Verbied Kamerleden nog minister te worden

Heel schokkend was het allemaal niet, maar het haalde wel de krantenkoppen. VVD-bestuursvoorzitter Henry Keizer vindt dat er een kiesdrempel moet komen om kleine partijen uit de Kamer te weren. De conservatief is bang voor versnippering en vreest dat het vormen van een coalitie moeilijk wordt.

Keizer verwijst naar een tendens die al jaren aan de gang is. Steeds vaker kijkt de ontzuilde kiezer buiten geïnstitutionaliseerde partijen en vreest niet voor een experiment. Dan gaat de stem naar de Partij van de Dieren, de Rotterdamse jonge moslimbeweging NIDA of naar kleine lokale politieke groeperingen. Dat drie of meer lokale partijen zitting hebben in de gemeenteraad is allang niet meer uitzonderlijk.

VVD-voorzitter Keizer is niet de enige die daarin een probleem ziet. Met angstzweet zien meer leden van gestaalde partijkaders coalitie-onderhandelingen met vier of meer partijen tegemoet. De situatie waarin de partijonderhandelaar misschien wel verder moet kijken dan D66 of ChristenUnie, is voor hen geen prettig vooruitzicht. Dat is toch wel even wat anders dan vroeger; toen CDA, VVD en PvdA er onderling hoe dan ook wel uitkwamen.

Een kiesdrempel kan helpen, denkt Keizer. Met zo’n maatregel mogen nieuwe politieke partijen pas in de Kamer of een gemeenteraad plaatsnemen, wanneer zij genoeg stemmen hebben voor twee of drie zetels.

Dat de maatregel niet werkt, is al lang geleden uitgerekend. Als je een kiesdrempel virtueel op de Tweede-Kamerverkiezingen van de afgelopen jaren zou toepassen, zouden de partijverhoudingen en coalitiemogelijkheden nauwelijks anders zijn geweest. Hooguit wordt het voor beginnende politieke partijen lastiger de Kamer in te komen, maar de mogelijkheid om een regering te vormen wordt er niet gemakkelijker of moeilijker op.

Debat met meer meningen

Ook voor de kwaliteit van het debat in de Kamer of een gemeenteraad maakt het aantal politieke fracties nauwelijks verschil. Het is even uitkijken met de spreektijd en vraagt wat discipline bij de leden, maar het is meer dan goed te doen. Sterker, de raadsleden van Den Haag (15 fracties) en Almelo (12 fracties) vinden het eigenlijk wel prettig dat er met meer meningen kan worden gedebatteerd. „En het voorkomt blokvorming”, zoals een Haags raadslid zei.

Belangrijker is, dat het invoeren van een kiesdrempel een beweging de verkeerde kant op is. Het invoeren van deze beperkende maatregel gaat in tegen de intentie van onze democratie en is ook niet waar kiezers op zitten te wachten.

Allereerst is het parlement er om het volk te vertegenwoordigen. Dat doet ze door kaders te stellen voor het beleid en het college op de uitvoering daarvan te controleren. Toegegeven, de leden van de Tweede Kamer en een gemeenteraad hebben ook de verantwoordelijkheid om na de verkiezingen een bestuur te vormen, maar dat is niet de voornaamste taak. Vooral moeten zij door middel van het debat recht doen aan de opinies en gemoederen in respectievelijk het land en de gemeente. Die meningen zijn de laatste jaren nu eenmaal fragmentarischer geworden — het is niet gek dat die gevarieerdheid in de volksvertegenwoordiging wordt weerspiegeld.

Ten tweede is de politiek de laatste jaren persoonlijker geworden. Waar het ons in meer verzuilde tijden niet interesseerde welke hobby’s een partijleider had, smullen we vandaag de dag ook van privé-ontboezemingen van onze politici. De kiezer doet daarmee precies wat onze vertegenwoordigende democratie hem voorschrijft: stemmen op mensen en niet op een onbekend partijkader.

In verkiezingstijd wordt aan dat laatste maar weinig recht gedaan. De echte volksvertegenwoordigers doen hun nobele werk volstrekt anoniem verscholen achter politieke leiders die vaak niet eens uit zijn op het lidmaatschap van het hoogste orgaan van het land of de gemeente. De landelijke verkiezingen zijn daarin geen uitzondering. Voormalig Amsterdams wethouder Andrée van Es gaf ten tijde van de laatste gemeenteraadsverkiezingen zelfs ongegeneerd toe helemaal niet uit te zijn op een raadszetel in de hoofdstad. Ze wilde gewoon weer wethouder worden. Desondanks stond ze wel op nummer twee van de kieslijst.

Daarmee komen we bij de crux van het probleem. De verkiezingen voor onze nationale en lokale parlementen gaan niet over volksvertegenwoordiging, maar over de coalitie. Lijsttrekkers lijken meer bezig met ministersposten dan met programmapunten.

De oplossing is simpel. Maak het niet meer mogelijk dat de kandidaten die in aanmerking komen voor een Kamer- of gemeenteraadszetel nog plaats kunnen nemen in de regering of een college. Zelfs niet als minister-president. Na de verkiezingen mogen de gekozenen zelf uitzoeken met welke bestuurders het meest recht wordt gedaan aan de verkiezingsuitslag.

Op die manier worden partijen gemotiveerd om aansprekende volksvertegenwoordigers, juist de smaakmakers van het politieke debat, in stelling te brengen. En niet de handige bestuurders die in een kabinet of college nodig zijn. Daarnaast biedt het de kiezer eerlijkheid. Degene op wie ze op de verkiezingsdag stemmen, zal hen ook vertegenwoordigen in de Kamer of de gemeenteraad.

Daar is wel voor nodig dat partijbonzen als Keizer afkicken van hun hunkering naar regeren. De kiezer is de baantjesjagers al voor, door steeds kritischer te zijn op wie zijn gedachtegoed moet gaan vertegenwoordigen in het parlement. En met recht! Immers, de grondslag voor de democratie ligt bij de volksvertegenwoordiging en niet in de collegekamers. Het wordt tijd dat politici dát ook doorkrijgen.

De aanleiding van het debat zijn de Provinciale Staten- en Waterschapsverkiezingen van volgende week. De grootste politieke partijen in de Tweede- en Eerste Kamer maken zich zorgen of zij voldoende steun weten te vergaren voor hun werk op het Binnenhof. Reden voor het praatprogramma Pauw om de kopstukken van die landelijke partijen uit te nodigen voor een debat.

John Bijl vindt het ergerlijk dat de zorg van landelijke politici de eigenlijke kiezersvraag overschaduwt. ‘Het zou moeten gaan over het grondwaterpeil, windmolens in Groningen en kenniseconomie in Brabant. Daar valt genoeg over te zeggen,’ aldus Bijl.

Over de kwaliteit van het debat is Bijl ook niet tevreden.’Het was een ordinaire schreeuwwedstrijd waar iedereen elkaar in de reden viel.’ De kiezer had er niks aan, aldus Bijl. ‘Tijdens het debat werd het nergens concreet. Cijfers buitelden over elkaar heen zonder dat duidelijk werd wat ze betekenen en wat ze voor de burger betekenen.’

Met een politiek kader geeft de gemeenteraad richting aan beleid. De gemeenteraad van Enschede besloot daar voor het werken met de Participatiewet vanaf te zien. Het college gaat uitvoering aan de Wet geven zonder door de gemeenteraad bepaalde beleidsrichting. Onhandig, vindt John Bijl. ‘En bovendien is het echt een veronachtzaming van het hoogste bestuursorgaan.’

Het is vooral ongemakkelijk voor de raad zelf. ‘Het wordt straks lastig als het om de controle gaat. Hoe moet de raad controleren of de uitvoering voldoende is?’ De raad zal nu zelf allerlei andere bronnen bijeen moeten sprokkelen om te zien of de participatiewet wel het gewenste resultaat heeft opgeleverd. Daarnaast, denkt Bijl, zal iedere fractie wellicht een ander beeld hebben bij wat dat gewenste resultaat hoort te zijn. Het kaderstellend debat wordt daarmee pas achteraf gevoerd.

Zeker bij nieuw beleid is het juist nodig dat de raad zelf bepaalt waar het college op uit moet komen, vindt Bijl. ‘Het nodig dat de raad richting geeft. Door over de kaders te debatteren wordt scherper geformuleerd welke kant de gemeente op wil. En daar wordt het beleid beter van. Dat is in Enschede nu niet gebeurd en dat is jammer.’

Bijl weet maar al te goed wat beleid zonder vooraf bepaalde politieke richting doet. ‘Bij de Wmo heb je hetzelfde gezien. Daar werden geen kaders gesteld en hebben ze dat achteraf gedaan door te beoordelen wat de mensen in het veld hebben gedaan. Dat kost geld, tijd en levert wantoestanden op. Alsof je zegt “hier heb je 100 euro om boodschappen te doen voor het kerstdiner”. En dat je dan achteraf gaat zeuren als iemand biefstuk in plaats van kalkoen heeft gekocht.’

Het huidige beleidsdocument zal waarschijnlijk.ijk niet genoeg zijn, vreest Bijl. ‘Al je dat soort beleidsdocumenten uit andere gemeenten eens op een rijtje zet, zit daar altijd veel “puppie-ogentaal” bij,’ weet Bijl. ‘Het had veel prettiger geweest als de raad een debat had gevoerd en een stempel had gezet. Het is een beetje als met huwelijkse voorwaarden. Als je uit elkaar krijgt, krijg je een cd van jou, cd van mij discussie. Je kunt nu nergens zien waar de raad zich wel of niet over uitgesproken heeft.’

Dat het college niet op tijd in staat was een beleiddsdocument op te leveren, vindt Bijl geen steekhoudend verweer. ‘De raad had natuurlijk ook zelf met een kaderstellend document kunnen komen. Ze hoeven echt niet te wachten tot de wethouder dat doet.’

Volgens PvdD-fractievoorzitter Robin Smit heeft Bredemeijer hiermee een coalitieafspraak geschonden. ‘Het is stuitend dat hij trots een hengeltje uitgooit, maar geen woord rept over dierenleed,’ aldus Smit. Wethouder Robert Barker (PvdD) onderstreepte dit door kort na Bredemeijers bericht een campagneposter te delen die wijst op het leed dat vissen ervaren.

John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, noemt de situatie problematisch. ‘Bredemeijer zou in theorie niet van de campagne kunnen weten, maar dan heeft hij zijn werk niet op orde. Als dit een bewuste actie is, is zijn positie in het college onhoudbaar.’ Bijl wijst erop dat CDA en PvdD al vaker botsten, zoals bij het houtstookverbod en de strandhuisjes op Kijkduin.

Hart voor Den Haag heeft een rondvraag over de kwestie aangevraagd tijdens een commissievergadering.

Gedurende drie dagen in de week is er altijd wel een gemeentehuis in Nederland waar je binnen kunt lopen om een raadsvergadering bij te wonen. Daar zitten op dinsdag, woensdag of donderdag tussen de negen en de 45 raadsleden vanaf meestal rond half acht klaar voor het debat. Het hoogste orgaan gaat de gemeente besturen!

 

In 8 hoofdstukken gaat hij in op de belangrijkste thema’s die de kwaliteit van de publieke besluitvorming beïnvloeden: De rol van de voorzitter, interactie, miscommunicaties en kaders stellen. Bij elk hoofdstuk staan de beste columns ter illustratie er bij.

Ik kan niet wachten om het te lezen. — Berend Sepers, griffier Kaag & Braassem

Onmisbaar voor raadsleden. — Maarten Houben, burgemeester Nuenen

Lees hier meer over het boek.

De gemeentelijke herindelingen maken nog al wat los. Ook bij D66. Op het voorjaarscongres organiseerde de partij een debat. Samen met het publiek debatteerden Gerard Schouw en John Bijl. ‘Gemeenten zijn gemiddeld bij 20 gemeenschappelijke regelingen betrokken. Geen enkel gemeenteraadslid kan dit goed volgen. Dus is samenvoegen noodzakelijk,’ aldus Schouw. ‘Democratische legitimatie van samenwerkingsverbanden is best goed te organiseren,’ zegt Bijl.

Een verslag van het debat is hier te vinden bij D66.

‘Een van de belangrijkste zaken in een politiek debat is dat het duidelijk wordt voor het volk wat er aan de hand is en waarom bepaalde beslissingen worden genomen, legt John Bijl uit. Maar politici lijken te veel bezig met elkaar. ‘Bij de Algemene Beschouwingen van dit jaar werd het af en toe een welles-nietes spelletje tussen de verschillende partijleiders.’ Dat is geen dat, vindt Bijl. ‘Geef duidelijk je mening wanneer je iets zegt en daag de andere debateerder daarbij uit. De bedoeling van een politiek debat is het helder krijgen van punten waarover de meningen kunnen verschillen.’

Bij de interrupties gaat het vooral mis. ‘De interruptiemicrofoon werd dit jaar tijdens de Beschouwingen belachelijk vaak gebruikt voor niet-toedoende zaken en opmerkingen.’ Ergerlijk, maar vooral slecht voor het debat én het aanzien van de politiek. ‘Het doel van de microfoon is om aan de spreker uitleg te vragen of deze uit te dagen over het onderwerp.