Ook de PVV moet leden hebben

Voorstanders van wetgeving, waaronder Pieter Omtzigt (NSC) en D66, betogen dat een politieke partij in een democratie zelf ook democratisch georganiseerd moet zijn. Zij vrezen dat een partij die volledig afhankelijk is van één persoon geen interne tegenspraak of controlemechanismen kent. Volgens bestuurskundige John Bijl is dit een fundamenteel probleem: ‘Je hebt een veiligheidsklep nodig. In een partij zonder leden is er geen ruimte voor intern debat en geen manier om de leiding ter verantwoording te roepen.’ Hij pleit dan ook voor wetgeving die partijen verplicht om een democratische structuur te hanteren.

Overheidsingrijpen

Tegenstanders, waaronder historicus en rechtsgeleerde Gerrit Voerman, vinden dat de overheid zich niet moet bemoeien met de interne organisatie van politieke partijen. Hij wijst erop dat miljoenen mensen op de PVV stemmen en dat deze kiezers blijkbaar geen bezwaar hebben tegen de structuur van de partij. ‘De democratie is uiteindelijk het oordeel van de kiezer. Als mensen vinden dat een partij te weinig interne controle heeft, kunnen ze daar zelf voor kiezen door niet op die partij te stemmen.’

Geert Wilders zelf reageerde fel in de Tweede Kamer: ‘Waar bemoei je je mee?’ Volgens hem is het een bewuste keuze om de PVV zonder ledenstructuur te laten functioneren, juist om de koers strak te houden. Hij wijst erop dat er in het verleden interne conflicten zijn geweest bij andere partijen, wat de stabiliteit van de PVV volgens hem ten goede is gekomen.

Een principiële kwestie

De discussie raakt aan een bredere vraag over partijstructuren en democratie. Moet een partij intern democratisch zijn, of is het voldoende dat zij via verkiezingen verantwoording aflegt aan de kiezer? Voorstanders van verplicht ledenaantal zien dit als een noodzakelijke waarborg voor transparantie en controle, terwijl tegenstanders het een vorm van staatsinmenging vinden die indruist tegen de vrijheid van vereniging. De vraag blijft of de overheid daadwerkelijk regels moet opleggen aan politieke partijen, of dat kiezers zelf het laatste woord hebben.

Toch is de bestuurbaarheid van de gemeente vooralsnog niet in gevaar. De raad telt nu dertien fracties in plaats van de twaalf waarmee hij begon. ‘Het kan politiek gekrakeel zijn zonder dat het impact heeft op het bestuur, omdat de machine gewoon doordraait’, stelt hoogleraar Geerten Boogaard. Maar hij waarschuwt: hoe meer fracties, hoe langer de debatten, en hoe stroperiger het proces.

Raadsleden zelf relativeren de gevolgen. ‘Je moet toch samen verder’, zegt Marieke Rijk van Fractie Tonnaer. ‘Dus daar ga je gewoon mee om.’ Toch knaagt het soms, erkent Roy Drommel (GroenLinks): ‘Je denkt toch: wat stelt het voor wat jij zegt. Morgen kan het weer anders zijn.’

Vooral bij afsplitsingen lopen de emoties op. Van der Eng: ‘Het doet natuurlijk wel wat met de sfeer en de verhoudingen in de raad. Maar het draait er uiteindelijk om of raadsleden over de pijn heen kunnen stappen.’ Het Periklesinstituut ziet het als een kwestie van politieke cultuur. In sommige gemeenten is het inmiddels normaal geworden. ‘Daar zei iemand ooit: het zit hier in het hout van de stoelen.’

Volgens gemeentepolitiekdeskundige John Bijl is de rol van commissievergaderingen cruciaal in het politieke proces. ‘Feitelijk vindt het meeste politieke voorbereidende werk in deze commissies plaats. Hier wordt gediscussieerd en worden voorstellen afgewogen. Je kunt dat niet pas doen in de vergadering waar de besluiten worden genomen.’

Elke Statenfractie mag een burgercommissielid aanstellen om de werklast te verlichten, maar Bos maakt daar geen gebruik van. Hij stelt dat FvD ‘effectiever’ werkt buiten de commissies en dat vergaderingen weinig invloed hebben op de uiteindelijke besluitvorming. Bijl plaatst kanttekeningen bij deze strategie. ‘Je bent gekozen als Statenlid en dan moet je ook gewoon je gezicht laten zien en meepraten over de zaken die voor jouw kiezers belangrijk zijn.’

Het contrast met andere eenmansfracties is groot. D66-Statenlid Wouter Versluijs woonde 31 van de 33 commissievergaderingen bij en noemt afwezigheid ‘een gemiste kans’. Ook bij de PVV was Statenlid Raymond de Roon vaak afwezig, maar hij zorgde tenminste voor vervanging door een burgercommissielid.

De discussie over de aanwezigheid van Statenleden raakt aan de kern van volksvertegenwoordiging: in hoeverre kunnen kiezers verwachten dat hun vertegenwoordigers deelnemen aan het inhoudelijke proces? De komende tijd zal blijken of FvD vasthoudt aan deze werkwijze, of dat er toch meer inzet komt om actief deel te nemen aan de Statencommissies.

Volgens gemeentepolitiekdeskundige John Bijl is het achterhouden van informatie een ernstige fout. ‘Een wethouder hoort de raad volledig en correct te informeren. Dit is een basisfout.’ Hij benadrukt dat de motie van wantrouwen ook in stemming kan worden gebracht als de wethouder zich heeft ziekgemeld, zoals Postma deze week deed. ‘Het gaat om haar functioneren in het verleden.’ Mocht zij weigeren op te stappen, dan kan de raad een formeel ontslagbesluit indienen.

De situatie rondom Postma zet ook druk op de coalitie. In mei vorig jaar werd onderwijswethouder Tatjana Sormaz (BVNL) als eerste wethouder in de fusiegemeente al weggestuurd vanwege een gebrek aan samenwerking. Volgens Wim Smit van ONS Brielle kan een gedwongen vertrek van Postma ook de stabiliteit van de coalitie verder onder druk zetten.

De kwestie wordt komende week in de gemeenteraad besproken, waar duidelijk zal worden of Postma aanblijft of dat Voorne aan Zee opnieuw een wethouder ziet vertrekken.

In de kern gaat het om twee besluiten: een afspraak met de provincie om een hoger vermogen voor de windmolens toe te staan dan aanvankelijk was voorzien, en een overeenkomst met de ontwikkelaar over kostenverdeling. Volgens gemeentepolitiekdeskundige John Bijl hangt de rechtmatigheid van deze besluiten af van de mandaten die de gemeenteraad vooraf aan het college heeft verstrekt. ‘Een college kan zelfstandig besluiten nemen binnen de kaders die de raad heeft vastgesteld. Als raadsleden constateren dat een besluit buiten die kaders valt, moeten zij dat direct aankaarten.’

Deze casus laat zien hoe de bevoegdheden binnen het lokale bestuur soms diffuus kunnen zijn, vooral bij complexe beleidsdossiers zoals energietransitie. Voor gemeenten ligt de uitdaging om te zorgen voor een transparante besluitvorming, waarbij zowel het college als de raad zich bewust is van de juridische en politieke grenzen van hun rol.

Een opgestoken middelvinger. Geen debatbijdrage, geen stemverklaring, maar een foto op Facebook, geplaatst door raadslid Benvenido van Schaik (Leefbaar Rotterdam), gericht tegen een burgerplan voor herontwikkeling van Rotterdam The Hague Airport. Het gebaar is duidelijk, de boodschap onmiskenbaar: ‘Fuck you’. Maar wat zegt het over de staat van het politieke debat?

‘Iedereen heeft het recht om iets te vinden, maar het siert een politicus als hij of zij dat doet met inhoud en niet met gebaren’, zegt John Bijl, directeur van het Periklesinstituut. ‘Dit is niet de manier van communiceren die past bij een lid van het hoogste bestuursorgaan van een gemeente.’ Volgens Bijl is het niet de eerste keer dat zulke incidenten voorkomen: ‘Ik heb ook weleens een middelvinger in de raadzaal gezien. Ook dat valt niet goed te praten.’

De reacties op het bericht zijn verdeeld. Waar Van Schaik stelt dat ‘negentig procent het met hem eens is’ en het gebaar ‘meer met een knipoog’ was bedoeld, noemen collega-raadsleden het ‘ondermaats’, ‘respectloos’ en ‘onwaardig’. Burgemeester Aboutaleb reageerde eveneens afkeurend, maar kreeg daarop een sneer terug van de fractievoorzitter van Leefbaar: het zou hem ‘niets aangaan’.

Een raad die het publieke debat niet weet te verheffen boven de onderbuik, ondermijnt zijn eigen gezag. Natuurlijk mogen raadsleden scherp zijn. Maar wie democratie serieus neemt, weet: inhoud overtuigt, niet houding. En dat geldt ook – of misschien juist – op Facebook.

En juist daarin schuilt de ernst van de situatie. Volksvertegenwoordigers zijn niet alleen gekozen om hun mening, maar ook om hoe zij die inbrengen in het publieke gesprek. Zeker als het gaat om een burgerinitiatief dat volgens de indieners zorgvuldig is onderbouwd. Politieke meningsvorming vraagt tegenspraak, geen wegwuiven. Laat staan met een middelvinger.

Bijl, die al twintig jaar lokale politici begeleidt en traint, merkt op dat dergelijke bedreigingen helaas geen uitzondering meer zijn. ‘Het gebeurt vaak dat lokale bestuurders te maken krijgen met agressie en geweld,’ zegt hij. ‘Ik weet zeker dat die 341 andere burgemeesters allemaal denken: dat had ik ook kunnen zijn. Het komt te dichtbij.’

De impact van deze bedreigingen is groot, niet alleen op de politici zelf, maar ook op hun naasten. ‘Ze vrezen voor zichzelf, maar misschien nog wel meer voor hun familieleden,’ aldus Bijl. ‘Dat die nu ook letterlijk onder vuur komen te liggen, omdat jij je in wil zetten voor de samenleving, is toch eigenlijk te gek voor woorden.’

Deze toename in bedreigingen heeft ook gevolgen voor de werving van nieuwe politici. Bijl signaleert dat het steeds moeilijker wordt om kandidaten te vinden voor functies als burgemeester, wethouder of raadslid. ‘Als ik vraag aan mensen waarom ze dit niet willen, dan is een van de redenen: “Je staat wel op een hele kwetsbare positie in een glazen huis.”‘

Hoewel extra beveiligingsmaatregelen een tijdelijke oplossing kunnen bieden, benadrukt Bijl dat dit geen duurzame aanpak is. ‘Je kunt lokale politici niet afschermen van de samenleving, want dan kunnen ze hun werk niet meer doen.’

Het nieuwe kabinet onder leiding van Dick Schoof heeft een afgeleid democratisch mandaat. Hij heeft dus geen inbreng gehad in de vorming van het hoofdlijnenakkoord. Toch moet hij leiding geven aan de uitvoering ervan en zorgen dat de politieke spelers van de coalitiedragende partijen tot bloei kunnen komen – onderwijl de eenheid in de ploeg bewakend. Meer dan ooit lijkt de rol van de komende minister-president daarmee op die van een burgemeester.

Zeker, er zijn ook verschillen. Schoof zal de Tweede Kamer niet voorzitten, zoals een burgemeester dat wel met de gemeenteraad doet. Ook gaat een burgemeester over de openbare orde in zijn gemeente en die rol ligt in ons land op nationaal niveau niet bij de minister-president (waar dan wél is een heel andere discussie).

En toch: een burgemeester wordt niet gekozen, maar benoemd. De gemeenteraad heeft een belangrijke rol bij die benoeming en zo heeft de burgemeester dus, net als Dick Schoof straks, een afgeleid mandaat.

Bij de coalitievorming in gemeenten is de burgemeester doorgaans niet of maar zeer beperkt betrokken. In het gunstigste geval krijgt hij of zij aan het eind van het proces de kans om wat opmerkingen te maken, waarbij het nog maar de vraag is of die opmerkingen ook tot aanpassing van het akkoord leiden. Dick Schoof werd pas aangezocht als kandidaat-premier toen het hoofdlijnenakkoord al klaar was. Een burgemeester kan niet kiezen met welke wethouders zij of hij moet samenwerken: dat bepaalt de gemeenteraad op basis van de uitslag van de verkiezingen. Toch wordt de burgemeester, samen met de wethouders in het college, vol verantwoordelijk voor de uitvoering van de afspraken die de raad heeft gemaakt.

Een burgemeester kan die rol alleen maar vervullen door toe te zien op een getrouwe uitvoering van die afspraken en door te sturen op een goed verkeer tussen college en raad in politieke zin. De weg naar succes voor een burgemeester ligt hem erin dit zo a-politiek mogelijk te doen en alle politieke betrokkenen juist maximaal in hun rol te zetten. De uitvoering ligt in handen van het college, op basis van de kaders die de raad meegeeft. Waar de raad dan vervolgens weer op kan controleren. Met de burgemeester als bestuurlijk procesbegeleider. Hier kan premier Schoof zomaar een voorbeeld aan nemen. Zo bezien kan dit komende kabinet nog een succesvolle ontwikkeling in ons staatsrecht worden. Het hoofdlijnenakkoord is een politiek feit. Schoof heeft al verklaard dat zijn enige opdracht is om dat uit te voeren. Hij zal zijn ministers moeten aansporen om daar de politieke verantwoordelijkheid voor te nemen en tegelijkertijd met zijn kabinet moeten uitstralen dat de Tweede Kamer het politieke voortouw heeft. De premisse daarbij is dan wel dat de Kamer óók zijn politieke rol pakt, duidelijke kaders blijft stellen en eerlijk controleert op de voortgang. Het kortste lijntje zal Schoof in dat geval dan niet moeten hebben met Geert Wilders, maar met Kamervoorzitter Bosma.

Dit artikel verscheen op 5 juli 2024 bij NRC.

De helft plus één, maar dan voor jezelf. Gezien het aantal actieve politieke verengingen dat bij gemeenteraadsverkiezingen keislijsten inlevert én de steeds selectiever wordende keizer is het haast ondenkbaar. Toch gebeurde het in Barendrecht, Hilvarenbeek en Zeewolde. Een lokale lijst – respectievelijk Echt voor Barandrecht, HOI Werkt en Leefbaar Zeewolde – verzamelende na de verkiezingen meer dan de helft van de raadszetels. Ook in Hellendoorn haalde één lijst zo’n absolute meerderheid, maar splitste de fractie zich een jaar na de verkiezingen.

In Barendrecht, Hilvarenbeek en Zeewolde gaan deze grote fracties door. Gevaarlijk? ‘Vergelijk het met een scherp keukenmes: je kunt er de lekkerste gerechten mee bereiden, maar je kunt jezelf er ook lelijk  mee in de vingers snijden,’ zegt John Bijl tegen VNG. Hij werkte al met gemeenteraden waar er een de absolute meerderheid had.

De fractie moet er vooral voor zorgen dat de democratie blijft functioneren. Dat betekent tóch het debat aangaan, ook al weet je dat je de meerderheid hebt. ‘Dan maak je vaak dezelfde fout als de politieke tegenstander die je verslagen hebt.’

De grootste zijn betekent ook de kans om te investeren in de bestuurlijke cultuur van de gemeente. Dat doe je niet door alles maar even naar je hand te zetten. ‘Doe je dat wel, dan investeer je alleen maar in wantrouwen in de politiek, en is het snel gedaan met je absolute meerderheid.’ Investeren in de kwaliteit van het politieke debat acht Bijl onontbeerlijk. ‘Blijf als partij vooral het debat aangaan en zorg dat je afwegingen helder en zichtbaar zijn. Zo verwond je niet je vingers, maar benut je de mogelijkheid om als grootste partij echt iets voor elkaar te krijgen.’

NRC beschreef hoe het Eerste Kamerlid Kemperman (BBB) informatie van lobbygroep Vastgoed Belang overnam voor het stellen van vragen over het ontwerp voor de Wet betaalbare huur (17/6).

Maar is dit een echt een probleem? Kamerleden zitten er om belangen uit de samenleving te vertegenwoordigingen en deze in te brengen in het debat. Een voormalig boer mag boerenbelangen vertegenwoordigen, een oud-leraar mag opkomen voor onderwijs, en een particulier verhuurder voor particuliere verhuurders. Het is juist aan de Kamer deze belangen af te wegen tegen andere belangen. Pas zo ontstaat het algemeen belang. Het is Kemperman dus vrij om door hem relevant gevonden belangen te brengen in het wetgevingsproces. En daar vragen over te stellen, ook als die afkomstig zijn uit de sector wiens belangen op het spel staan.

Let op: dit ontslaat Kemperman niet van de plicht uit te leggen waarom deze vragen passen bij zijn politieke overtuiging of ideologische uitgangspunten. Daarnaast hoort hij te laten zien hoe hij de antwoorden op deze vragen gebruikt in het politieke debat: de antwoorden moeten relevant zijn voor het wetgevingsproces – niet alleen voor de sector. Maar vooral moet hij uitleggen waarom hij vindt dat met het dienen van het belang van de particuliere verhuurders ook het algemeen belang wordt gediend. Iets waar de andere senatoren hem ook best op mogen bevragen. Of dit alles gaat gebeuren, moet nog blijken. Het is nu veel te vroeg en zelfs onheus om Kemperman daarop te beoordelen. Hooguit kun je Kemperman naïviteit verwijten, door lukraak stukken van een belangenorganisatie over te nemen.

Dit artikel verscheen op 20 juni 2024 in NRC.