De kernvraag: wie draagt de verantwoordelijkheid voor geheimhouding? Verdonk beticht Vavier van het delen van vertrouwelijke informatie met buurtbewoners, terwijl dit nog in de raad besproken moest worden. Bewoners kregen een brief, maar mochten de inhoud niet delen. Dit leidt tot verwarring over de juridische en ethische kaders van geheimhouding. Bijl is kritisch: ‘Je kan burgers niet zomaar verplichten om iets geheim te houden. Burger zijn is geen ambt.’ Ook hoogleraar Geerten Boogaard onderschrijft dit: ‘De norm van geheimhouding geldt alleen voor functionarissen, niet voor gewone inwoners.’
Naast de juridische implicaties benadrukt Bijl het amateurisme van het college. Hij hekelt de werkwijze: ‘Geheime stukken horen in een dubbele envelop met duidelijke markeringen. Als het halverwege een brief staat, is dat niet serieus te nemen.’ Het college reageerde door te stellen dat de geheimhouding conform de wet is opgelegd, maar volgens Verdonk mist deze redenering overtuigingskracht. ‘Zonder instemming van de raad is dit gewoon lekken.’
Burger zijn is geen ambt
De gevolgen kunnen aanzienlijk zijn. Bijl schetst een scenario waarin niet alleen Vavier, maar het hele college onder vuur komt te liggen: ‘De raad kan het college ontslaan. Het is niet uitgesloten dat zij straks allemaal met een taakstraf staan.’
Deze zaak raakt een breder vraagstuk: hoe zorgvuldig gaan lokale overheden om met vertrouwen en geheimhouding? Het roept vragen op over transparantie en verantwoordelijkheid. Bijl: ‘Wethouders die geheime informatie bewust delen met inwoners, maken zich schuldig aan een kwalijke praktijk.’
Voor gemeenteraadsleden, griffiers en burgemeesters is deze kwestie een les in politieke verantwoordelijkheid. Het laat zien hoe cruciaal het is om niet alleen juridisch, maar ook moreel correct te handelen. Zoals Bijl het scherp samenvat: ‘Dit college heeft het dom en amateuristisch aangepakt.’
Parlementaire debatten doen ertoe en hebben impact op iedereen, maar wat wordt er nou echt besproken en waarom? En bovenal: wat heb jij als burger aan weer zo’n urenlang Kamerdebat? Het Kamergesprek is de politieke talkshow om het parlementaire debat beter te begrijpen.
Deze aflevering van Het Kamergesprek gaat over de verschillende vormen van Kamerdebatten die er zijn. In het panel zitten John Bijl als hoofddeskundige met voormalig Kamerlid Salima Belhaj, voormalig raadslid en campagnestrateeg Huub Bellemakers en debettrainer Patricia Wouda. Het Kamergesprek is te kijken op het YouTube-kanaal van ProDemos en de Amsterdamse tv-zender Salto. Na de uitzending wordt het programma herhaald op NPO Politiek.
Het Kamergesprek is een productie van ProDemos in samenwerking met perscentrum Nieuwspoort,naar een idee van Kemal Rijken.
Fabian Pieterse, vrijwilliger bij metalfestival Willems Wondere Weiland in Amersfoort, reageert geschokt: ‘Bolsius scheert een grote groep liefhebbers over één kam. Bij ons gaat het vooral om bier, niet om drugs. Het festival trekt lokaal publiek en wordt door de regeldruk nu zelfs stopgezet.’ Ook Leon van Rijnsbergen, organisator van het Rotterdamse Baroeg Open Air, herkent zich niet in de woorden van de burgemeester: ‘Onze bezoekers komen voor muziek en ontmoeting, niet voor drugsgebruik.’
John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, reflecteert kritisch: ‘Niet handig, of beter gezegd: niet handig genoeg. In de politiek moet je oppassen met generalisaties. Het punt gaat over risico-inschattingen, niet over waar mensen vandaan komen.’ Daarnaast twijfelt Bijl, zelf Rotterdammer, aan het waarheidsgehalte van Bolsius’ opmerking. ‘Je merkt dat de Rotterdamse oud-wethouder Bolsius al een tijd geleden Rotterdam verlaten heeft. Je zult in Rotterdam-Zuid snuivende hardrockfans met een lampje moeten zoeken.’
De brief bevatte volgens Verdonk vrijwel dezelfde informatie als een geheim raadsstuk, en dat maakt de kwestie extra gevoelig. Terwijl inwoners openlijk over het onderwerp praten, zijn raadsleden gebonden aan geheimhouding. Het democratische proces komt hierdoor onder druk te staan, aldus de aanklacht van het raadslid.
Het college staat echter op het standpunt dat de raad zelf de mogelijkheden heeft gecreëerd geheime informatie te delen. De raad nam in september 2023 een zogeheten leidraad aan die inderdaad die mogelijkheid bevat. Met de bepaling dat het delen ‘noodzakelijk moet zijn voor het voeren van het dagelijks bestuur’.
In het AD plaatst Bijl kritische kanttekeningen bij de werkwijze van het college. ‘Is dit voor het dagelijks bestuur noodzakelijk? Dat laatste is nog maar de vraag, het lijkt een politieke afweging van het college. Daarnaast zijn “delen met derden” en “we zetten het in een brief naar inwoners” echt wel twee verschillende dingen. Dit zou betekenen dat de raad totaal de grip en controle op geheimhouding verliest. Zo hebben we de wet niet bedoeld.’
De kwestie raakt aan de kern van politiek-bestuurlijke integriteit. Wanneer is het delen van informatie noodzakelijk, en wanneer overschrijdt het de grenzen van geheimhouding? Het antwoord op die vraag heeft directe gevolgen voor het vertrouwen in de politiek en het bestuur.
Het incident benadrukt hoe belangrijk het is om zorgvuldig om te gaan met informatie. Transparantie kan alleen bestaan naast een strikte naleving van de regels. Het is aan raadsleden, griffiers en bestuurders om steeds die balans te bewaken. Zoals Bijl concludeert: ‘Dit vraagt om een hernieuwde blik op hoe we vertrouwen in het openbaar bestuur behouden.’
Tijdens de raadsvergadering legde Tap tijdelijk zijn voorzittersrol neer om in debat te gaan met de raad. Hoewel wethouder Paul Slettenhaar formeel verantwoordelijk blijft, wil Tap met zijn coördinerende rol de voortgang in het dossier bewaken. Dat is geen overbodige luxe: het college telt momenteel slechts drie leden en de werkdruk is hoog.
De kwestie ligt politiek gevoelig. Eerder stapte GroenLinks uit de coalitie vanwege onvrede over de aanpak van de huisvesting van statushouders. De situatie escaleerde bijna met een motie van wantrouwen tegen Slettenhaar, die hij ternauwernood overleefde. Door zelf de coördinatie op zich te nemen, hoopt Tap de impasse te doorbreken en het vertrouwen in het proces te herstellen.
Volgens Bijl is de taak op papier helder: ‘Statushouders huisvesten is een rijksverplichting.’ Maar hij waarschuwt dat dit in de praktijk ‘vaak op eieren lopen is, omdat het zo politiek gevoelig ligt.’ Toch heeft Tap met zijn brede bestuurlijke ervaring de kans om het dossier uit de politieke loopgraven te halen. ‘Je bent niet meer alleen de burgervader die lintjes knipt, maar opeens een politiek figuur. Zeker voor een nieuwe burgemeester als Ben Tap kan dit risicovol zijn,’ zegt Bijl.
Burgemeesters nemen steeds vaker een actieve rol in complexe maatschappelijke vraagstukken. Met zijn keuze laat Tap zien dat hij verantwoordelijkheid neemt en wil verbinden. Of deze aanpak het vertrouwen herstelt en tot oplossingen leidt, zal de komende tijd blijken.
Na het vertrek van GroenLinks en het CDA besloten Lokaal Vitaal en VVD om als minderheidscollege door te gaan, met steun van een vakwethouder. Dit roept de vraag op: hoe werkbaar is een minderheidscoalitie? Bijl benadrukt dat dit geen zeldzaamheid is in Nederland. ‘Besturen met een minderheid gebeurt vaker,’ zegt John Bijl tegen het Noord-Hollands Dagblad. ‘Een coalitie is niet verplicht, dat woord komt niet eens voor in de gemeentewet. Sterker nog: vaak is het gezonder om zonder een coalitie te besturen.’
Volgens Bijl dwingt een minderheidscollege tot een open en inhoudelijker debat: ‘Als een meerderheidscoalitie een plan heeft, is er automatisch een meerderheid,’ legt Bijl uit. ‘Bij een minderheid moet je echt aan de bak om uit te leggen waarom een idee goed is. Mijn democratische hart gaat daar sneller van kloppen.’
Critici stellen dat besluitvorming complexer wordt. Bijl erkent dit, maar ziet daarin juist de kracht van een minderheidscollege. ‘Als je goed naar elkaar luistert en openstaat voor argumenten, kan dat prima werken.’
Een minderheidscollege betekent dat oppositiepartijen niet langer buitenspel staan. ‘Bij zo’n kleine meerderheid kun je oppositie en coalitie beter loslaten,’ merkt Bijl. ‘Elke fractie kan nu makkelijker inbrengen wat zij belangrijk vindt. Dat leidt tot betere besluiten waarin alle voors en tegens worden afgewogen.’
In 2018 had Castricum ook een minderheidscollege, maar dat werkte met een raadsprogramma in plaats van een coalitieakkoord. De huidige situatie is anders, maar Bijl ziet daar geen probleem in: ‘Er staat nergens dat een coalitieakkoord verplicht is. Als de overgebleven fracties zich aan de afspraken willen houden en dat goed uitleggen, kunnen ze er met elkaar uitkomen.’
Castricum staat voor grote financiële uitdagingen: zonder ingrijpen dreigt in 2026 een tekort van 6,8 miljoen euro. Kan een minderheidscollege zulke lastige beslissingen nemen? Bijl wijst op andere gemeenten waar dit succesvol is verlopen. ‘Neem Velsen. Daar heeft men raadsbreed grote besluiten genomen, zoals over de opvang van asielzoekers op een schip. Het kan, als de gemeenteraad de verantwoordelijkheid pakt.’
Het succes van deze constructie hangt af van de politieke wil: ‘Je kunt de boel dichtgooien en alleen bij je eigen principes blijven, of je kunt naar elkaar luisteren en samen tot een besluit komen. Als je het debat zonder tijdsdruk voert en de verantwoordelijkheid gezamenlijk draagt, is de raad beter af dan met een coalitie waarbij alles al is vastgelegd.’
Reitema viel volgens de jury op omdat ze zich intensief bezighoudt met armoede in de stad. Ook haar strijd tegen de opmars van partijen die geld verdienen aan mensen in schulden, de zogenoemde schuldenindustrie, is de jury niet ontgaan. Haar betrokkenheid leidde tot concrete initiatieven, zoals het Meldpunt Bewindvoering waar inwoners misstanden over bewindvoerders kunnen melden en hun zorgen kwijt kunnen.
Reitema begon ook samen met VVD-raadslid Erik Verweij een werkgroep om de aanpak van femicide (opzettelijk doden van vrouwen of meisjes) hoger op de politieke agenda te krijgen. Het raadslid werd in 2023 ook al verkozen tot ‘Rotterdamse vrouw van het Jaar’ in de categorie Politiek, Maatschappij en Welzijn.
De andere genomineerden voor ‘beste raadslid van Rotterdam 2024’ waren Vanessa Bruin (Leefbaar Rotterdam) en Astrid Kockelkoren (GroenLinks). Het volledige juryrapport is te lezen op www.besteraadslidvanrotterdam.nl.
Met de verkiezing van Beste raadslid van Rotterdam vragen het Periklesinstituut, Arminius en de Rotterdamse parlementaire pers aandacht voor het belang van lokale politiek. We geven de raadsleden een podium om hun vak en hun verdiensten van de afgelopen periode aan een breder publiek te laten zien. Nu steeds meer taken op de schouders van gemeenten rusten, zijn goede raadsleden immers belangrijker dan ooit.
Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is de druk op lokale bestuurders fors toegenomen. ‘De samenleving wordt steeds assertiever. Mensen denken al snel: “Als ik stem tegen windmolens, komen ze er niet”,’ zegt hij tegen de Telegraaf. ‘Maar zo werkt het niet. Politiek draait om compromissen. Om iets voor elkaar te krijgen, moet je voortdurend onderhandelen.’
Naast de toenemende maatschappelijke druk is er nog een structureel probleem: de veranderende rol van wethouders. ‘We kampen met een tekort aan boegbeelden,’ stelt Bijl. ‘Er wordt bij de aanstelling van een wethouder vooral gekeken naar bestuurlijke kwaliteiten: wie kan plannen foutloos uitvoeren? Maar daarmee komen ze op grotere afstand te staan van de dagelijkse zorgen van burgers.’
Dit creëert een lastige dynamiek. De gemeenteraad maakt ambitieuze plannen, maar de realiteit is vaak weerbarstig. Wethouders zitten in een spagaat: zij moeten het beleid uitvoeren en tegelijkertijd de haalbaarheid bewaken. Als een plan niet uitvoerbaar blijkt, is het de wethouder die ‘nee’ moet verkopen. Dat leidt tot frustratie en in sommige gevallen zelfs bedreigingen.
Het groeiende aantal wethouders dat vertrekt, maakt het steeds moeilijker om opvolgers te vinden. Het verhogen van de beloning lijkt een logische oplossing, maar volgens Bijl werkt dat averechts. ‘Daarmee trek je de verkeerde mensen aan en creëer je op termijn alleen maar meer wantrouwen. Politiek bedrijf je vanuit overtuiging, niet voor het geld.’
Ondertussen groeit de werklast, terwijl het aantal wethouders in grote gemeenten wettelijk is gemaximeerd op negen. ‘De taken nemen toe, maar de capaciteit blijft gelijk. Dat wringt,’ stelt Jeroen van Gool, directeur van de Wethoudersvereniging. ‘Wethouders worden steeds vaker de organisatie ingetrokken en raken daardoor juist verder verwijderd van de samenleving. Dat moet veranderen.’
Bijl ziet vooral een gebrek aan herkenbare leiders: ‘We missen boegbeelden die de verbinding kunnen maken tussen beleid en samenleving. De wethouder is nu te veel bestuurder en te weinig politiek leider.’
De vraag blijft hoe het wethouderschap aantrekkelijker kan worden gemaakt, zonder de kwaliteit van het lokale bestuur te ondermijnen. Van Gool pleit voor meer autonomie bij gemeenten: ‘Laat gemeenteraden zelf beslissen hoeveel wethouders ze nodig hebben. Beperk je het aantal, dan zul je zien dat de problemen met werkdruk, onvrede en bedreigingen alleen maar toenemen.’
Wat er ook gebeurt, één ding is duidelijk: zonder voldoende ruimte en sterk politiek leiderschap wordt het wethouderschap er niet aantrekkelijker op.
Luisteraars van het programma Spraakmakers ervaren een groeiende afstand tussen wethouders en burgers. Bijl ziet dit echter als een functioneel aspect van het bestuur: ‘Raadsleden zijn er voor de verbinding en wethouders dienen uit te voeren. Dat vergt juist een bepaalde afstand.’
Hoewel ook het aantal agressieve benaderingen en zelfs bedreiging aan het adres van lokale bestuurders is toegenomen, ziet Bijl dit niet als de belangrijkste oorzaak van het vertrek van veel wethouders. ‘Het maakt het werk niet leuker.’ Volgens Bijl is de grootste reden dat wethouders opstappen de hoge werkdruk. ‘Sinds 2002 zijn de taken verdrievoudigd, terwijl het aantal politieke ambtsdragers met 20% is gedaald.’
Deze situatie roept vragen op over de houdbaarheid van het huidige systeem. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat wethouders effectief blijven functioneren zonder te bezwijken onder de toenemende druk? Het is essentieel dat lokale bestuurders de middelen en ondersteuning krijgen die nodig zijn om hun taken naar behoren uit te voeren. Bijl pleit daarom voor meer wethouders én meer raadsleden. ‘Vergroot gewoon de kracht van het lokale bestuur.’
John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, wijst op een subtiel maar belangrijk gevaar: de onbewuste gunfactor. ‘Je wilt er graag vanuit gaan dat ze de kaart uit liefde en plezier verstrekken aan de raadsleden en er niets voor terug willen zien of verwachten, maar ja, ze moeten ook niet stijgen in je onbewuste gunfactor. Daarom is het niet verstandig om het te doen,’ zegt hij tegen Binnenlands Bestuur.
De onbewuste gunfactor houdt in dat zelfs zonder opzet of kwade wil de perceptie van onafhankelijkheid van volksvertegenwoordigers in gevaar komt. Bijl benadrukt dat deze onafhankelijkheid cruciaal is, ongeacht het onderwerp: ‘De volksvertegenwoordiging dient over het park net zo kritisch te zijn als wanneer het gaat over handelingen in het sociaal domein. Iedereen verdient gelijke behandeling.’ Hoge Veluwe-directeur baron Seger van Voorst tot Voorst noemde de raadsleden in een reactie al ‘ambassadeurs’ van de Hoe Veluwe. Bijl vind die uit spraak ‘dommig’.
In dit licht is het verstandig dat volksvertegenwoordigers geschenken boven de toegestane waarde afwijzen om hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid te waarborgen, zegt Bijl. Volksvertegenwoordigers moeten hun onafhankelijkheid bewaken en zelfs de schijn van belangenverstrengeling vermijden. Werkbezoeken aan het park of etentjes voor besluitvorming verdedigbaar kunnen zijn, waarschuwt Bijl voor overdadige gastvrijheid: ‘Die gedragscode is er niet voor niks: 50 euro. There’s no such thing as a free lunch.’