aa. Al klopt dat niet helemaal: de motie was immers aangehouden. In theorie kan stemming zonder het debat opnieuw te openen. ‘Ik stel voor dat de PvdA de motie alleen toelicht,’ besluit de burgemeester toeschietelijk. ‘Dan heb ik er ook nog wel wat over te zeggen,’ zegt Rick van Bree (De Werkgroep).
‘Ik wil u vragen zich te beperken tot de aanvullende punten,’ waarschuwt de burgemeester Engels voorzichtig. Maar beperkt lijkt ze zich daardoor niet te voelen. Met de motie wil Engels het college verzoeken op het gemeentehuis op Coming Out Day de regenboogvlag te voeren. ‘De provincie doet het ook,’ zegt ze. ‘Om verbondenheid met de bevolking te tonen,’ citeert ze de provincie. ‘Vergelijkbaar met de rol van de burgemeester die meeleeft,’ vindt ze zelf.
‘Het níet hijsen van de vlag heeft immers ook betekenis,’ vindt Engels. Brouwers en Van Bree schuifelen op hun stoel. ‘Ongeacht de stemming wil ik het college vragen na te denken over het vlaggenprotocol.’ Ze haalt de installatietoespraak van Van der Aa aan: ‘U zei: “ik hecht aan een samenleving waar mensen zich welkom voelen, ongeacht religie of geaardheid”’.
Natuurlijk willen anderen reageren. ‘Ons wordt onverschilligheid verweten,’ zegt Bas van Sinten (ABL) korzelig. ‘Ik wil ons betoog uit de commissie herhalen.’ Fractiegenoot Ron Verschuren valt hem bij: ‘Er wordt ons iets heel ergs in de mond gelegd’. ‘We moeten niet de commissievergadering overdoen,’ vindt de burgemeester. ‘Dan doe ik ‘m als stemverklaring,’ antwoordt Van Sinten. ‘Er is hier niemand onverschillig,’ vindt ook Ronnie Tijssen (PBL). Waarmee Van der Aa ook de stemverklaring niet meer kan tegenhouden.
Van Sinten leest een ellenlange lijst voor van mogelijke vlagmomenten: ‘Europadag, Wereld Alzheimerdag, Dierendag…’ Dan wil Engels óók een stemverklaring. ‘Het gaat om artikel 1 van de Grondwet,’ zegt ze, recht in de richting van Van Sinten. Pas dan grijpt Van der Aa in. ‘We zijn in de ronde van stemverklaringen. Wie heeft daar nog behoefte aan?’
Gelukkig voor de burgemeester heeft niemand dat. Tot verdriet van Engels? Misschien niet. ‘Ik wil de discussie niet gaan overdoen,’ zei ze eerder. Dat klopte vast: ze zocht een podium om haar publiek te bereiken. En door het reglement een beetje haar kant op te buigen, is dat gelukt.
Deze column verscheen op 7 april 2025 bij Binnenlands Bestuur.
De mystery burger zit elke week op een willekeurige publieke tribune bij een gemeente of provincie. Elke maandag doet hij in Binnenlands Bestuur verslag van de kwaliteit van de besluitvorming en het overleg. Donderdags verschijnt de column ook als nieuwsbrief via Substack — met extra reflecties en tips voor raadsleden, burgemeesters, voorzitters en griffiers.
Wil je de column mét tips wekelijks in je inbox? Abonneer je dan hier.
‘Neem dan maar eens een goed afgewogen besluit, los van alle emoties’, zegt John Bijl van het Periklesinstituut. Hij begeleidt gemeenteraden in hun functioneren en ziet met lede ogen aan hoe het lokale debat in Bedum verhardt. ‘Op het moment dat je alleen bezig bent met het verwerken van deze schrik, is het moeilijk om boven de materie te hangen en het over het algemeen belang van de hele gemeente te hebben.’
Het spoeddebat volgt op een reeks incidenten. Fractievoorzitter Rolf van Bruggen van Hogeland Lokaal wordt beveiligd nadat hij met de dood is bedreigd en zelfs fysiek is aangevallen. ‘Tegen een motorkap duwen; waar hebben we het over?’ zegt Bijl. ‘Het is echt bizar dat mensen zich op deze manier tegen hun volksvertegenwoordigers opstellen.’
Het Periklesinstituut ziet een bredere trend: vier op de tien raadsleden krijgen te maken met agressie, onder wethouders is dat zelfs de helft. Voor burgemeesters loopt dat op tot zestig procent. ‘De toename hiervan zorgt ervoor dat het steeds moeilijker wordt hier nog verbaasd over te zijn’, zegt Bijl.
Hij maakt zich zorgen over het effect van intimidatie op de besluitvorming. ‘Raadsleden moeten kunnen stemmen zonder last. Op het moment dat er sprake is van intimidatie en angst voor eigen lijf en leden, voelen raadsleden zich daar niet prettig bij. Je moet dan gewoonweg constateren dat de democratie op een bepaald moment niet meer functioneert.’
De situatie in Het Hogeland staat niet op zichzelf. Ook elders in het land, zoals in Sint-Michielsgestel, is het debat over opvanglocaties ontspoord. De vraag is hoe gemeenteraden zich daartegen kunnen wapenen.
Bijl heeft daar een duidelijk antwoord op: ‘Houd elkaar vast. Sta voor het vrije woord. Verwerp iedere inzet van buitenaf om mensen te beïnvloeden, zeker wanneer dat met geweld en intimidatie gepaard gaat.’
Toch heeft hij vertrouwen in de raad van Het Hogeland. ‘Het zijn allemaal nuchtere Grunnegers. Dat scheelt een boel.’
‘Ik citeer,’ zegt Serkan Kilickaya (GroenLinks) plechtig. ‘De regeling zorgt dat ik vaker met mijn kleinkinderen iets leuks kan gaan doen.’ Zijn stem buigt nauwelijks mee met de gevoelswaarde van de zin. ‘Einde citaat,’ voegt hij er op dezelfde monotone toon aan toe. Maar Kilickaya krijgt vanavond niet zijn zin. Niet vanwege een gebrek aan empathie bij hem of zijn collega’s in de Schiedamse raad, maar door de manier waarop hij zijn voorstel presenteert.
‘Het zou wel eens een korte vergadering kunnen worden,’ zegt burgemeester Harald Bergmann als hij de vergadering opent. De agenda is kort, en de meeste voorstellen zijn al in de raadscommissie uitgebreid besproken. De meeste meningsverschillen zijn bekend en, om het zo maar te zeggen, bedebatteerd. Dat geldt ook voor de Verordening vrij reizen voor minima van 67 jaar en ouder, waarmee de gemeente het openbaar vervoer vergoedt voor ouderen met een inkomen op bijstandsniveau.
Maar niet als het aan Kilickaya ligt. Hij wil de inkomensgrens verhogen naar 120 procent van de bijstandsnorm en heeft samen met zijn fractie en Alles voor Schiedam een wijzigingsvoorstel ingediend. Met zo’n amendement kan een raadslid letterlijk voorstellen om de beleidsvoorstellen te wijzigen. De oorspronkelijke tekst over de bijstandsnorm eruit — ctrl-x — en de aangepaste versie van Kilickaya en zijn collega’s — ctrl-v — erin. Mits het amendement wordt aangenomen, natuurlijk.
Hoewel de nieuwe verordening vrij reizen al sinds de commissievergaderingen op brede steun kan rekenen, is dat Kilickaya’s voorstel nog niet zeker gesteld. Hij moet de raad overtuigen. ‘Door dit voorstel kunnen meer ouderen sociaal participeren,’ stelt hij. Meer grootouders die met hun kleinkinderen op stap kunnen of andere bezoekjes brengen. En het is ook goed voor hun gezondheid, betoogt hij. ‘Op de lange termijn zullen de zorgkosten dalen,’ denkt het raadslid. En duur? Dat valt volgens hem wel mee. ‘Het kost hooguit 60.000 euro, en niet iedere oudere zal er gebruik van maken.’
Beleid zonder financiering komt al snel neer op onbehoorlijk bestuur
Sterke argumenten, maar steun krijgt hij niet. ‘Wij zijn voorstander van vrij reizen,’ zegt Dick van Belle (PvdA), ‘maar we hebben het moeilijk in de begroting.’ Met de onvermijdelijke verwijzing naar het ravijnjaar. Door rijksbeleid staan volgend jaar vrijwel alle gemeentebegrotingen onder druk – ook die van Schiedam. ‘Zeer sympathiek,’ vindt ook John Maris (Progressief Schiedam), om vervolgens dezelfde maar te laten vallen: ‘We krijgen het al moeilijk genoeg.’
Ook wethouder Petra Zwang noemt het amendement ‘een sympathieke gedachte’, maar wijst op een cruciaal probleem: Kilickaya heeft niet uitgelegd waar extra geld voor zijn voorstel vandaan moet komen. Wel nieuw beleid voorstellen, maar niet aangeven hoe het betaald moet worden. ‘Er is geen dekking voor het amendement,’ legt Zwang uit. ‘Dan maken jullie maar dekking,’ pareert Kilickaya. ‘Er is geld genoeg,’ valt Maarten Reuderink (OuderenPartij) hem bij, ‘het gaat om keuzes.’ De wethouder haalt demonstratief haar schouders op.
De ironie dat Kilickaya in een debat over armoede niet uitlegt hoe de gemeente zelf de eindjes in de begroting maar aan elkaar moet knopen, ontgaat hem. Dat hij zijn eigen voorstel verprutst heeft, vermoedelijk ook. Een amendement zonder dekking – beleid zonder financiering – komt al snel neer op onbehoorlijk bestuur. Vind je het gek dat de rest van de raad er niet aan wil. Met een motie, ingediend voordat het college het beleidsvoorstel had uitgewerkt, had hij wellicht meer kans gehad. Maar tja, dan had hij eerder in actie moeten komen. Waarmee nog maar eens is aangetoond dat politiek niet alleen een kwestie van geld is, maar ook van timing.
Deze column verscheen op 31 maart 2025 bij Binnenlands Bestuur.
De mystery burger zit elke week op een willekeurige publieke tribune bij een gemeente of provincie. Elke maandag doet hij in Binnenlands Bestuur verslag van de kwaliteit van de besluitvorming en het overleg. Donderdags verschijnt de column ook als nieuwsbrief via Substack — met extra reflecties en tips voor raadsleden, burgemeesters, voorzitters en griffiers.
Wil je de column mét tips wekelijks in je inbox? Abonneer je dan hier.
In Rucphen wordt opvallend kort en achter gesloten deuren vergaderd. Technische vragen – bedoeld om raadsleden beter te informeren – worden als enige in de regio niet gedeeld. Ook informatieavonden blijven binnenskamers, zonder openbare agenda. Volgens Bijl is dat niet alleen ongebruikelijk, maar ronduit onwenselijk: ‘Natuurlijk is het belangrijk om te laten zien hoe besluiten zijn genomen. Noem mij één raadsbesluit dat niet op de een of andere manier elke inwoner raakt.’
Die oproep tot openheid staat niet op zichzelf. In zijn interview wijst Bijl op de bredere democratische uitdaging waar veel gemeenteraden mee kampen: de verbinding met de samenleving staat onder druk. Terwijl de gemeenteraad volgens hem drie kerntaken heeft: maatschappelijke signalen ophalen, daarover in debat gaan én uitleggen waarom een besluit wordt genomen. ‘Het doel van politiek debat is niet om de ander over te halen naar ‘jouw’ kant, maar om een compleet beeld te krijgen van alle ideeën over een onderwerp.’
Maar dat debat vindt in Rucphen amper plaats. Uit onderzoek van BN DeStem blijkt dat de raad in heel 2024 slechts 26 uur openbaar vergaderde. In buurgemeenten ligt dat aantal twee tot vier keer zo hoog. Democratie-expert Julien van Ostaaijen (Universiteit Tilburg) noemt het gebrek aan transparantie ‘op z’n minst erg jammer’: inwoners kunnen zo nauwelijks volgen hoe besluiten tot stand komen.
De gevolgen zijn zichtbaar: lage opkomstcijfers bij verkiezingen, weinig interesse in lokaal beleid, en een publieke opinie die steeds vaker gevormd wordt in digitale echokamers. ‘De zuilen van vroeger hebben plaatsgemaakt voor bubbels’, zegt Bijl. ‘Sommige zo groot als een duikhelm: daar past precies één hoofd in.’
Toch ziet hij kansen. Meer raadsleden, meer aandacht voor democratie in het onderwijs en in lokale media, en vooral: een ander besef bij raadsleden zelf. ‘Raadsleden moeten beseffen dat hun debat niet alleen gaat over hun eigen standpunt, maar over het begrijpen van andere perspectieven. En daar vervolgens helder over communiceren.’
Wat is een politieke partij? Je zou zeggen: een verzameling van betrokken burgers van gelijke politieke oriëntatie, liefst zo veel mogelijk. Een partij zonder veel leden klinkt als een tegenstelling.
Afgelopen dinsdag behandelde de Tweede Kamer het voorstel voor een wet op politieke partijen, waarmee onder meer regels voor donateurs worden aangescherpt en hopelijk ook lokale politieke partijen recht gaan hebben op rijkssubsidie. Dan moet een partij wel leden hebben, vond Kamerlid Joost Sneller (D66). Hij riep met een motie de minister op daar iets over bij wet vast te leggen.
Hij heeft een punt. Politieke partijen hebben in ons bestel een onmisbare functie: gedachtevorming, creëren van herkenbaarheid, opleiden van aspirant-politici en – uiteraard – selectie van kandidaten.
Vooral met dat laatste zijn de politieke partijen een verlengstuk van ons democratisch bestel. Politieke verenigingen dienen hun kandidaten te selecteren op hun vermogen op te komen voor de beginselen van de partij – en zo stem te geven aan hun achterban. Mede door de ontzuiling zijn ze de laatste decennia alleen maar belangrijker geworden – en op papier de belangrijkste vorm van politieke participatie.
Ze bewerkstelligen democratie tussen de verkiezingen in. Maar als kandidatenselectie door een of enkelen wordt uitgevoerd is er gerede kans dat andere factoren gaan meespelen. Zoals een lekker mediaprofiel, of niet moeilijk doen over coalitie-afspraken wanneer deze op gespannen voet met partijprincipes komen te staan.
We hebben maar weinig garanties ingebouwd. De laatste jaren zijn er regels voor donaties gekomen, voor de organisatie van partijen zijn er nauwelijks voorschriften. Deels omdat partijen al moeten voldoen aan het verenigingsrecht. Dat geldt ook voor de lokale kaartclub, met als verschil dat de resultaten van de kaartclub vermoedelijk geen invloed hebben op het landsbestuur. Het is helemaal niet zo gek om extra regels te stellen voor partijen, ofwel verenigingen die ook kieslijsten voor verkiezingen indienen. Misschien wel als voorwaarde daartoe. Normen voor lijstvorming, verbod op dubbelfuncties, toegankelijkheid van interne campagnes – en zo heb ik nog wel een lijstje – maken de kansen op kritische Kamerleden groter dan een kieslijst met vazallen van de grote leider.
Een minimum aantal leden is een goed begin. Een half promille van het aantal kiesgerechtigden als grens voor het kunnen indienen van een kieslijst bijvoorbeeld; het is vergelijkbaar met het aantal ondersteuningsverklaringen dat een gemiddelde lokale politieke vereniging moet ophalen om überhaupt aan verkiezingen mee te doen.
Voor lokale partijen een haalbare norm. Voor landelijke partijen zou het aantal op zo’n minimum van 6.750 leden komen. In 2024 zouden alleen BIJ1, JA21, Denk en 50Plus het gevaar lopen geen kieslijst in te kunnen leveren. En natuurlijk de PVV, die met twee leden, de heer Wilders en de Stichting Geert Wilders als rechtspersoon, niet eens een politieke partij genoemd kan worden. Maar wel een behoorlijk centralistische machtsfactor in het landsbestuur is geworden. Deze vijf zullen wellicht de sporen erin moeten zetten, voor de andere partijen is het ieder geval normstellend. Het laat partijbesturen, politici én kiezers zien dat in een open democratie politiek geen bezit van politici laat staan van partijbesturen is.
Maar de Kamer stemde tegen Snellers voorstel. De doorslaggevende tegenstem van de NSC-fractie viel op, partijleider Omtzigt had zich eerder als voorstander voor partijregels uitgesproken. ‘We stemmen vandáág tegen,’ zei NSC-Kamerlid Sandra Palmen. ‘Inhoudelijk steunen we de motie wel,’ aldus Palmen, maar ze wacht liever even het voorstel van de minister af.
Dat doen wij ook dan maar. In de hoop dat de Minister de oproep van een Kamermeerderheid als aanleiding ziet politieke partijen als serieuze instituten van ons democratisch bestel te behandelen. Met voorwaarden die daarbij horen. En helder vastleggen dat democratie ook voorafgaand aan verkiezingen hoort te werken, net zo goed als daarna.
Dit artikel verscheen eerst in Binnenlands Bestuur.
Afgelopen donderdag werd ten overstaan van de Rotterdamse gemeenteraad burgemeester Carola Schouten als nieuwe burgemeester geïnstalleerd. Ze begint aan haar ambt nadat Ahmed Aboutaleb bijna 16 jaar het ambtsketen van de havenstad mocht dragen. Natuurlijk zijn de verwachtingen hoog gespannen. En de media-aandacht. Ook grootste publieke omroep van het land maakte een artikel over de vooruitzichten.
Met een beetje human interest, moet iemand op de redactie hebben gedacht. Vijf vrolijke Rotterdammers vertellen waar wat hen betreft Schouten als eerste mee aan de slag moet: verkeersdrempels, stoeptegels, hardrijders en woningbouw. En doe iets aan de bomaanslagen.
De teleurstelling zit ingebakken in die verwachtingen. Het is heel eenvoudig: de burgemeester gaat niet over verkeersveiligheid of woningbouw. Dergelijke politieke verantwoordelijkheden hebben we in ons bestel als eerste bij de gemeenteraad neergelegd, het hoogste bestuursorgaan van de gemeente. Zijn besluiten worden voorbereid en uitgevoerd door het college, waarbij je als eerste naar de wethouders moet kijken. Die dragen als portefeuillehouders de grotere verantwoordelijkheid.
Burgemeesters hebben daarin een ingetogen rol. Of liever gezegd: maar bitter weinig te vertellen. Als ze al ergens overgaan, dan is het over het proces. Ofwel ‘doen we de dingen goed’, in plaats van ‘doen we de goede dingen’. Want wat ‘de goede dingen’ zijn is toch echt aan de gemeenteraad. Niet aan de burgemeester.
Ook al is de burgemeester er een zelfstandig bestuursorgaan, zelfs op het gebied van openbare orde en veiligheid is de burgemeestersrol bescheiden. De grote lijnen voor beleid worden in overeenstemming met de politie en het openbaar ministerie gelegd. De burgemeester geeft aanwijzingen bij rampen en wanordelijkheden, maar gaat sinds al voor de invoering van de nationale politie niet over de inzet van mensen. Meer recherche inzetten om de opdrachtgevers van bomaanslagen op te sporen? De burgemeester gaat er niet over.
Natuurlijk kun je de NOS niet rechtstreeks verwijten dat deze burgers verkeerde verwachtingen hebben bij het burgemeesterschap. Maar wel dat ze deze misconcepties verspreiden en versterken. De verkeerde uitleg maakt het NOS-bericht minder onschuldig dan het lijkt. De genoemde onhaalbare verwachtingen zijn kant-en-klaar recept zijn voor teleurstelling. En daarmee verlies van vertrouwen in de overheid.
Naast de verkeerde voorstelling van zaken geeft ook verkeerd beeld van onze democratie. Het NOS-artikel doet voor komen of dat één iemand jouw problemen oplost, en dat je via één persoon je zin door kan drijven. Zo werkt het bij presidentiële systemen zoals in de VS, gemeenten met rechtstreeks gekozen burgemeesters zoals in Duitsland of districtenstelsels zoals in het Verenigd Koninkrijk, waar na verkiezingen heeft daar één iemand vanuit één deel van de samenleving het voor het zeggen heeft. Niet bij ons.
In ons parlementaire stelsel is macht nooit bij personen belegd maar bij instituties. We kiezen een gemeenteraad of Tweede Kamer, vooral om namens ons het politieke debat te blijven voeren. Ook na de verkiezingen blijft de pluriformiteit van het volk behouden.
Juist het na de verkiezingen een stem geven aan zo veel mogelijk verschillende geluiden maakt ons bestel bijzonder. En democratischer dan persoonsdemocratieën. In dit land zijn ‘ministers geen beleid’ en kunnen partijleiders van de grootste coalitiefractie niet hen onwelgevallige ambtsdragers laten ontslaan. Een eigenschap die je best mag koesteren. En verspreiden. In plaats van met goedbedoelde berichtjes verkeerd uitleggen.
NRC beschreef hoe het Eerste Kamerlid Kemperman (BBB) informatie van lobbygroep Vastgoed Belang overnam voor het stellen van vragen over het ontwerp voor de Wet betaalbare huur (17/6).
Maar is dit een echt een probleem? Kamerleden zitten er om belangen uit de samenleving te vertegenwoordigingen en deze in te brengen in het debat. Een voormalig boer mag boerenbelangen vertegenwoordigen, een oud-leraar mag opkomen voor onderwijs, en een particulier verhuurder voor particuliere verhuurders. Het is juist aan de Kamer deze belangen af te wegen tegen andere belangen. Pas zo ontstaat het algemeen belang. Het is Kemperman dus vrij om door hem relevant gevonden belangen te brengen in het wetgevingsproces. En daar vragen over te stellen, ook als die afkomstig zijn uit de sector wiens belangen op het spel staan.
Let op: dit ontslaat Kemperman niet van de plicht uit te leggen waarom deze vragen passen bij zijn politieke overtuiging of ideologische uitgangspunten. Daarnaast hoort hij te laten zien hoe hij de antwoorden op deze vragen gebruikt in het politieke debat: de antwoorden moeten relevant zijn voor het wetgevingsproces – niet alleen voor de sector. Maar vooral moet hij uitleggen waarom hij vindt dat met het dienen van het belang van de particuliere verhuurders ook het algemeen belang wordt gediend. Iets waar de andere senatoren hem ook best op mogen bevragen. Of dit alles gaat gebeuren, moet nog blijken. Het is nu veel te vroeg en zelfs onheus om Kemperman daarop te beoordelen. Hooguit kun je Kemperman naïviteit verwijten, door lukraak stukken van een belangenorganisatie over te nemen.
Dit artikel verscheen op 20 juni 2024 in NRC.
Na jaren van overleg, protest, beklag, een vuist op tafel van toenmalig VNG-voorzitter Jan van Zanen, arbitrage en demonstrerende wethouders Financiën op het Malieveld is de financiële situatie van gemeenten er niet beter op geworden. Integendeel. Zelfs de VNG pleit er nu voor dat gemeenten dan maar geen sluitende begroting inleveren.
Het is de hoogleraren Raymond Gradus en Tjerk Budding ook opgevallen, getuige hun opiniebijdrage vorige week in deze krant (FD, 10 april). Zij betogen dat gemeenten hun spaargeld moeten aanspreken om de jaarlijkse financiële tekorten tegen te gaan. Dat is niet alleen geen oplossing; het is zelfs adding insult to injury.
Het is te gortig om gemeenten weg te zetten als griffe graaiers van gemeenschapsgeld. Helaas komt de nijpende financiële situatie van gemeenten niet bepaald uit de lucht vallen. Zonder structureel ingrijpen staan we aan de vooravond van een onbedoelde maar catastrofale verschraling van de publieke dienstverlening op lokaal niveau. Dat merken we straks allemaal in slecht onderhouden wegen, verstopte riolen, gesloten zwembaden en bibliotheken, nóg langere wachtlijsten voor jeugdhulp en Wmo, rotte schoolgebouwen en woekerend groen.
Betogen dat gemeenten niet hun steentje bijdragen aan noodzakelijke bezuinigingen is onheus. Budding en Gradus gaan in hun bijdrage voorbij aan het feit dat het gemeentefonds – waarvan elke gemeentebudget tot wel driekwart afhankelijk is – al decennialang de sluitpost van de rijksbegroting is.
Al zeker sinds 2002 miskent het Rijk consequent de regel dat elke nieuwe taak voor gemeenten ook adequaat gefinancierd moet worden. Voorbeelden zijn te zien bij de uitvoering van de jeugdhulp en de maatschappelijke ondersteuning: gemeenten kregen openeinderegelingen overgedragen, met daarbij een korting van 25% op het budget. Ook het kabinet-Rutte IV kort weer €500 mln extra op het budget voor jeugdhulp, ondanks dat de verantwoordelijk staatssecretaris inmiddels zelf tegen is. De meest recente ontwikkeling is dat dit bedrag met een eigen bijdrage – te innen door gemeenten – gevonden moet worden.
Een arbitragecommissie onder leiding van staatsraad en huidig informateur Richard van Zwol oordeelde al in 2021 dat gemeenten structureel €6 mrd te weinig van het Rijk hadden ontvangen voor de jeugdzorg – en de komende jaren komen ze miljarden te kort. Het oordeel leidde nog nauwelijks tot bijbetaling, laat staan herstel.
Gemeenten moeten echter óók bloeden voor beleid dat nooit is uitgevoerd. Ze worden sinds 2015 gekort op hun budget, vanuit de onbewezen gedachte dat gefuseerde gemeenten minder geld nodig hebben. En hoewel die verplichte fusies er (gelukkig) nooit zijn gekomen, bleef deze korting – tot nog toe – bestaan.
Daarbovenop wijzigt het Rijk – eenzijdig – de voedingsgrondslag voor het gemeentefonds; jargon voor ‘u krijgt minder geld voor dezelfde taken’. Hierdoor zijn gemeenten angstig geworden structurele verplichtingen aan te gaan en legden ze reserves aan voor beleid dat wél nog moet worden uitgevoerd.
Personeelstekorten, die iedereen ervaart, helpen ook niet om dat geld uit te geven. Dit kabinet zet met de deze week verschenen Voorjaarsnota voorzichtig een eerste stap; genoeg is het zeker niet. Er is maar een échte oplossing: gemeenten moeten van het Rijk adequate budgetten krijgen voor hun taken, naast een correctie om de opgebouwde achterstanden te herstellen. Dat is niet alleen verstandig, het is ook fatsoenlijk.
John Bijl is directeur van het Periklesinstituut, Michiel van der Eng is als trainer aan het instituut verbonden. Het Periklesinstituut verzorgt trainingen voor raadsleden en wethouders.
Dit artikel verscheen eerst op 18 april 2024 bij het Financieel Dagblad.