Kamerleden moeten juist wél belangen inbrengen

NRC beschreef hoe het Eerste Kamerlid Kemperman (BBB) informatie van lobbygroep Vastgoed Belang overnam voor het stellen van vragen over het ontwerp voor de Wet betaalbare huur (17/6).

Maar is dit een echt een probleem? Kamerleden zitten er om belangen uit de samenleving te vertegenwoordigingen en deze in te brengen in het debat. Een voormalig boer mag boerenbelangen vertegenwoordigen, een oud-leraar mag opkomen voor onderwijs, en een particulier verhuurder voor particuliere verhuurders. Het is juist aan de Kamer deze belangen af te wegen tegen andere belangen. Pas zo ontstaat het algemeen belang. Het is Kemperman dus vrij om door hem relevant gevonden belangen te brengen in het wetgevingsproces. En daar vragen over te stellen, ook als die afkomstig zijn uit de sector wiens belangen op het spel staan.

Let op: dit ontslaat Kemperman niet van de plicht uit te leggen waarom deze vragen passen bij zijn politieke overtuiging of ideologische uitgangspunten. Daarnaast hoort hij te laten zien hoe hij de antwoorden op deze vragen gebruikt in het politieke debat: de antwoorden moeten relevant zijn voor het wetgevingsproces – niet alleen voor de sector. Maar vooral moet hij uitleggen waarom hij vindt dat met het dienen van het belang van de particuliere verhuurders ook het algemeen belang wordt gediend. Iets waar de andere senatoren hem ook best op mogen bevragen. Of dit alles gaat gebeuren, moet nog blijken. Het is nu veel te vroeg en zelfs onheus om Kemperman daarop te beoordelen. Hooguit kun je Kemperman naïviteit verwijten, door lukraak stukken van een belangenorganisatie over te nemen.

Dit artikel verscheen op 20 juni 2024 in NRC.

Een van de mogelijke oorzaken ligt bij de manier waarop gemeenten hun profielschetsen opstellen. ‘Soms is een sollicitatieprofiel zo breed dat iedereen zich erin kan vinden, maar in Bunschoten lijkt juist het tegenovergestelde te gebeuren,’ merkt bestuurskundige John Bijl van het Periklesinstituut op. ‘De profielschets klinkt bijna als een waarschuwing vooraf. Dat kan kandidaten afschrikken.’

Bunschoten staat bekend om zijn hechte gemeenschap en uitgesproken karakter. De gemeenteraad benadrukt in de profielschets dat ‘mensen van buiten vreemden worden genoemd’ en dat ‘gezag soms moeite kan opleveren’. Dit roept de vraag op of de formulering van de vacature bijdraagt aan het gebrek aan geschikte sollicitanten. ‘Ze hebben dit met de beste intenties opgeschreven, omdat het dorp dit zo ervaart,’ zegt Bijl. ‘Maar het kan de indruk wekken dat een burgemeester van buiten niet welkom is.’

Voormalig burgemeester Melis van de Groep was achttien jaar lang een uitzondering op de regel dat burgemeesters doorgaans van buiten de gemeente komen. Zijn lange ambtstermijn zou kandidaten kunnen intimideren, maar Bijl betwijfelt dat dit de doorslag geeft. ‘Het is een grote verantwoordelijkheid, maar dat zou eerder een uitdaging moeten zijn dan een belemmering.’

Met de stopgezette procedure blijft Bunschoten na september voorlopig met een waarnemend burgemeester werken. De vacature gaat in 2025 opnieuw open. ‘Misschien zou de gemeente er goed aan doen de vacaturetekst iets aan te passen,’ suggereert Bijl. ‘En dan hoop ik dat er iemand wordt aangenomen op zijn kwaliteiten. Het wordt nooit een Melis-2, maar het zou mooi zijn als de Bunschoters hun nieuwe burgemeester uiteindelijk toch in de armen sluiten.’

In principe heeft de Commissaris van de Koning (kortweg CdK)  eenzelfde positie als die van burgemeester, legt Brok uit. Maar dan wel zonder de portefeuille Openbare orde en veiligheid, vult Bijl aan. ‘De commissaris van de Koning heeft samen met de gedeputeerden vooral een coördinerende rol,’ vertelt Bijl. ‘Bijvoorbeeld bij de provinciale plannen voor woningbouw, de opvang van asielzoekers en de energietransitie en zal soms moeten bemiddelen.’

Daarnaast heeft de CdK als Rijksheer een zorgtaak voor de burgemeesters. ‘De commissaris van de Koning begeleidt het proces rondom burgemeestersbenoemingen, maar fungeert ook als een soort coach voor burgemeesters. Zuid-Holland telt vijftig gemeenten, dus dat zijn aardig wat telefoontjes en bezoekjes,’ legt Bijl uit.

Het is 100 procent zeker dat het er komt, zei Isabella over het AZC. Volgens inwoner Danny Snijders toont de burgemeester zich partijdig en zou hij van het dossier af moeten en zich er niet meer over mogen uitspreken. Via de rechter probeert Snijders dat nu af te dwingen.

‘Kansloos,’ vindt John Bijl tegen het AD. ‘Als bestuurder mag hij een mening hebben,’ zegt Bijl. ‘De enige die zou dit zou kunnen eisen is de gemeenteraad,’ legt Bijl uit. Maar daar is al een meerderheid gebleken voor het AZC, iets wat de uitspraak van Isabella ook zou kunnen verklaren. Ook de in januari aangenomen spreidingswet verplicht gemeenten tot opvang van asielzoekenden.

Daarnaast kan de rechter niet eens bepalen waar een bestuurder zich wel of niet over uitspreekt, zegt Bijl. ‘Het wordt een korte rechtszaak.’

‘Bokito-gedrag’ van burgemeester leidt tot bijzondere rechtszaak: boze Houtenaren eisen onpartijdigheid (AD, 13 mei 2024)

Rotterdam zoekt op dit moment een opvolger voor Ahmed Aboutaleb. Nog dit jaar moet zijn opvolger worden geïnstalleerd. Op verschillende manieren doet de gemeente haar best om ook de inwoners te betrekken bij wat er van de nieuwe burgemeester mag worden verwacht. Vers Beton vond daarin een aanleiding om maar eens op te schrijven wat nu precies de functie is van een burgemeester.

Er zijn nogal wat misvattingen over. Vers Beton legde er vijf voor aan John Bijl van het Periklesinstituut.

Een bijzin in een artikel bracht wethouder Karin Walters in politieke problemen. Bij een bezoek aan een bijeenkomst met informatie om naar Belarus te emigreren tekende een verslaggever op dat een ‘prominent lokaal bestuurder’ had gezegd ‘Nederland helemaal zat was’. Het bleek om Walters te gaan, maar die ontkende bij de bijeenkomst te zijn geweest. Later beweerde ze slechts met een kennis te bijeenkomst te hebben bezocht. Mede door het steeds bijstellen van haar verhaal verloor ze het vertrouwen van haar collega’s in het college, en de raad.

De kwestie is extra gevoelig omdat het hier gaat om mogelijke verhuisplannen naar Rusland, een land waarmee Nederland ‘in oorlog is’. Dat roept vragen op over haar loyaliteit. Had Walters meteen erkend dat iemand in haar omgeving interesse had in een verhuizing naar Belarus of Rusland, dan had dat volgens Bijl veel kunnen schelen. ‘Ze had kunnen zeggen: “Dit was stom, ik had daar niet moeten zijn. Ik ging mee met iemand die ik goed ken, en in vriendschappen steun je elkaar.”’

Volgens Bijl is het een misvatting dat politici hun privé-opvattingen volledig kunnen scheiden van hun functie. ‘Je gaat de politiek in vanwege je persoonlijke overtuigingen, dus die spelen altijd mee.’ Hij wijst op eerdere incidenten, zoals een wethouder in Zeewolde die moest opstappen vanwege uitgesproken standpunten over het coronabeleid.

In Walters’ geval spelen twee zaken extra zwaar mee. Ten eerste: haar mogelijke vertrek suggereert dat ze Nederland zat is, terwijl ze zelf bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt. En ten tweede: ze is daar niet transparant over geweest. Dat maakt de situatie des te problematischer.

Na jaren van overleg, protest, beklag, een vuist op tafel van toenmalig VNG-voorzitter Jan van Zanen, arbitrage en demonstrerende wethouders Financiën op het Malieveld is de financiële situatie van gemeenten er niet beter op geworden. Integendeel. Zelfs de VNG pleit er nu voor dat gemeenten dan maar geen sluitende begroting inleveren.

Het is de hoogleraren Raymond Gradus en Tjerk Budding ook opgevallen, getuige hun opiniebijdrage vorige week in deze krant (FD, 10 april). Zij betogen dat gemeenten hun spaargeld moeten aanspreken om de jaarlijkse financiële tekorten tegen te gaan. Dat is niet alleen geen oplossing; het is zelfs adding insult to injury.

Griffe graaiers

Het is te gortig om gemeenten weg te zetten als griffe graaiers van gemeenschapsgeld. Helaas komt de nijpende financiële situatie van gemeenten niet bepaald uit de lucht vallen. Zonder structureel ingrijpen staan we aan de vooravond van een onbedoelde maar catastrofale verschraling van de publieke dienstverlening op lokaal niveau. Dat merken we straks allemaal in slecht onderhouden wegen, verstopte riolen, gesloten zwembaden en bibliotheken, nóg langere wachtlijsten voor jeugdhulp en Wmo, rotte schoolgebouwen en woekerend groen.

Betogen dat gemeenten niet hun steentje bijdragen aan noodzakelijke bezuinigingen is onheus. Budding en Gradus gaan in hun bijdrage voorbij aan het feit dat het gemeentefonds – waarvan elke gemeentebudget tot wel driekwart afhankelijk is – al decennialang de sluitpost van de rijksbegroting is.

Al zeker sinds 2002 miskent het Rijk consequent de regel dat elke nieuwe taak voor gemeenten ook adequaat gefinancierd moet worden. Voorbeelden zijn te zien bij de uitvoering van de jeugdhulp en de maatschappelijke ondersteuning: gemeenten kregen openeinderegelingen overgedragen, met daarbij een korting van 25% op het budget. Ook het kabinet-Rutte IV kort weer €500 mln extra op het budget voor jeugdhulp, ondanks dat de verantwoordelijk staatssecretaris inmiddels zelf tegen is. De meest recente ontwikkeling is dat dit bedrag met een eigen bijdrage – te innen door gemeenten – gevonden moet worden.

Een arbitragecommissie onder leiding van staatsraad en huidig informateur Richard van Zwol oordeelde al in 2021 dat gemeenten structureel €6 mrd te weinig van het Rijk hadden ontvangen voor de jeugdzorg – en de komende jaren komen ze miljarden te kort. Het oordeel leidde nog nauwelijks tot bijbetaling, laat staan herstel.

Nooit uitgevoerd

Gemeenten moeten echter óók bloeden voor beleid dat nooit is uitgevoerd. Ze worden sinds 2015 gekort op hun budget, vanuit de onbewezen gedachte dat gefuseerde gemeenten minder geld nodig hebben. En hoewel die verplichte fusies er (gelukkig) nooit zijn gekomen, bleef deze korting – tot nog toe – bestaan.
Daarbovenop wijzigt het Rijk – eenzijdig – de voedingsgrondslag voor het gemeentefonds; jargon voor ‘u krijgt minder geld voor dezelfde taken’. Hierdoor zijn gemeenten angstig geworden structurele verplichtingen aan te gaan en legden ze reserves aan voor beleid dat wél nog moet worden uitgevoerd.

Personeelstekorten, die iedereen ervaart, helpen ook niet om dat geld uit te geven. Dit kabinet zet met de deze week verschenen Voorjaarsnota voorzichtig een eerste stap; genoeg is het zeker niet. Er is maar een échte oplossing: gemeenten moeten van het Rijk adequate budgetten krijgen voor hun taken, naast een correctie om de opgebouwde achterstanden te herstellen. Dat is niet alleen verstandig, het is ook fatsoenlijk.

John Bijl is directeur van het Periklesinstituut, Michiel van der Eng is als trainer aan het instituut verbonden. Het Periklesinstituut verzorgt trainingen voor raadsleden en wethouders.

Dit artikel verscheen eerst op 18 april 2024 bij het Financieel Dagblad.

Volgens Michiel van der Eng, financieel deskundige bij het Periklesinstituut, zullen vooral kleinere gemeenten de klappen voelen. ‘Grotere gemeenten hebben meer rek in de begroting en kunnen dit beter opvangen,’ legt hij uit. Om het volledige tekort te compenseren, zou de onroerendezaakbelasting (OZB) met gemiddeld zestig procent moeten stijgen. ‘Dat is nauwelijks uitlegbaar, want inwoners krijgen er geen extra voorzieningen voor terug,’ aldus de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

De VNG adviseert gemeenten om kritisch te kijken naar zowel verplichte als autonome taken. Bezuinigingen op verplichte taken, zoals paspoortuitgifte, zullen direct merkbaar zijn. ‘Als je maar één avond per week een rijbewijs kunt aanvragen, gaan inwoners daar last van krijgen,’ stelt Van der Eng. Daarnaast dreigt kaalslag in gemeentelijke voorzieningen zoals zwembaden, buurthuizen en culturele instellingen. ‘Een zwembad of buurthuis kan je maar één keer sluiten en meestal komt het niet meer terug. Heropenen brengt weer hoge kosten met zich mee.’

Gemeenten bereiden zich nu al voor op de mogelijke gevolgen en hopen dat de landelijke politiek alsnog met extra financiering komt. ‘De tijd dringt,’ waarschuwt Van der Eng. ‘In het najaar moeten gemeenten beslissen over de begroting voor 2025 en oplossingen zoeken voor het dreigende tekort in 2026 en later.’

De kiezer mag binnenkort stemmen met een kleiner, overzichtelijker stembiljet — tenminste, als het aan demissionair minister Hugo de Jonge ligt. In vijf gemeenten wordt tijdens de Europese verkiezingen geëxperimenteerd met een nieuw ontwerp: partijlogo’s boven, kandidatennummers onder. Geen namen. Die krijgt de kiezer apart thuisgestuurd of kan ze in het stembureau opzoeken. Handig voor het tellen, toegankelijker voor de kiezer.

Maar dat gemak heeft een prijs, zegt John Bijl, directeur van het Periklesinstituut. ‘De essentie van ons democratisch stelsel is dat wij stemmen op kandidaten. Burgers verdiepen zich nu al nauwelijks in de mensen op een kieslijst — dat wordt straks nog minder. We horen een mens te kiezen, geen nummer.’

Het nieuwe stembiljet werkt dat volgens Bijl alleen maar verder in de hand. Wie alleen een partij aanvinkt, stemt automatisch op de lijsttrekker. ‘Dat lijkt me zelfs ongrondwettelijk. Het is het zoveelste duwtje richting persoonsdemocratie.’ In de media krijgt de lijsttrekker al de meeste aandacht, maar elke gekozen politicus vertegenwoordigt zijn eigen mandaat. Dat onderscheid raakt met dit systeem verder op de achtergrond.

Bijl uitte zijn zorgen al eerder in een opinieartikel in NRC, waarin hij betoogt dat het nieuwe biljet Kamerleden en raadsleden nog anoniemer maakt dan ze al zijn.

Hij zou liever zien dat het experiment met scholierenverkiezingen wordt getest — met fictieve stemmen. En dat de stemprocedure niet wordt aangepast om logistieke redenen. ‘Ja, het tellen van grote biljetten kost tijd. Maar is dat erg? Ik vind van niet. Verkiezingen zijn het fundament van de democratie. Dat mag best een dagje langer duren.’

In een tijd waarin politieke vertegenwoordigingen juist onder druk staan, is overzichtelijkheid belangrijk — maar representatie nog belangrijker. Het nieuwe stembiljet lijkt de democratie efficiënter te willen maken. Maar wie alleen nog partijen en nummers ziet, verliest misschien uit het oog waar het echt om draait: het kiezen van mensen.

Volgens bestuurskundige John Bijl van het Periklesinstituut hangt de toekomst van Schot af van hoe ze omgaat met de situatie. In PZC benadrukt hij: ‘Wat je privé doet, heeft impact op je functie als wethouder. Een vergrijp straalt af op het imago van de overheid.’ Bijl wijst erop dat het niet alleen om de overtreding zelf gaat, maar vooral om hoe Schot daarna handelt. ‘Het zegt iets over de moraal wat je intenties en gedragingen zijn nadat de misstand is gepleegd.’

Hoewel Schot in een verklaring spijt heeft betuigd, roept Bijl op tot meer duidelijkheid. ‘Ze moet heel goed uitleggen hoe de zaak zich heeft afgespeeld. Als ze het vertrouwen wil herstellen, is een simpele “ik heb niet goed opgelet” niet voldoende,’ aldus Bijl in PZC.

Voorlopig geniet Schot de steun van haar partij, de SGP, en blijft ze in functie. De gemeenteraad zal uiteindelijk moeten oordelen of zij kan aanblijven. ‘Ook de raad zal een verklaring moeten geven over hoe ze dat verantwoorden,’ stelt Bijl. De kwestie zal de komende weken verder worden besproken in de raadsvergadering.