‘Neem dan maar eens een goed afgewogen besluit, los van alle emoties’, zegt John Bijl van het Periklesinstituut. Hij begeleidt gemeenteraden in hun functioneren en ziet met lede ogen aan hoe het lokale debat in Bedum verhardt. ‘Op het moment dat je alleen bezig bent met het verwerken van deze schrik, is het moeilijk om boven de materie te hangen en het over het algemeen belang van de hele gemeente te hebben.’
Het spoeddebat volgt op een reeks incidenten. Fractievoorzitter Rolf van Bruggen van Hogeland Lokaal wordt beveiligd nadat hij met de dood is bedreigd en zelfs fysiek is aangevallen. ‘Tegen een motorkap duwen; waar hebben we het over?’ zegt Bijl. ‘Het is echt bizar dat mensen zich op deze manier tegen hun volksvertegenwoordigers opstellen.’
Het Periklesinstituut ziet een bredere trend: vier op de tien raadsleden krijgen te maken met agressie, onder wethouders is dat zelfs de helft. Voor burgemeesters loopt dat op tot zestig procent. ‘De toename hiervan zorgt ervoor dat het steeds moeilijker wordt hier nog verbaasd over te zijn’, zegt Bijl.
Hij maakt zich zorgen over het effect van intimidatie op de besluitvorming. ‘Raadsleden moeten kunnen stemmen zonder last. Op het moment dat er sprake is van intimidatie en angst voor eigen lijf en leden, voelen raadsleden zich daar niet prettig bij. Je moet dan gewoonweg constateren dat de democratie op een bepaald moment niet meer functioneert.’
De situatie in Het Hogeland staat niet op zichzelf. Ook elders in het land, zoals in Sint-Michielsgestel, is het debat over opvanglocaties ontspoord. De vraag is hoe gemeenteraden zich daartegen kunnen wapenen.
Bijl heeft daar een duidelijk antwoord op: ‘Houd elkaar vast. Sta voor het vrije woord. Verwerp iedere inzet van buitenaf om mensen te beïnvloeden, zeker wanneer dat met geweld en intimidatie gepaard gaat.’
Toch heeft hij vertrouwen in de raad van Het Hogeland. ‘Het zijn allemaal nuchtere Grunnegers. Dat scheelt een boel.’
De zaak in Tiel lijkt op eerdere incidenten. Zoals in Noordoostpolder, waar burgemeester Harald Bouman al na tien maanden vertrok vanwege spanningen op het gemeentehuis. Of het vertrek van Rob Bats in Haren, na de Project X-rellen, waarbij hem werd verweten te laat te hebben ingegrepen. In beide gevallen was er sprake van publieke druk én een gespannen relatie met ambtenaren.
‘Voor een burgemeester is het eerste jaar altijd wennen’, zegt Bijl. ‘Je hebt veel petten op en het kost tijd om het vak onder de knie te krijgen. Bovendien is het een ingewikkeld én eenzaam beroep. Je hebt adviseurs, en misschien een collega die je kunt appen, maar uiteindelijk moet jij de knoop doorhakken. Dat is een druk waar je tegen moet kunnen.’
Toch is het niet zo dat een burgemeester zomaar op straat staat. Formeel kan alleen de minister van Binnenlandse Zaken een burgemeester ontslaan, en dat ook nog eens op verzoek van de gemeenteraad. De Commissaris van de Koning speelt daarin vooral een begeleidende rol, tenzij het gaat om een interim-benoeming – die kan hij wél intrekken.
Toezicht op het functioneren van een burgemeester is in de praktijk gebrekkig geregeld. ‘Wettelijk is daar niets over vastgelegd’, legt Bijl uit. ‘Vaak is er een klankbordgroep van raadsleden, maar het niveau daarvan verschilt enorm. Soms zijn die gesprekken niet veel meer dan een jaarlijks rondje “gaat wel goed toch?”.’ Volgens Bijl moeten raadsleden in zo’n klankbordgroep hun rol veel serieuzer nemen. ‘Ik ken een geval waarin de burgemeester jarenlang te horen kreeg dat alles prima was – totdat hij herbenoemd wilde worden. Toen bleek ineens dat men eigenlijk allang ontevreden was.’
Een goede verhouding tussen burgemeester en raad is cruciaal – maar even belangrijk is de relatie tussen burgemeester en ambtelijke organisatie. Als die ontspoort, valt er weinig meer te redden. De casus-Tiel laat zien hoe kwetsbaar het burgemeestersambt is, en hoe belangrijk het is dat raadsleden goed zicht houden op wat er zich achter de schermen afspeelt. Want bestuurlijke ontsporingen ontstaan zelden in de openbaarheid – maar ze ontwrichten des te meer.
Na de gemeenteraadsverkiezingen kreeg de POV als grootste partij de regie over de formatie en besloot John Bijl aan te stellen als informateur. Met een onafhankelijke en partijloze aanpak was zijn opdracht helder: een coalitie smeden die de komende vier jaar effectief kon besturen en breder gedragen werd binnen de raad. Bijl ging in gesprek met alle dertien partijen om hun visie en bereidheid tot samenwerking te peilen.
Tijdens deze gesprekken kwamen verschillende thema’s naar voren: de behoefte aan een andere bestuurscultuur, betere samenwerking tussen raad en college en een bredere betrokkenheid van de samenleving. Bijl benoemde in zijn analyse dat er veel politieke overeenkomsten waren tussen bepaalde partijen, maar ook dat de verhoudingen in de raad moeizaam waren.
Op basis van deze gesprekken stelde hij voor verder te onderhandelen met zes partijen: POV, PvdA, VVD, ROSA, GroenLinks en CDA. Hij onderbouwde deze keuze door te stellen dat deze partijen een gedeelde visie hadden op samenwerking en representatie van de gemeenteraad.
Een van de cruciale momenten in het proces was de afweging of een bredere coalitie mogelijk was. Sommige partijen, zoals D66 en DZ, gaven aan open te staan voor deelname, maar werden niet opgenomen in de uiteindelijke selectie. Dit leidde tot kritiek, vooral vanuit oppositiepartijen die vonden dat het proces minder open was dan werd beweerd. Bijl benadrukte in zijn eindverslag het belang van een coalitie die niet alleen intern stabiel zou zijn, maar ook een andere bestuursstijl moest omarmen. De nieuwe coalitie beloofde een cultuur waarin niet alleen de coalitiepartijen, maar de gehele raad eerder betrokken zou worden bij beleidsvorming
Met het advies van de informateur afgerond, lag de bal bij de coalitiepartners om een concreet akkoord uit te werken. Bijl zelf concludeerde dat het formatieproces niet alleen moest leiden tot een meerderheidscoalitie, maar vooral tot een werkbare verhouding tussen raad en college. Tijdens de bestuursperiode moet uitwijzen in hoeverre de ambities van participatie en bestuursvernieuwing daadwerkelijk waargemaakt worden.
De informateur heeft zijn werk gedaan: de basis is gelegd, de politieke verhoudingen zijn scherp gesteld en de zes partijen hebben hun samenwerking geformaliseerd. Nu is het aan het nieuwe college om de beloftes in de praktijk te brengen.
John Bijl informateur Zaanstad (De Orkaan, 24 maart 2022)
John Bijl aan de slag als informateur in Zaanstad (Rodi.nl, 25 maart 2022)
Partijloze informateur volgende week aan de slag (Zaanstad Nieuws, 25 maart 2022)
Informatie Zaanstad verder met POV, PvdA, VVD, ROSA, GroenLinks en CDA (De Orkaan, 4 april 2022)
Informateur klaar: alle gesprekspartners in college (Zaanstad Nieuws, 13 april 2022)
Coalitie Zaanstad krijgt vorm… maar ook raadsbreed? (De Orkaan, 15 april 2022)
‘Ieder raadslid moet de mogelijkheid hebben om tegen het college te zeggen: “dit moet anders”. De motie is een prachtig instrument om heel duidelijk te laten zien dat het hoogste bestuursorgaan het college een opdracht geeft.’ De coalitie in Halle, bestaande uit het Vlaams-nationalistische N-VA en het christendemocratische CD&V, vindt dat de gemeenteraad te veel tijd besteedt aan moties over onderwerpen waar de raad geen beslissingsbevoegdheid over heeft. Hoewel de oppositie enige begrip toont voor deze redenatie, vreest men dat dit besluit te ver gaat en het democratisch proces schaadt.
Ook in Nederland is het motierecht niet wettelijk vastgelegd, maar een lokaal instrument. Dit betekent dat gemeenteraden hun eigen reglementen kunnen aanpassen. Bijl legt uit: ‘Je zou het reglement van de raad zo aan kunnen passen dat het onderdeel motie niet meer kan. De term “motie” komt in de gemeentewet niet voor. Het is feitelijk een lokaal instrument en geen wettelijk middel.’
Er zijn in Nederland al voorbeelden van beperkte motierechten. Sommige gemeenteraden staan bijvoorbeeld geen moties ‘vreemd aan de orde van de dag’ toe of beperken het indienen van moties bij bepaalde agendapunten. Dit toont aan dat er mogelijkheden zijn om het motierecht in te perken, hoewel een totaalverbod zoals in Halle voor zover bekend nog niet is voorgekomen.
In Halle hebben maatschappelijke organisaties, waaronder Masereelfonds en Beweging.net, hun zorgen geuit over het motieverbod. In een brief aan de gemeenteraad stellen zij dat de raad de afgelopen tien jaar niet overspoeld is met moties en dat het verbod een disproportionele maatregel is.
Ondanks de lage opkomst hebben kiezers meer vertrouwen in de lokale politiek dan in de landelijke, stelt Bijl. ‘De burgemeester als gezagsdrager geniet nog aanzien, als een van de weinigen.’ Toch vertaalt dat vertrouwen zich niet in een hogere opkomst. ‘Onderzoek, onder andere in Rotterdam, laat zien dat veel mensen simpelweg vergeten te stemmen of er geen interesse in hebben. Maar een groot deel weet ook niet waar ze eigenlijk op stemmen. Onbekend maakt onbemind.’
Veel gemeenten voeren campagnes om kiezers te mobiliseren, maar die missen vaak hun doel. ‘Ze spreken mensen aan op hun plicht om te stemmen, terwijl die groep toch wel gaat. De uitdaging is om duidelijk te maken dat de gemeente ertoe doet.’ Volgens Bijl helpt een zichtbare campagne, zoals het ouderwetse verkiezingsposters plakken. ‘Fysieke aanwezigheid in de stad maakt verschil.’ Ook een politieke tweestrijd kan mobiliserend werken. ‘In 2006 was de opkomst in Rotterdam hoger door de strijd tussen Leefbaar Rotterdam en PvdA. Die competitie trok mensen naar de stembus.’
De verkiezingen vallen samen met forse bezuinigingen: in 2026 kort het Rijk 2,4 miljard euro op het gemeentefonds. Daardoor belanden veel gemeenten in de rode cijfers. ‘Normaal wil je verkiezingen ingaan met “dit gaan we oplossen”, maar nu wordt het eerder “we proberen het overeind te houden”’, waarschuwt Bijl. De vraag is of dat kiezers inspireert – of juist verder afschrikt.
Volgens Bijl is de situatie in Houten niet uniek. ‘Wat daar is gebeurd, is inherent aan politiek. Lokale bestuurders zijn vaak mensen die met passie voor hun gemeente aan de slag gaan. Maar als emoties en verantwoordelijkheden uit balans raken, kunnen de verhoudingen ontsporen.’ Hij benadrukt dat democratie draait om het omgaan met verschillende opvattingen. ‘Emoties spelen dan vanzelf een grote rol.’
De snelle vertrekronde van bestuurders in Houten leidt onvermijdelijk tot publieke scepsis over de politiek. ‘Veel burgers zien in dit soort bestuurlijke crises een bevestiging van hun wantrouwen: “ze” maken er toch altijd een zooitje van.’ Toch ziet Bijl geen slecht functionerende gemeenteraad. ‘De raad staat nog steeds overeind. Dat beperkt de schade. Het is verstandig geweest om snel een waarnemend burgemeester aan te stellen.’
Over het vertrek van Isabella is hij helder: ‘Bij mij overheerst het gevoel dat hij is meegetrokken in de val van zijn wethouders. Dat is het lot van de voetbalcoach: als je team slecht presteert, ben jij verantwoordelijk en moet je dus weg.’
Met de gemeenteraadsverkiezingen over een jaar en een steeds moeilijker wordend politiek klimaat, wordt het vinden van geschikte kandidaten een uitdaging. ‘De kans dat je als lokale bestuurder te maken krijgt met bedreigingen is zes op tien. De gemeentepolitiek is anno 2025 zwaarder dan ooit.’
Daarnaast is er een groot afbreukrisico. ‘Je kunt halverwege de rit zomaar op straat staan. Soms door eigen handelen, soms door onoverbrugbare politieke meningsverschillen. Daarom is een wachtgeldregeling noodzakelijk. Zonder dat financiële vangnet waagt niemand zich nog aan de lokale politiek.’
Toch blijft de publieke opinie hardnekkig. ‘Als oud-politicus doe je het in de ogen van het publiek nooit goed. Vind je snel een nieuwe baan, dan ben je een draaideurpoliticus. Werk je buiten de politiek, dan is het “vast geregeld door je vriendjes”. En blijf je langer zonder werk, dan ben je een wachtgeldtrekker.’
Voor de gemeenteraad van Houten is Bijls advies simpel: ‘Je hebt een verantwoordelijkheid gekregen van je kiezers. Ga over tot de orde van de dag en doe er wat mee.’
Samen met Wim Deetman (Kamervoorzitter van 1989 tot 1996), historica Anne Bos en voormalig Kamerlid en burgemeester Anne-Liese van der Stoel, bespreekt hoofduitlegger John Bijl de kunst van het voorzitten. Van interruptiebeheer tot het leiden van het Presidium, van kersttoespraken tot de dresscode op de publieke tribune — alles komt voorbij.
Wat deze aflevering laat zien: een Kamervoorzitter is veel meer dan een gespreksleider. Hij of zij zit weliswaar boven de partijen, maar staat midden in het parlementaire proces. De voorzitter leidt niet alleen het debat, maar vertegenwoordigt ook het hele parlement — in ceremoniën, in het contact met het kabinet en in de dagelijkse organisatie van het Kamerwerk. Daarbij is het voorzitterschap géén neutrale functie buiten de politiek: de voorzitter is nog altijd Kamerlid, met stemrecht en eigen opvattingen, al worden die tijdens het voorzitten zorgvuldig opzijgezet.
Wie goed kijkt, ziet dat gezag niet alleen zit in de hamer of de stoel — maar vooral in de stijl, het ritme, en het gevoel voor de ruimte. Soms is één opgetrokken wenkbrauw genoeg, of een hand op de knop van de geluidsinstallatie. En altijd geldt: wie voorzit, moet anderen de ruimte geven, maar ook weten wanneer het moment daar is om die ruimte weer te begrenzen.
Met unieke fragmenten, een vleugje parlementaire folklore én verrassend veel gevoel voor stijl is deze aflevering een kleine ode aan het vakmanschap van voorzitters — in de Kamer én daarbuiten.
Het Kamergesprek: parlementaire debatten uitgelegd is de politieke talkshow om het parlementaire debat beter te begrijpen. Het Kamergesprek wordt gemaakt door ProDemos in samenwerking met Nieuwspoort.
Welke rollen heeft de Kamervoorzitter in het debat en welke functies heeft die daarbuiten nog meer? Wat maakt voorzitten zo uitdagend? En hoe gaat het er achter de schermen aan toe? Presentator Kemal Rijken bespreekt het met politiek- en debatdeskundige John Bijl, oud-Tweede Kamervoorzitter Wim Deetman, ex-Tweede Kamerlid Anne Lize van der Stoel en politiek historicus Anne Bos.
Bekijk de aflevering op vrijdag 14 maart 2025 om 20.00 uur via de livestream hier, of bekijk het later hier terug. Je kunt het ook (terug)zien op de zender NPO Politiek en Nieuws en op Salto 1 Amsterdam.
De keuze van de gemeenteraad komt na aanhoudende kritiek op wethouder Paul Slettenhaar. Deze kritiek leidde eerder aan tot een breuk in de coalitie, waardoor het college met een minderheidssteun van slechts VVD en Lokaal Vitaal en een nieuwe, onafhankelijke wethouder verder moet. Deze laatste neemt het sociaal domein én het beheer van statushoudershuisvesting op zich, terwijl Slettenhaar zich alleen nog op de woningbouw zal richten.
Van de raad moet Slettenhouder dan de portefeuille statushoudershuisvesting neerleggen. Formeel is dat een verzoek, legt bestuurskundige John Bijl uit. Al verwacht hij dat de portefeuillehouders gehoor zullen geven aan de oproep van de raad, ‘De wethouders kunnen zeggen: we doen het lekker toch niet. Maar ik vermoed dat ze zich eraan gaan houden. Anders los je de bestuurscrisis nooit op.’
In de praktijk zal overigens deze portefeuille niet helemaal uit het zicht van de wethouder verdwijnen, legt Bijl uit. ‘Het college spreekt namelijk altijd met een mond, dus hij blijft mede-verantwoordlijk.

Het waarnemerschap van Hugo de Jonge als commissaris van de Koning in Zeeland heeft één ding glashelder gemaakt: het ambt leeft als nooit tevoren. Waar de meeste commissarissen hun werk grotendeels buiten het publieke oog verrichten, slaagt De Jonge erin om zichzelf én de provincie volop in het nieuws te houden. ‘Ik heb nog nooit zoveel over Zeeland gehoord en gelezen als in de afgelopen maanden’, constateert Marja van Bijsterveldt.
Of De Jonge daadwerkelijk heeft gesolliciteerd op de vacature, blijft onduidelijk. Maar dat zijn optreden als een publieke campagne voelt, is geen geheim. Volgens John Bijl van het Periklesinstituut past zijn profiel goed bij wat Zeeland vraagt: ‘Uitgesproken, proactief, bewust van de publieke kant van het ambt.’ Toch waarschuwt hij: ‘Het komt me niet over als een profiel dat voor hem is geschreven – ik heb vacatureteksten gezien die veel opzichter hengelden naar een specifieke kandidaat.’
De Jonge zet stevig in op zichtbaarheid en ambitie, met als opvallend voorbeeld zijn pleidooi voor een forse bevolkingsgroei. Die publieke profilering levert hem zowel bijval als weerstand op. ‘Bij mensen die heel graag een functie willen, wordt eerder getwijfeld of ze het voor zichzelf doen in plaats van voor de gemeenschap’, merkt Bijl op. Bovendien kunnen Statenleden zich ‘knorrig’ gaan voelen bij openlijke speculaties: ‘Het vergroot niet je gunfactor.’
Ook De Jonges verleden als coronaminister blijft op de achtergrond meespelen. Niet vanwege nieuwe feiten, maar vanwege het beeld. Een aanstaande parlementaire enquête en een zichtbaar verdeeld publiek maken hem kwetsbaar. ‘Als mensen zich gedwongen voelen een bepaalde keuze te maken, zijn ze eerder geneigd voor een andere optie te gaan’, zegt Bijl. Paradoxaal genoeg kan zijn populariteit buiten de commissie hem binnen de commissie juist in de weg zitten.
Toch is er ook waardering voor zijn leiderschap in moeilijke tijden. ‘Hugo had het lef om naar voren te stappen in die coronaperiode’, zegt Van Bijsterveldt. ‘Dat is wat we nodig hebben.’ En hoe de enquête ook uitpakt, John Bijl verwacht dat De Jonge zich er niet door laat verrassen: ‘Ik denk dat hij zijn beleid vanuit oprechtheid zal verdedigen. In de wetenschap dat de dingen niet altijd gelopen zijn zoals hij had gewild. Zo gaat dat altijd met besturen. En al helemaal tijdens een pandemie waar je nog niks van weet.’
De uiteindelijke beslissing ligt bij Provinciale Staten. Hun afweging zal iets moeten zeggen over het ambt, over het type leiderschap dat Zeeland nu nodig heeft – en misschien ook over wat voor provincie Zeeland zelf wil zijn. Stilstand is geen optie, zei De Jonge zelf. Maar te veel beweging kan óók vragen oproepen.