Kloppende cijfers, lege stembus

Al meer dan twintig jaar krijgen gemeenten er taken bij, maar moeten ze het doen met minder geld. Bezuinigingen, doeluitkeringen en decentralisaties stapelen zich op. Toch leidde dit niet tot echte verontwaardiging.

Pas recent werden gemeenten assertiever: de toenmalig voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Jan van Zanen, sloeg bij de minister naar eigen zeggen ‘met de vuist op tafel’. Wethouders financiën demonstreerden op het Malieveld en onlangs dreigde de VNG zelfs met een rechtszaak tegen het Rijk. Het resultaat? Bij de recente Voorjaarsnota krijgen gemeenten er weer vooral eenmalig geld bij; precies genoeg om de rechtszaak af te wenden. Het ravijnjaar is niet gedicht, maar verschoven. En de structurele zorgen blijven.

Wat ooit een zelfstandige bestuurslaag was, is steeds meer een uitvoeringsorgaan van het Rijk geworden. De autonomie die gemeenten formeel hebben, wordt uitgehold door financiële afhankelijkheid en politieke bemoeienis. Het gemeentefonds, ooit bedoeld om gelijkheid en ruimte te garanderen, is verworden tot een sturingsinstrument. Daarmee raakt niet alleen de slagkracht van gemeenten, maar ook hun legitimiteit – en dus die van het héle binnenlands bestuur.

De uitholling van lokale autonomie is geen incident, maar het gevolg van drie hardnekkige trends: gemeenten worden gezien als de zoveelste lobbyist in plaats van bestuurslaag, de mentaliteit van van wie betaalt bepaalt en in de manier waarop sowieso Haagse begrotingsmores politiek achter de cijfers heeft geplaatst.

Wie betaalt, bestuurt

Gemeenten zijn formeel een gelijkwaardige overheid, maar worden in Den Haag behandeld alsof ze in de lobby staan te wachten. Eerst komen de ministeries, die al zijn gelobbyd door krachtige belangengroepen zoals grootindustrie, natuurorganisaties, en onderwijsbonden. Pas dan mogen gemeenten bij het begrotingsoverleg aanschuiven.
De VNG is in die dynamiek steeds meer een van de vele belangenbehartigers en niet de vertegenwoordiging van een zelfstandige bestuurslaag. Daarnaast lobbyen gemeenten ook nog tegen zichzelf, zoals regio’s, grote steden of plattelandsgemeenten. Vaak ook nog eens effectiever omdat daarmee concreter en zichtbaarder beleid voor woningbouw, infrastructuur en werkgelegenheid wordt gemaakt.

Inmiddels lijkt het gemeentefonds de sluitpost van de rijksbegroting. Gemeenten krijgen vooral de kliekjes van de rijksbegroting uitgeserveerd – zonder zelfs de beleefdheid ze eerst op te warmen. Bovendien is het Rijk steeds meer geneigd zelf te bepalen waarvoor en hoe het geld moet worden besteed. Via specifieke uitkeringen, de spuks, stuurt het Rijk beleid tot op detailniveau. Zo schrijft de specifieke uitkering Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) niet alleen gezondheidsbeleid voor, maar verplicht ook regioplannen en verantwoordingsformats.

In het Hoofdlijnenakkoord van 2024 werd aangekondigd het aantal spuks te verminderen, wel met een bezuiniging van tien procent; gemeenten zouden ermee efficiënter kunnen werken. Het bleek de zoveelste dode mus. Het aantal spuks is niet gedaald, maar gestegen. De tien procent bezuiniging blijft vanzelfsprekend wél staan.
Nog fundamenteler is de verschuiving naar medebewind. Ruim tachtig procent van alle gemeentelijke taken is het feitelijk uitvoeren van rijksverantwoordelijkheden. Paspoorten en rijbewijzen, de bijstand, WMO en jeugdhulp, allemaal landelijke zaken waarvoor u bij het gemeenteloket aanklopt.

De wet schrijft voor dat het Rijk bij beleidswijzigingen moet onderbouwen wat de financiële gevolgen zijn voor gemeenten, én hoe die gevolgen worden opgevangen. In de praktijk gebeurt dat zelden. Een nieuw wetsvoorstel vergroot de sturingsruimte van het kabinet nog meer – én verkleint nota bene die van het parlement. Voor gemeenten betekent dit minder speelruimte, meer verplichtingen. Zo kan een mogelijke rijksbezuiniging op jeugdhulp heel concreet leiden tot een gesloten zwembad, een geschrapt festival of een leeg theater.

Omgekeerde politiek

De derde trend is minder goed zichtbaar: omgekeerd begroten. Goed beleid begint bij ideeën, niet bij het saldo. Maar Haagse logica draait dit om: eerst geld ritselen met een rekbare onderbouwing en dan onderweg het beleid erbij knutselen. Denk aan het nachtelijk rondje miljardenkwartet door coalitieleiders bij de Voorjaarsnota.

Politieke keuzes worden zo gereduceerd tot boekhoudtrucs. Het gevolg is dat de relatie tussen geld en beleid totaal zoek is. En zolang er toch nog geen beleid ligt, kun je met begrotingsposten vrijelijk schuiven.

Voor gemeenten pakt dit desastreus uit. Ze weten vaak pas laat of er geld komt en moeten beleid steeds bijstellen op basis van Haagse wendingen. Wie afhankelijk is van incidenteel geld, kan geen structureel beleid voeren. En wie de begroting vult met projectsubsidies, loopt permanent achter de feiten aan. Zelfs de commissie-Van Ark waarschuwde over de jeugdhulp: boek besparingen pas in als ze reëel zijn. Deze open deur met het formaat van een schuifpui werd niet door het kabinet overgenomen.

Hoewel niemand ooit heeft bedacht dat het lokaal bestuur op deze manier uitgehold moest worden, doet de spreadsheet het vanzelf. Gemeenten zijn collateral damage van deze in zichzelf al disruptieve begrotingspolitiek.

Waar is de Kamer?

Gemeenten worden gezien als de zoveelste lobbyist, medebewindstaken vullen de gemeentelijke begroting en omgekeerd begroten zorgt voor grillige besluitvorming. En de Tweede én Eerste Kamer? Kamerleden lijken zich onvoldoende bewust dat ze als hoogste politieke laag medeverantwoordelijk zijn voor het functioneren van de andere bestuurslagen in ons model van staatsinrichting. Hun politieke energie gaat naar de medialogica van beeldvorming, incidenten, moties en Kamerbrieven. Maar zelden komt aan de orde wat al die Haagse actiedrift doet met het lokaal bestuur als geheel.

Bij het parlement ligt echter juist de sleutel. Zolang de Kamer geen werk maakt van een goede Financiële-verhoudingswet, blijft lokaal bestuur speelbal van onbestendig rijksbeleid. Gemeenten verdienen wettelijk vastgelegde zeggenschap over besluiten die hen raken. Ook moet de minister van BZK meer gewicht krijgen tegenover collega’s.

Nu belandt gedecentraliseerd beleid soms bij gemeenten zonder dat BZK het weet. Verplicht een ander departement maar eens bij BZK op de thee te komen als het een beleidsterrein naar gemeenten over de schutting gooit. En laat gemeenteraden (in plaats van de Provinciale Staten) voortaan de Eerste Kamer kiezen. Tot slot is onafhankelijke geschilbeslechting tussen bestuurslagen essentieel, als basis voor wederzijds gezag.

Op naar de lege stembus

Op 18 maart 2026 kiest Nederland zijn gemeenteraden. Maar waar stem je op als het verschil tussen partijen nauwelijks zichtbaar is, omdat er nauwelijks nog iets te kiezen valt? Ondertussen sluiten de zwembaden, verkrotten de buurthuizen, woekert het groen en verzakken de sportvelden – alles waarmee de gemeente een bloeiende samenleving ondersteunt. En geen lokale politicus die dat tij nog keren kan. Vind je het dan gek dat de kiezer niet weet waarom-ie moet stemmen – laat staan op wie? Omdat het lokaal bestuur zo weinig armslag krijgt dat het politieke verschil nauwelijks zichtbaar is?

Ging deze discussie maar alleen over geld. Dan hadden we slechts een misverstand over de rekening. Maar de strijd om het gemeentefonds is geen rekensom; het is een sluipende ontmanteling van de lokale democratie. Niet vanwege één bezuiniging, maar door duizend kleine keuzes die telkens net níét over gemeenten gingen. Gemeenten worden spreadsheet-matig uitgekleed in betekenis.

Wat op het spel staat, is niet de uitkering, maar of er lokaal nog iets te kiezen valt. En dat vraagt om meer dan een begrotingswijziging. Het vraagt om hoop, lef en institutionele trots van Kamerleden, bewindspersonen én ambtenaren. Van de landelijke politiek dus.

John Bijl en Michiel van der Eng

John Bijl traint gemeenteraden en Provinciale Staten in het effectiever politiek bedrijven en het verstevigen van hun rol als hoogste orgaan van de gemeente of de provincie. Hij is directeur van het Perikles Instituut. Michiel van der Eng is senior trainer bestuurlijke verhoudingen en specialist financiën bij het Perikles Instituut.

Dit artikel verscheen op 26 mei 2025 in De Hofvijver van het Montesquieu-instituut.

Hoe komt het dat raadsleden steeds minder te kiezen hebben, terwijl ze formeel de hoogste politieke macht in de gemeente zijn? Waarom sluiten buurthuizen en zwembaden, terwijl de begroting op papier klopt? En hoe kan het dat niemand in Den Haag lijkt te merken dat de democratische legitimiteit van lokaal bestuur afbrokkelt?

In De Hofvijver, het online tijdschrift van het Montesquieu Instituut, analyseren John Bijl en Michiel van der Eng hoe het gemeentefonds zich in twintig jaar heeft ontwikkeld van egaliserend systeem naar politiek machtsmiddel. Niet door één besluit, maar door een opeenstapeling van Haagse keuzes, begrotingsroutines en parlementaire stilzwijgendheid.

Een bijdrage over spuks, schuivende verantwoordelijkheden, stille erosie van autonomie — en de vraag wat er nog te kiezen valt bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2026.

Lees het artikel op de site van het Montesquieu Instituut

De liefde voor de lokale democratie begon bij Bijl op een onverwachte plek: de lokale radio. ‘Jaren geleden presenteerde ik een programma over filmmuziek’, vertelt hij in een interview met de Stichting Lokale Politieke Partijen. ‘Maar bij zo’n kleine omroep bemoeit iedereen zich met alles. Zo kwam ik in aanraking met de gemeentepolitiek.’ Inmiddels is hij al jaren politiek observator, trainer en adviseur, en bezoekt hij als ‘mystery burger’ raadsvergaderingen in het hele land.

Volgens Bijl verrijken lokale partijen het politieke landschap. Niet alleen omdat ze dicht bij inwoners staan, maar ook omdat ze de gevestigde orde dwingen na te denken over de essentie van politieke vertegenwoordiging. ‘Raadsleden van landelijke partijen zijn meestal lid geworden van hun partij vanwege een ideologie. Terwijl vertegenwoordigers van Lokaal Belang of “Echt voor…” in de politiek zijn gegaan om op te komen voor het plaatselijke mkb of de leefbaarheid in de wijk. Daardoor voelen ze voor inwoners dichtbij en herkenbaar.’

Die nabijheid maakt lokale partijen sterk. ‘Ze hebben vaak een lange geschiedenis in hun dorp of stad, kennen de dossiers goed, en weten wat er speelt. Daardoor zijn ze voor veel mensen geloofwaardiger dan de traditionele partijen.’ Maar die kracht kan ook een valkuil worden als er geen gedeeld verhaal of richting is. ‘Partijen zonder samenbindende ideologie zijn gedoemd om uiteindelijk uit elkaar te vallen’, waarschuwt Bijl. ‘Pragmatisme alleen is in de politiek niet genoeg.’

Hij roept lokale partijen daarom op om te investeren in hun partijorganisatie: zorg voor leden, voor een levendige interne partijdemocratie, en voor een gezamenlijk kompas. ‘Zet samen op een rij waartoe je op aarde bent, welk mensbeeld je hebt als partij, en welke richting je op wilt.’ Zelfs ogenschijnlijk praktische keuzes zijn niet waardevrij. ‘Achter een straatlantaarn kan een filosofie schuilgaan. Kies je voor wit licht? Dan verhoogt dat het veiligheidsgevoel. Terwijl zacht licht juist de leefbaarheid vergroot.’

Tegelijkertijd ziet Bijl in zijn dagelijkse praktijk dat ook landelijke partijen lessen kunnen trekken uit de lokale politiek. ‘Te lang hebben zij gefunctioneerd als kandidatenmachines. Ze zochten mensen die goed lagen bij de kiezer, die handig waren in campagnes. Maar daarmee verloren ze hun basis: het zijn van een gemeenschap van mensen met gedeelde waarden.’

Tot slot is er volgens Bijl een les die voor élke partij geldt: neem als raadslid de collectieve verantwoordelijkheid voor álle inwoners serieus. ‘Juist voor lokale partijen kan dat paradoxaal voelen, want soms zijn die opgericht om de belangen van één wijk of kern te behartigen. Maar eenmaal gekozen zit je er voor iedereen. Dat is de belofte van vertegenwoordiging: dat inwoners erop kunnen vertrouwen dat de raad opkomt voor hen allemaal. Dat je stem is gehoord, zelfs als je het niet eens bent met wat de raad besluit.’

lokalepolitiekepartijen.nl/nieuws/interview-pragmatisme-alleen-is-in-de-politiek-niet-genoeg

Op 9 mei 2025 hield John Bijl de Jan van Zanen-lezing, ingesteld bij het afscheid van Van Zanen als voorzitter van VNG. In zijn lezing schetste hij drie oorsprongen van het lokale partijlandschap: demografisch, ideologisch en reactionair. ook lokale partijen worden met die behoefte opgericht. ‘Het succes van lokale partijen is niet toevallig en ook geen afwijking van het systeem. Lokale partijen zijn de voortzetting van iets wat in de democratie altijd heeft bestaan: gewone mensen die zich organiseren om hun gemeenschap te vertegenwoordigen.’

Dat onderscheid doet ertoe. Want alleen als we lokale partijen erkennen als volwaardige dragers van representatie, kunnen we nadenken over hun positie in het politieke stelsel. ‘Wie lokale politici waardeert, erkent zelfbestuur. Wie lokale partijen erkent, waardeert democratie,’ zegt Bijl. Hij hield de aanwezigen voor dat lokale partijen, meer dan gevestigde partijen, tastbare en invoelbare politiek bedrijven: ‘Lokale partijen ontstaan vaak omdat gewone burgers ontdekken dat politieke betrokkenheid niet alleen begint bij abstracte waarden, maar juist bij heel tastbare zorgen. Dan ontstaan een Partij voor de IJsbaan, zoals in Alkmaar, of één tegen een busbaan, zoals in Leiderdorp.’ Daarmee geven zij volgens hem invulling aan de belofte van representatieve democratie: niet alleen gekozen worden, maar ook daadwerkelijk vertegenwoordigen.

Erkenning, financiering en professionalisering

Toch blijft structurele erkenning uit. Lokale partijen groeien, maar de institutionele ondersteuning blijft achter. Dat is volgens Bijl niet alleen een kwestie van geld, maar ook van rechtsstatelijke gelijkwaardigheid. ‘Het subsidiëren van politieke partijen is geen gunst, maar een instrument van de democratische rechtsstaat.’

De aangekondigde Wet op de Politieke Partijen biedt kansen, maar stelt ook nieuwe eisen. Lokale partijen zullen zich moeten organiseren, professionaliseren en een structurele vereniging opbouwen. Volgens Bijl is dat geen bedreiging, maar een uitnodiging.

Democratie als belofte – ook lokaal

In zijn afsluiting reflecteerde Bijl op de essentie van representatie. ‘Niet de vraag óf lokale partijen beter vertegenwoordigen doet ertoe, maar het besef dát hun aanwezigheid de vertegenwoordigende democratie rijker en herkenbaarder maakt,’ aldus Bijl. Lokale partijen laten zien dat democratie niet alleen een bestuursvorm is, maar ook een collectieve verwachting: dat je stem ertoe doet. En dat er mensen zijn die verantwoordelijkheid nemen voor het algemeen belang.

Bijl wees erop dat we de pluriformiteit van ons bestel juist zouden moeten omarmen. ‘Democratie is geen wedstrijd in macht, maar een gezamenlijke zoektocht naar vertegenwoordiging. Niet het recht van de luidste stem, maar het werk om alle stemmen te laten klinken.’ Daarmee houdt de lezing niet alleen de lokale politiek een spiegel voor, maar ook de landelijke wetgever. De professionalisering van lokale partijen mag dan traag verlopen, hun democratische waarde is al lang zichtbaar. ‘

Tot op de dag van vandaag ontvangen lokale partijen géén publieke financiering, terwijl landelijke partijen miljoenen te verdelen hebben. Dat moet anders — het liefst nog vóór de komende gemeenteraadsverkiezingen,’ legt Bijl uit. ‘De kiezer neemt ze al serieus. Nu het systeem nog.’

De Jan van Zanen-lezing verscheen ook als bewerking tot een essay. Dat vind je hier.

 

De Alphense gemeentepolitiek wordt opgeschrikt door een ernstige beschuldiging: voormalig wethouder Anouk Noordermeer heeft aangifte gedaan van aanranding tegen zittend wethouder Relus Breeuwsma. Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is de impact hiervan niet te onderschatten. ‘Dit is zeker niet mis, nee: aangiftes tussen bestuurders tegen elkaar.’

Hoewel het formeel een zaak tussen privépersonen betreft, maakt de rol van beide betrokkenen het tot een publieke kwestie. Bijl waarschuwt voor speculatie: ‘Elke suggestie dat de aangifte politiek gemotiveerd zou zijn, hoort thuis in een Netflixserie.’ Hij wijst erop dat aangifte doen in zulke zaken, zeker voor vrouwen, vaak een grote drempel kent. ‘Het gaat hier niet om een fout appje, maar over aanranding. Vrouwen voelen vaak veel reserve om hiervan aangifte te doen.’

Zolang het onderzoek loopt, ligt de bal bij het Openbaar Ministerie. De uitkomst hangt af van getuigen, verklaringen en andere omstandigheden. In de tussentijd rijst de vraag: hoe moet de Alphense politiek hiermee omgaan? Bijl stelt dat het raadzaam is als wethouder Breeuwsma zich voorlopig ‘enigszins op de achtergrond houdt’. Volledig verdwijnen uit het publieke oog is geen oplossing, maar zichtbare vertegenwoordiging voelt nu ook ongemakkelijk.

Eerdere incidenten – van Wassenaar tot Nissewaard – laten zien hoe zedenzaken in de politieke sfeer langdurige schade kunnen aanrichten, ook zonder veroordeling. Vertrouwen is snel geschonden, herstel vergt tijd én transparantie.

Uiteindelijk raakt deze zaak aan meer dan de geloofwaardigheid van één bestuurder. Ze roept de vraag op hoe kwetsbaar een lokaal bestuur is voor persoonlijke misstappen – en wat daarvoor de juiste bestuurlijke houding is. Zorgvuldigheid is het minimum. Maar ook dat is in de politiek soms al een hele opgave.

‘Wijkraden praten over problemen waarvan de kaders al door de gemeente zijn vastgesteld,’ zegt Bijl. ‘Eigenlijk is de wijkraad een orgaan zonder zeggenschap.’

De wijkraden werden in het leven geroepen om de kloof tussen bewoners en stadhuis te dichten, als opvolger van de deelgemeenten en gebiedscommissies. Anders dan gekozen volksvertegenwoordigers, zijn wijkraadsleden via wijkverkiezingen of loting benoemd. Ze geven gevraagd en ongevraagd advies aan het stadsbestuur. Maar die adviezen kunnen tot nu toe zonder toelichting terzijde worden geschoven.

Voor veel wijkraadsleden blijkt de invloed mager, terwijl de verwachtingen hoog zijn. ‘Veel mensen denken dat je eenmaal in zo’n raad snel dingen gedaan kunt krijgen, maar zo werkt het gewoon niet in een democratie’, aldus Bijl.

De gemeente overweegt om een aanpassing door te voeren: als een wethouder een wijkraadadvies naast zich neerlegt, moet dat straks mogelijk worden voorgelegd aan de gemeenteraad.

Toch is het de vraag of dat voldoende is om het tij te keren. Wijkraadsleden ervaren veel druk uit de buurt, maar missen het mandaat én de middelen om echt iets te veranderen. ‘Waarom zou ik meedoen aan deze poppenkast?’, vraagt een vertrekkend lid zich hardop af.

De ambitie van de wijkraden is groot: meer invloed, meer budget, meer erkenning. Maar zolang de zeggenschap ontbreekt, dreigt het risico dat gemotiveerde bewoners, juist degenen die het verschil kunnen maken, snel weer afhaken.

Onder de titel De belofte van representatie – wat lokale partijen ons leren over democratische besluitvorming onderzoekt Bijl aan de hand van de opmars van lokale partijen wat hun succes ons vertelt over de staat van onze representatieve democratie. Lokale partijen spreken vaak een andere taal dan we gewend zijn in de raadszaal – minder procedure, meer praktijk – maar raken daarmee wel een snaar. Wat betekent dat voor hoe belangen samenkomen, hoe besluiten worden genomen en hoe volwassen onze lokale democratie is? Een lezing met observaties uit de raadzaal, scherpte en een pleidooi om opnieuw te kijken naar wat politieke volwassenheid betekent – en wat het inhoudt om lekenbestuurder te zijn.

De dag wordt geopend door VNG vice-voorzitter en Doetichems burgemeester Mark Boumans en bevat naast de lezing een panelgesprek met Tweede Kamerleden over het (gelijke) speelveld van lokale en landelijke partijen. Daarnaast zijn er diverse workshops over onder meer het betrekken van jongeren in de (lokale) politiek, lobbyen voor de gemeente in Den Haag, en de Wet op de politieke partijen. De dag wordt afgesloten met een netwerkborrel.

Aanmelden kan op https://vng.nl/aanmelden-jan-van-zanen-lezing-2025. Voor meer informatie en het volledige programma: https://vng.nl/agenda/jan-van-zanen-lezing en www.lokalepolitiekepartijen.nl. 

Deze extra beschouwingen geven lezers praktische handvatten en inzichten bij de waarnemingen uit de raadzaal. Wat ging hier mis — of juist goed? Wat kun je hiervan leren als raadslid, griffier of burgemeester?

De tips komen letterlijk vanaf de publieke tribune: de Mystery Burger heeft in de afgelopen tien jaar honderden raads- en Statenvergaderingen bijgewoond en van dichtbij geobserveerd. Die unieke praktijkervaring wordt nu vertaald naar concrete adviezen — over het voeren van het debat, het bewaken van de orde, het benutten van je rol als volksvertegenwoordiger, en het herkennen van subtiele maar bepalende dynamieken in de vergadering.

Met de Mystery Burger krijg je dus niet alleen een scherpe observatie, maar ook een spiegel én een gids.

Meer weten of abonneren?

Abonneer je hier en ontvang wekelijks de nieuwste Mystery Burger — mét verdieping.

De podcast brengt je niet alleen het verhaal van de Mystery Burger, maar laat ook de stemmen en momenten uit de vergadering zelf horen. Zo beleef je van dichtbij hoe het eraan toe gaat in de politieke arena van de gemeenteraad. In samenwerking met de redactie van Binnenlands Bestuur selecteren we voor iedere maand de column die het meest indruk op ons maakte.

Of je nu raadslid bent, griffier, burgemeester of gewoon nieuwsgierig naar hoe lokale democratie in de praktijk klinkt: de Mystery Burger Podcast geeft je een unieke inkijk in de dynamiek van de raadzaal, met commentaar van een doorgewinterde observator die al honderden vergaderingen van dichtbij meemaakte.

Luisteren? De podcast is te vinden op Soundcloud, Apple Podcasts en Spotify. Meer informatie vind je hier.

Bestuurskundige John Bijl begrijpt dat gevoel: ‘Leg als gemeenteraad in het openbaar verantwoording af! Dat mogen de burgers van Tiel verwachten.’ De vertrouwensbreuk raakt immers meer dan één persoon: ‘Het was de gemeenteraad zelf die voor deze burgemeester heeft gekozen. Wat is er dan misgegaan? Was het een mismatch met de ambtelijke organisatie, of lag het aan de opdracht die Van der Meijden meekreeg?’

Dat er onder vier ogen wordt gesproken over een vertrouwelijke klachtenrapportage, vindt Bijl verdedigbaar. ‘Je wilt mensen niet onnodig beschadigen, en Van der Meijden kan zich niet verdedigen, want hij is er niet bij.’ Maar dat mag volgens hem geen reden zijn om het politieke gesprek uit de weg te gaan. ‘Juist nu hoort er openheid te zijn over het bestuurlijk proces.’