‘Het imago van raadsleden helpt ook niet, nee’
Het is er zeker niet leuker of makkelijker op geworden. ‘Raadswerk is de laatste jaren zwaarder en complexer geworden,’ zegt Bijl. ‘Wethouders hebben een hogere vergoeding gekregen, maar raadsleden niet. Ook de ondersteuning vanuit de griffie is hetzelfde gebleven.’
Die toegenomen werkdruk is vooral te wijten aan de uitgebreide verantwoordelijkheden van de gemeente. ‘De gemeenten hebben er veel belangrijke taken bij gekregen: van zorg tot milieuregelgeving. De gemeente is sowieso de eerste overheid, het belangrijkste bestuur.’
Maar ondanks dat de verantwoordelijkheden steeds groter en diverser worden, zijn er niet meer raadsleden gekomen. Dan speelt ook nog het imago mee. Dat is niet al te best.
Dat is niet al te best.
‘Raadsleden die er een potje van maken, komen groot in het nieuws. Dat helpt ook niet mee. Het raadslid is niet meer, zoals vroeger, een man of vrouw met groot aanzien. Nee, eerder het lulletje van de buurt. En dat is onterecht, want raadsleden werken zich het schompes en doen veel goede dingen.’
Bij de komende gemeenteraadsverkiezingen heeft de PVV in Urk maar één kandidaat op de lijst staan. Bijzonder, zegt John Bijl tegen Omroep Flevoland.
‘Het komt nou niet heel sterk over,’ zegt Bijl. ‘Dat de meeste partijen hun lijst vol proppen om groter over te komen is natuurlijk niks, maar dit is het andere uiterste.’ Bij sommige lokale partijen, of hele kleine deelnemers aan de landelijke verkiezingen komt het nog wel voor. ‘Lijst Veldhoen van Jan Veldhoen was zo’n kieslijst,’ herinnert Bijl zich. ‘Daar stond alleen Jan op.’ Voor de deelname van de PVV in Urk is dat toch anders.
Het is een partij van formaat en dan maakt dit geen imposante indruk. Gelet op het aantal Urkers dat in het voorjaar landelijk op de PVV stemde zou de partij in maart twee zetels binnen kunnen halen’, denkt Bijl.
Die tweede zetel zou dan worden herverdeeld onder de andere fracties.
Voncken woont nu in Gennep, maar heeft na de komende verkiezingen geen behoefte om in de gemeente gaan wonen waar ze de lijst trekt. In een opinie-artikel riep Bijl de kiezer in Sint Anthonis op om níet op mevrouw Voncken te stemmen. ‘Gemeentelijke kiezers verdienen kandidaten die klaar zijn voor het ambt — of het op z’n minst ambiëren,’ schrijft hij in Binnenlands Bestuur, ‘in plaats van op baantjesjagers die zich onder valse voorwendselen op kieslijsten laten plaatsen.’
Voor het CDA is de kritiek, die ook al uit de hoek van bewoners kwam, geen aanleiding om Voncken terug te trekken als lijsttrekker. ‘Ingrid Voncken is met afstand de beste vertegenwoordiger op onze lijst,’ zegt afdelingsvoorzitter Evelien Baltussen in een reactie tegen de Gelderlander. ‘Wij zien het als een vorm van bestuurlijke vernieuwing.’
Volgens de Gelderlander moest Bijl daarom lachen. ‘Zo deden we dat vóór 2002. Maar daar zijn we van afgestapt. We noemden het monisme. We hebben nu al 15 jaar een dualistisch systeem. Terug is de tijd is geen vernieuwing.’
We hebben allemaal wel een plek waar we nooit zouden willen wonen. Maar wanneer een kandidaat voor de gemeenteraadsverkiezingen zegt dat ze liever niet binnen de gemeentegrenzen wil wonen, is er toch iets meer aan de hand.
Het is wel wat Ingrid Voncken, lijsttrekker voor het CDA in Sint Anthonis, zegt. Vorige maand maakte de lokale afdeling van de christendemocraten daar bekend dat zij de eerste positie op de kieslijst aan Voncken hebben gegund. Ze is er sinds eind 2015 wethouder. In die twee jaar is ze niet verhuisd naar haar nieuwe werkplaats maar in Gennep blijven wonen. De raad heeft tot nu toe altijd een oogje toegeknepen en haar uitstel op de gemeentewettelijke verhuisverplichting verleend.
Nu ze kandidaat-raadslid is, peinst Voncken er nog stééds niet over om naar Sint Anthonis te verhuizen. ‘Ik wil nadenken over een verhuizing als ik opnieuw wethouder kan worden,’ zei ze tegen De Gelderlander. Heel veel enthousiasme voor het dorp druipt daar nou niet van af.
Het wordt nog gekker wanneer ze in het vraaggesprek ook nog eens aangeeft eigenlijk niet eens voor de raad beschikbaar zijn. ‘Als ik geen wethouder kan worden, eindigt voor mij het avontuur Sint Anthonis,’ laat ze in hetzelfde interview optekenen. Voncken is niet de eerste of de enige die bovenaan de gemeentelijke kandidatenlijst prijkt met als enige motief wethouder te worden. Te vaak worden kiezers opgescheept met kandidaten die eigenlijk niet geïnteresseerd zijn om deel te uit gaan maken van de volksvertegenwoordiging.
Dat is gek. Voor het wethouderschap is het niet nodig je voor de raad te kandideren. Nergens in de Kies- of Gemeentewet staat dat wethouders lid van of kandidaat voor de gemeenteraad moeten zijn geweest. Het hebben van een politiek bestuurlijke functie vraagt immers andere competenties dan het zijn van volksvertegenwoordiger. Rasbestuurders als Job Cohen en Jozias van Aartsen kwamen maar wat ongemakkelijk over toen ze het andere ambt probeerden. Gemeentelijke kiezers verdienen kandidaten die klaar zijn voor het ambt — of het op z’n minst ambiëren. Wanneer men komende maart naar de stembus gaat, doen zij dat om 7 tot 45 collega-burgers uit te zoeken die namens hen het politieke debat gaan voeren en daarmee het lokaal beleid vorm geven.
Door een kandidaat-wethouder bovenaan de lijst te zetten schoffeert het CDA in Sint Anthonis de manier waarop we onze vertegenwoordigende democratie hebben ingericht. Dat zegt: eerst het debat, dan de wethouder. Deze kieslijst beweert het tegenovergestelde; alsof de wethouder haar kandidaten meeneemt naar de raad in plaats van omgekeerd. In feite zegt het CDA daar dat deel uitmaken van de macht voor hen belangrijker is dan democratie.
Voor de kiezer die het democratisch bestuur van de gemeente serieus neemt, rest er maar één logische weg. Stem níet op kandidaatswethouders en – wanneer u in Sint-Anthonis woont – stem niet op mevrouw Voncken. Het hoeft een stem op het CDA niet in de weg te staan. De overige kandidaten op de lijst lijken me kundig en betrokken. Dat zou nog eens een keuze zijn. Een keuze voor democratie — in plaats van op baantjesjagers die zich onder valse voorwendselen op kieslijsten laten plaatsen.
Bijna de helft van de burgers móet met de handen voor het gezicht aan de ontbijttafel hebben gezeten. Met nog geen 150 dagen voor de volgende gemeenteraadsverkiezingen (en daags na de stembusgang in zes herindelingsgemeenten) lezen we dat het in vijftig procent van de raden hommeles is (Trouw, 28 november). Niet alleen is die rapportage kort door de bocht, er is ook nog eens niks mis met die ruwheid.
In de afgelopen zes jaar zag ik alleen al voor mijn column in vakblad Binnenlands Bestuur meer dan 300 gemeenteraden en op één na alle Provinciale Staten vergaderen. Ja, het kan er in de gemeentelijke politiek soms hardhandig aan toe gaan. Maar wat hoogleraar Korsten (en sommige andere bestuurskundigen) maar niet lijken te begrijpen, is dat die ruwheid hóórt bij de politiek.
Ik geef graag het voorbeeld van een volstrekt rommelig verlopen vergadering in Noordoostpolder. De raad vergaderde die avond over een volledig uit de hand gelopen inspraakavond over ondergrondse containers. De wethouder, die de avond om boosheid van burgers eerder moest verlaten, werd de oren gewassen. Het was een stevige vergadering waar fracties elkaar niet spaarden. Juist omdat de politici ook elkaar aanpakten, gaven ze gehoor aan de emoties die op de publieke tribune leefden. Je voelde dat mensen door de ruwte van de vergadering tot rust kwamen.
Zoveel anders was een vergadering in Tiel. Er was lekkage geweest bij een chemisch bedrijf en de hulpdiensten kwamen wat laat in beweging. De onvrede en bezorgdheid waarmee burgers naar de raadzaal togen, is voor te stellen. Helaas werd hun een bestuurlijk nette vergadering voorgeschoteld. Op de publieke tribune voelde je mensen bozer en bozer worden; ze verlieten met rode hoofden het gemeentehuis.
Morsig
Het politieke debat hoort een beetje… morsig te zijn. Zo krijgen wij, burgers, het idee dat onze emoties óók legitiem zijn. Het is juist gebaat bij oplopende meningsverschillen. In Rotterdam verliep het vóór 2002 allemaal binnen de lijntjes. En de stad broeide van onvrede. De luidruchtige komst van Leefbaar was disruptief, maar er werd wél weer gedebatteerd. Mensen durfden emoties te tonen en werden eerlijker dan ze ooit konden zijn. Loopt dat weleens uit de hand? Zeker. Botsingen tussen prominent Leefbaar-raadslid Tanya Hoogwerf en de voorman van de door de islam geïnspireerde partij Nida, Nourdin el Ouali zijn nét niet orde van de dag. Na een debat over oplopende huurschulden viel een wethouder GroenLinkser Judith Bokhove bijkans aan.
Let wel: niet alleen op de islam of crises botsen fracties: over het Centraal Station was ruzie en over ‘de nieuwe Kuip’. Maar me dunkt dat deze twee belangrijke projecten alleen maar beter uit die strijd zijn gekomen. Alles bij elkaar opgeteld, ligt Rotterdam er op dit moment een stuk beter bij dan twintig jaar geleden. Hoe onfraai het soms was om naar te kijken, het politieke debat – de openhartigheid en dus ruwheid ervan – heeft dat mede mogelijk gemaakt.
Ik maak me meer zorgen in rustige raden waar ieder zijn technische zegje doet, dan wanneer er in tweede termijn met stoelen wordt gesmeten.
Ik maak me meer zorgen in rustige raden waar ieder zijn technische zegje doet, dan wanneer er in tweede termijn met stoelen wordt gesmeten. Korsten lijkt dat niet te begrijpen. Ja, het loopt weleens uit de pas. En als je al die momenten optelt, ontstaat er snel een ontluisterend beeld. Je moet dan ook naar de hele periode kijken. Het is niet vier jaar alleen maar rumoerig en ruzie.
Geen normale werkvloer
Ten tweede, het lijkt niet te voorkomen dat het weleens uit de hand loopt. Ze zeggen dat iedere relatie ruzie nodig heeft en dat is voor politiek misschien niet anders. Net als bij een huwelijk, moet je een raad niet afrekenen op hoe vaak de leden ruzie hebben, maar hoe vaak ze er weer uit komen. In dat opzicht word ik haast blij van de feiten zoals Korsten ze presenteert. Gefeliciteerd: uw raadsleden hebben ruzie, en ze komen er zó vaak ook weer uit.
Natuurlijk is het niet fraai om te zien, en op menig werkvloer volstrekt ongewenst. Maar de politiek ís geen normale werkvloer. De vertegenwoordigende democratie zorgt ervoor dat we vrijelijk mogen praten over zaken die we belangrijk vinden. Waar we ons verstand, maar ook ons hart moeten laten spreken. Waar we bóós over worden als het wordt aangetast. Juist daarom is het een van de meest kostbare dingen die we hebben en meer dan de moeite waard om het voor te blijven opnemen.
Wat is de rol van politici in burgerbijeenkomsten? Moeten zij zich ver houden van participatie-instrumenten om de deelnemers aan een burgertop niet te beïnvloeden? Of moeten zij net actief deelnemen?
Er valt voor beide wat te zeggen, vindt Jacobs. Enerzijds is de betrokkenheid van politici goed, anderzijds kunnen ze de vrije ruimte voor het debat ook beperken of beïnvloeden.
Jacobs bezocht het door de Periklesinstituut mede-georganiseerde burgertop van de Provincie Flevoland en evalueerde de bijeenkomst. ‘Statenleden hadden een belangrijke rol tijdens de dag: ze fungeerden als gespreksleider,’ schrijft Jacobs.
Het Periklesinstituut ontwierp samen met mede-organisatoren Bart Cosijn en Yvette Jeuken de bijeenkomst. ‘De keuze om de Statenleden zelf te laten voorzitten was bewust,’ legt John Bijl uit. ‘Zo tonen ze hun betrokkenheid, maar moeten ook politiek neutraal blijven.’ Bijl trainde de Statenleden in het technisch voorzitten van de deelsessies en leerde hen de overleggen politiek neutraal samen te vatten.
‘Een ideale casus dus om te kijken of politici door hun deelname de sfeer positief of negatief beïnvloeden,’ vindt Jacobs. ‘De ervaring met de Flevotop suggereert alvast dat politici niet thuis moeten blijven uit angst om de burger teveel te beïnvloeden. Er zijn manieren om dat probleem op te lossen.’
De uitgebreide evaluatie van Jacobs is hier te lezen.
Komende donderdag, op 2 november, debatteert de gemeenteraad van Amsterdam over de zogeheten grijze campagne. Met dit plan stelde voormalig Amsterdams burgemeester Eberhard van der Laan voor om met anonieme filmpjes op het internet radicalisering te bestrijden.
Het plan zelf is omstreden. De gemeente zou niet kenbaar maken dat de overheid achter de filmpjes zit. Ook de democratische legitimering blijkt slecht geregeld. Zo zijn noch raad of andere collegeleden op het plan door Van der Laan op de hoogste gesteld.
Dat had wel gemoeten. ‘Het is de vraag of je zo’n geheim ‘Black Ops’-project mag uitvoeren,’ vindt Bijl. Hij hoopt wel dat de debatterende raadsleden in staat zijn wenselijkheid en legitimiteit te scheiden. ‘De website is eerst of Van der Laan hier wel geld aan mócht uitgeven. Dat zijn twee vragen waarvan ik hoop dat ze in het debat niet door elkaar worden gehaald.’
Er was een tijd, dat de burgemeester alle aanzien had. De archetypische burgervader – gedistingeerd streepjespak, snor en ambtsketen – leek haast zélf het hoogste orgaan. Inmiddels is er wel wat veranderd in maatschappelijk en bestuurlijk Nederland, maar de plaats van de burgemeester is nog steeds een bijzondere.
In het boek Orde in de openbare orde onderzoeken zes bestuurswetenschappers onder leiding van de Utrechtse hoogleraar Henk Kummeling het belangrijkste instrumentarium uit het burgemeesterlijke takenpakket met betrekking tot de openbare orde en veiligheid.
De mogelijkheden van de burgervader zijn immers ongewoon. Als functionaris boven de partijen kan hij, bij wijze van spreken, als judge, jury and executioner optreden. Die mogelijkheden zijn de laatste jaren alleen maar groter geworden. Het preventief fouilleren, het sluiten van drugpanden en het ophangen van camera’s zijn allemaal nieuwe mogelijkheden die bij elke evaluatie de discussie over potentieel schending van grondrechten doen oplaaien.
Voor het angstzweet u uitbreekt, helemaal de vrije hand heeft de eerste burger ook weer niet. De praktijk van opgelegde overlegstructuren met de officier van justitie en korpschef en de aanwijzingen van die de gemeenteraad hoort te geven, beperken de zijn macht aanzienlijk, leggen de auteurs uit. Maar de belangrijkste beveiliging voor machtsmisbruik blijkt de bijzonderheid van de middelen zelf te zijn. De onderzoekers concluderen dat de weinig scherp omschreven mogelijke aanleidingen voor een burgemeestersoptreden de sterkte én de zwakte van het instrumentarium is.
Dat de wet nauwelijks uitspraken doet over wat ‘openbare orde’ nu precies is, geeft de burgemeester dan wel ruime discretionaire bevoegdheid om daar zelf een interpretatie aan te geven maar noopt tegelijkertijd de bestuurders tot voorzichtigheid. Als de burgemeester een al een poldersheriff is, is het wel een voorzichtige. De auteurs tonen hoe kwetsbaar de burgemeestersbevoegdheden zijn, wanneer ze buiten de politieke luwte gehanteerd zouden kunnen worden. Het a-politieke optreden maakt de instrumenten sterk in plaats van kwetsbaar.
Wellicht zonder het te willen, dragen de auteurs een flink steentje bij in het debat over de politiek onafhankelijke positie die de burgemeester nú inneemt — of dat wellicht zou moeten veranderen. Helemaal ontijdig komt dat niet. De geruchten dat de nieuw te vormen regering de wens een gekozen burgemeesterschap in te voering in haar akkoord nemen alleen maar toe. En of die eventueel gekozen burgemeester zijn feitelijk verregaande mogelijkheden ook later moet behouden, is hopelijk een debat dat we voor die ingrijpende verandering gaan voeren.
Orde in de openbare orde, Hansko Broeksteeg, Rian de Jong, Henk Kummeling, en anderen Wolters Kluwer 418 pagina’s ISBN 9789013144093
Dit artikel verscheen eerst in Binnenlands Bestuur.
De Rotterdammer spreekt van een hobby die zijn werk is geworden, of andersom. Bijl is directeur van het Periklesinstituut, waar het debat en de training van politici centraal staan.
Maar hij heeft nog een tweede hobby: filmmuziek. “Sommigen zeggen dat ik een fanaat ben.” John Bijl heeft zo’n 6000 filmscores gedigitaliseerd. Handig, als je drie uur in de trein zit naar het stadhuis van Winschoten.
Aan de hand van drie van zijn favoriete filmscores neemt hij de huidige politiek door.
‘Als het niet Rutte wordt, wie is dan het alternatief?’ stond er dit weekend in een advertentie in de kranten. Naast de retorische bedoelde woorden stond geen multiple choice maar het glanzende hoofd van D66-leider Alexander Pechtold. De bedoeling van de advertentie van de Democraten is duidelijk: woensdag wordt u door hen niet verzocht om voor de Tweede Kamer te kiezen, maar een uitspraak te doen over het premierschap voor de komende regeerperiode. ‘Deze verkiezingsstrijd gaat vooral over wie er eerste minister wordt,’ zo vertelde een D66-woordvoerder nu.nl al eerder.
D66 is niet de eerste partij waar de kandidatuur voor het premierschap belangrijker is geworden dan het kiezen van de volksvertegenwoordiging. Rutte, Asscher, Wilders, Klaver, Buma – het is hen en hun partijen allemaal om het kabinet te doen en niet meer om de Kamer.
De gedachte dat de kiezer op 15 maart bepaalt wie de premier wordt, is vanuit staatsrechtelijk oogpunt natuurlijk kolder. Pas nadat de kiezer zich heeft uitgesproken over wie het volk de komende jaren vertegenwoordigt, is het aan deze honderdvijftig Tweede Kamerleden, als hoogste orgaan van het land, om aan te wijzen wie ons bestuurt.
Dat is de gemákkelijke reactie. De premierspreoccupatie van kiezer én gekozene in deze campagnetijd is meer dan alleen juridisch onzinnig; ze is ook schadelijk voor de democratie.
WC-eend-praatjes
Het alleen maar hebben over het premierschap leidt de kiezer af van politieke inhoud. In plaats van een goed debat over de verbetering van de zorg, het reorganiseren van de belastingen of de mate van samenwerking met andere landen op dit continent, verworden politieke debatten tot ver-plaswedstrijdjes over premierwaardigheid en een aaneenschakeling van wc-eend-praatjes waar kiezers eerder goed gefrustreerd dan goed geïnformeerd uit komen.
Zo is democratie niet bedoeld. Wij, burgers, worden gevraagd met onze stem een oordeel te geven over hoe we dit land naar de toekomst willen brengen. Wilt u snel investeren in groene energie? Stem híer. Wilt u dat straffen strenger worden? Stem dáár. Met onze keuze voor de Kamerleden wordt enige mate van inhoudelijke betrokkenheid gevraagd bij het landsbestuur en niet de mijn-papa-is-de-grootste-slag die politieke partijen er nu van maken.
Die dreun die de democratie in deze campagne wordt uitgedeeld, zal tot na de verkiezingen te voelen zijn. Na een ongetwijfeld pittige formatie zullen vooral politieke kopstukken toetreden tot een kabinet. Ervaring uit de politieke geschiedenis van het land én van gemeenten leert dat een regering waar vooral lijsttrekkers tot het bestuur zijn toegetreden nou niet de meest dualistische periodes oplevert. Dat betekent dat ministers vooral bezig zijn met het knevelen van hun fracties om de door hen in bestuurskamertjes bekokstoofde compromissen maar in stand te houden, in plaats van dat de Kamer delibereert wat er moet gebeuren en waarom dat de beste oplossing is. Het debat zal ook ná de verkiezingen diep worden gesmoord.
De kiezer denkt dan wel een verstandige keuze te hebben gemaakt door op een in zijn ogen competente kandidaat voor het premierschap te hebben gestemd, maar na de verkiezingen kan hij slechts toekijken hoe hij met zijn eigen democratie monddood is gemaakt.
Gelukkig is het nog te vroeg voor ‘eigen schuld, dikke bult’. U kunt deze neerwaartse spiraal keren door bij de komende Tweede Kamerverkiezingen uw stem anders uit te brengen. Stem níet op de lijsttrekker, maar op een lager geplaatste kandidaat. Eén waarvan u het idee heeft dat hij of zij het harde politieke handwerk in de Kamer aankan en het debat, namens u, met zijn mede-gekozenen aangaat.
De schok die door het politieke establishment gaat als de kiezer de lijsttrekkers massaal links laat liggen is wat onze democratie nodig heeft. Hopelijk geneest het onze politici van de bestuursfixatie die onze democratie zo in de nekklem heeft – en gaat de aandacht weer naar de volksvertegenwoordiging.