Denk heeft een eigen achterban weten te veroveren. Allochtoon, maar ook cultureel conservatief én economisch sociaal. ‘roeger moest de achterban van Denk het doen met een excuus-Turk bij de PvdA. Nu hebben ze tenminste een partij die vanuit een ideologie werkt waar zij echt voor hebben gekozen.’
Gemeentebestuurders zijn doorgaans pragmatische mensen. Provinciebestuurders trouwens ook. Pragmatiek zorgt meestal voor een oplossing in situaties waar al te principieel doen garantie geeft op vastlopen.
Maar soms moet je de afweging maken of principes niet te verkiezen zijn boven pragmatiek. Zo hebben we het afgelopen jaar gezien dat in een aantal gemeenten de kadernota maar achterwege werd gelaten omdat er immers net een coalitieakkoord was verschenen. Deze manoeuvre gaan we ongetwijfeld in enkele provincies ook zien.
Op het oog een verstandige keuze. Een meerderheid van de raad was het net eens geworden over de meerjarige koers en richting van de gemeente en als je geluk had, zat er nog een financiële doorrekening bij ook. Komt nog bij dat zo’n coalitieakkoord meestal af is op het moment dat er een kadernota moet zijn (in mei of juni). Waarom zou je dan nog de moeite nemen om een kadernota te schrijven? Kost allemaal ambtelijke capaciteit en we weten toch al waar we heen willen, toch? Hoeven we ook niet in een snikhete raadzaal te vergaderen over zoiets onbenulligs als de verwachte indexering van de ozb voor volgend jaar. Verstandig!
Onverstandig. Een beetje dom zelfs. Het is niet alleen een gaatje willen boren met een schroevendraaier, het is de basis leggen voor een vier jaar durende guerrilla tussen ‘oppositie’ en ‘coalitie’.
Een kadernota (of perspectiefnota) is de politieke start van de planning- en controlcyclus. Aan de hand van een perspectiefnota kan de gemeenteraad zijn kaders stellen voor het komende begrotingsjaar. Op welk maatschappelijk effect willen wij inzetten? Welke prioriteiten stellen wij? Ten koste van welk beleidsterrein mag dat gaan? Op basis van de kadernota gaat het college aan de slag met de vertaling in de begroting.
Het instrument ‘coalitieakkoord’ is het resultaat van wekenlang achter gesloten deuren bedreven koehandel tussen politieke partijen die hun meest principiële verschillen proberen te overbruggen. En als dat koersbepalende document er dan ligt, met de inkt nog nat, dan zul je geen coalitiepartij vinden die dit document níet steunt. Andersom hebben de leden van de overgebleven fracties al die weken knarsetandend naar de gesloten deuren zitten staren in afwachting van een uitnodiging – voor het geval de onderhandelende partijen er niet uitkomen. Dat verwachtingsvol-niet-mee-mogen-doen leidt er uiteraard toe dat het kersverse akkoord bepaald niet met gejuich wordt ontvangen, welk inclusief gebaar de coalitiepartijen daarna ook maken. De oppositie heeft letterlijk niet mogen meedenken.
De afwegingen achter de besluiten zijn daarmee onbekend. Voor oppositie én het bredere publiek. Bovendien krijgt een ambtelijke organisatie in het zeer politieke proces van het schrijven van een coalitieakkoord vaak maar beperkt de kans om alle opties financieel door te rekenen. De financiële vertaling zal dus altijd een schetsmatige zijn waarbij samenhang met de bestaande begrotingscyclus gebrekkig is.
Een volwaardig debat over een volledige kadernota zet alles in perspectief: de wensen uit het coalitieakkoord en wat die gaan kosten, maar ook de eisen van de provincie en ontwikkelingen uit circulaires. Om de autonome ontwikkelingen niet te vergeten. En als de hele raad daarover gedebatteerd heeft, met mogelijkheid tot indienen van amendementen en moties, dan weet het college precies waar hij aan toe is voor het maken van de begroting.
Een coalitieakkoord tot basis verklaren van de planning- en controlcyclus is een groot deel van de raad buiten de muur metselen – de partijen die niet hebben meeonderhandeld. En daarmee een groot deel van de inwoners van de gemeente. Wil je onvrede binnen én buiten de raadzaal? Een guerrillaoppositie? Dit is de manier. Pragmatisch geregeld, dat dan weer wel.
‘Mag ik ook wat zeggen?’
De coalitiepartijen, tegelijk, gedecideerd: ‘Nee.’
In de Staten heerst een bestuurdersmentaliteit van politici met dossierkennis, weet Bijl. Maar Forum is ‘is een héle politieke club’, vindt Bijl. ‘En ze brengen een sloot aan onervarenheid met zich mee.’
Maar ook de onbekendheid van de gekozen speelt parten. Sommige lijsttrekkers moeten zich nog aan hun collega-fractievoorzitters voorstellen, weet Bijl. Ook in de verkiezingsdebatten en de campagne waren de kandidaten van Forum niet of nauwelijks te zien. ‘In een coalitie heb je een ingewikkelde vertrouwensrelatie,’ zegt Bijl. ‘Die moeten ze in een paar weken zien op te bouwen.’
Komende donderdag zullen de nieuwgekozen Statenleden worden geïnstalleerd. ‘Een zogeheten commissie Onderzoek van de Geloofsbrieven gaat controleren of ze aan de voorwaarden voldoen. De kandidaten mogen bijvoorbeeld geen zakelijke relatie hebben met de provincie en ze mogen niet in een andere provincie wonen,’ legt John Bijl aan De Stentor uit.
En bij sommigen nieuwe gekozen leden van Forum voor Democratie gaat het daar al mis. Niet iedere gekozen kandidaat woont in de Provicie waar hij voor is gekozen.
Snel nog even verhuizen kan voor FvD-kandidaten een oplossing zijn. ‘Dat is moeilijk, maar mogelijk,’ vertelt Bijl. ‘Het hangt er dan wel vanaf hoe de Provinciale Staten ermee omgaan. Die kunnen besluiten om het benoemen op een later moment te doen, totdat de kandidaat in kwestie verhuisd is en ingeschreven staat.’
Het is niet zonder risico. Als er geen genoeg kandidaten zijn om te benoemen, blijft de zetel voor vier jaar onbezet. ‘De zetel blijft voor FvD, maar als er niemand beschikbaar is blijft hij leeg.’
De kans dat er tussentijds iemand moet worden vervangen is groot, zegt Bijl. ‘De afgelopen vier jaar gooide een kwart van de Statenleden de handdoek in de ring. Ze waren te druk, moesten verhuizen voor werk of hadden een andere reden. En dat geldt voor iedere partij, waarschijnlijk dus ook voor FvD. Er moeten dan wel vervangers zijn die op de kandidatenlijst staan. De spoeling is bij FvD enorm dun, ook omdat kandidaten in meerdere provincies op de lijst staan.’
‘Er zijn zoveel belangrijke thema’s waar Statenleden wel over gaan,’ zegt Bijl. ‘Denk aan het openbaar vervoer, het regionale huizenaanbod.’ Allemaal onderwerpen die voor kiezers belangrijk zijn. ‘Richt je daar dan op. En zeg bij de andere onderwerpen daar ga ik niet over.’
‘Ze kunnen. beter hun mond erover houden, vindt Bijl. ‘Het is juist je werk uit te leggen wat jouw bestuurslaag wél doet.’ Bijl begrijpt dat het voor provinciale kandidaten lastig is aandacht te krijgen. ‘Maar krijg je een vraag over marktwerking, dan zeg je: tuurlijk is zorg belangrijk, daarom zitten mijn collega’s in Den Haag er bovenop. Ikzelf ga ervoor zorgen dat de bus naar Heiloo weer regelmatig rijdt.’
Wanneer de kiezers volgende week naar de stembus gaan, kun je je afvragen met welk idee. Volgens John Bijl zijn ze door de politiek in ieder geval niet goed geholpen bij het maken van hun keuze. ‘Over de rug van de provincie gaat alle aandacht schaamteloos naar de Eerste Kamer.’
Volgens Bijl is het deze verkiezingen voor het eerst dat de focus op de provincie zo ontbreekt. ‘Vier jaar geleden gebeurde het ook wel in deze mate, maar veel meer onder de radar. Nu gebeurt het schaamteloos in het openbaar.’
Toch is er genoeg om over te debatteren weet Bijl. ‘Woningbouw, Rotterdam Airport, natuur en energietransitie, het zijn allemaal voor de keizer belangrijke issues om zich over uit te spreken.’ Allemaal inhoudelijke politieke, die nu ten kostte van kabinetssteun in de senaat wordt genegeerd.
‘Een bedrieglijk machtsspelletje. Als Statenlid zou ik mij ook in het pak genaaid voelen.’
Na verkiezingen worden kandidaten leden van Staten of raden. En maar al te vaak zien we hun idealen waar ze zo vurig en moedig voor pleitten in dat zonnige zaaltje verdorren als een dorstige kamerplant achter een vergeten gordijn. We kijken er niet naar om en we horen er ook nooit meer wat van. Hoe komt dat eigenlijk?
Het korte antwoord is dat de meeste volksvertegenwoordigers zich laten gijzelen door de agenda van anderen. Er is een meedogenloze cadans die de agenda van de Staten (en raden) bepaalt. Van de gehate planning- en controlcyclus tot de stroom aan stukken die vanwege het College worden voorgelegd. En áls je dan als fractie met een initiatiefvoorstel komt, roept iedereen in koor dat dit niet het goede moment is of dat er geen dekking voor is. Tegenhouden is immers gemakkelijker dan realiseren. Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, om met Willem Elsschot te spreken.
Wil je je droom realiseren? Onthoud dan de komende 4 jaar twee belangrijke tips. Zorg voor een Statenbrede (raadsbrede) agenda en zorg dat je te allen tijde weet wat jouw wensen gaan kosten.
De Staten vormen het hoogste orgaan van de provincie. En de raad van de gemeente. Dit is vastgelegd in de Grondwet, dus dat blijft nog wel even zo. Samen vertegenwoordigen de Staten alle inwoners van de provincie. Op het moment dat Statenfracties de regie pakken en gezamenlijk met een agenda van prioriteiten (samengesteld uit de verkiezingsprogramma’s) op de proppen komen, moet ik het College nog ontmoeten dat dit programma niet getrouw uitvoert. Het college van de gemeente Zundert uitgezonderd wellicht. Enige wat daarvoor nodig is, is dat de fracties op zoek gaan naar wat zij sámen belangrijk vinden voor hun provincie (of gemeente). Mogen partijen dan niet meer van mening verschillen? Sterker, dat móeten ze. Maar dat wil niet zeggen dat ze ook niet over belangrijke zaken eens mogen worden. Je kunt dat aan een min of meer toevallige coalitie van partijen overlaten natuurlijk. Maar er staat nergens dat dat zo moet. Pak de regie raadsbreed of Statenbreed, bepaal zelf (maar gezamenlijk!) de agenda. En dan ben je ineens de helft dichterbij het realiseren van je droom uit je verkiezingsprogramma.
De andere helft doet de rest. Stel jezelf de vraag: wat kost die droom? Er komen in vier jaar tijd heel wat kansen voorbij om geld in de begroting vrij te maken. Het is dan wel zaak dat je er op dat moment bij bent en een realistisch bedrag kunt noemen. En daarbij weet of dat bedrag elk jaar opgehoest moet worden of één keer. En hoe kom je daar achter? Moeilijk? Welnee. Tenzij je om hulp vragen moeilijk vindt. De volksvertegenwoordiging is het hoogste orgaan. Dat betekent dat de ambtenaren van jouw provincie of gemeente ook voor jou werken. Je mag ze dus – via de griffier – om hulp vragen bij de vraag wat er grofweg aan middelen en tijd nodig zal zijn om een bepaald plan te realiseren. Je mag ze zelfs vragen om daar niets over aan de collegeleden te vertellen zodat je rustig de tijd hebt om een en ander voor te bereiden.
Politieke dromen hebben altijd een prijs. Ze realiseren betekent onderhandelen, het standpunt van andere partijen verkennen, het draagvlak onder de bevolking inschatten. Maar ook: mensen teleurstellen, al was het alleen maar omdat het benodigde budget maar één keer gebruikt kan worden en dus niet meer beschikbaar is voor iets anders. De prijs van je droom realiseren is keuzes maken en de consequenties van die keuzes dragen.
Een en ander veronderstelt natuurlijk wel dat je een droom hébt. Dat je de politiek in bent gegaan om iets te bereiken, vanuit eigen kracht en eigen ideeën. Want met partijen die alleen maar zetels willen bemensen vanuit de gedachte om anderen weg te stemmen, verdacht te laten lijken of zelfs kapot te maken, schiet niemand iets op. De democratie al helemaal niet.
Michiel van der Eng schrijft voor Binnenlands Bestuur maandelijks een column over gemeentefinanciën en de financiële positie van gemeenten. De column verscheen op 28 februari 2019.
Met de Provinciale Statenverkiezingen op komst profileren de landelijke partijen zich scherp met hun opvattingen over klimaatverandering. Het gekke is: in de Provinciale Staten zelf heerst opvallend veel consensus hierover.
‘Je moet in de Provincie niet naar de stemmingen kijken, maar naar het proces ervoor’, zegt John Bijl. Hij legt uit dat de Statenleden al veel langer het debat over energietransitie en klimaatadaptatie voerden. En best goed ook.
‘In de maanden voor een stemming wordt vaak al naar consensus gezocht. Daarbij komt: in de Provincie weten woordvoerders vaak, anders dan in politiek Den Haag, waar ze het over hebben. Statenleden werken veelal in de sector waarover ze het woord voeren. Ook dat zorgt voor meer consensus: het zijn geen beroepspolitici maar professionals met een politieke bijbaan.’
Dat er vooral uit Den Haag stoere slogans komen, bevordert het debat niet, vindt Bijl. ‘Haagse politici hebben namelijk makkelijk praten, het is de Provincie die uiteindelijk bepaalt waar die windmolens komen. Den Haag haalt zo hun draagvlak onderuit door klimaat zo te politiseren.’
Voor journalisten is het ook maar gissen. Lijsttrekkers pakken hun telefoon niet op, deelnemen aan debatten doen ze niet en standpunten laten zich raden. Weet de kiezer wel waar hij op gaat stemmen? ‘Het is op deze manier een schoffering van de provinciale verkiezingen,’ zegt John Bijl. Voor je je stem uitbrengt moet je toch weten wat een politicus wenst te bereiken voor je provincie.
Het is moeilijk de kandidaten te spreken, laat staan er achter te komen wat hun standpunten zijn. ‘Sommigen lijsttrekkers zijn niet eens te betrappen op ook maar één politiek standpunt in de afgelopen jaren,’ onderzocht Bijl. Op bijvoorbeeld de site van de Utrechtse FvD-lijsttrekker staan twee regels over de provinciale politiek. ‘Er zijn nog ruim vier weken te gaan en er is geen partijprogramma te vinden. En dat terwijl provincies voor enorme uitdagingen staan,’ zegt Bijl.
Bijl vindt het minachtend dat de kandidaten niets van zich laten horen. ‘Het lijkt wel alsof ze niet geïnteresseerd zijn,’ zegt hij tegen Omroep Flevoland. Volgens Bijl gebeurt het wel vaker dat partijen zich meer richten op de Eerste Kamer. ‘Maar zo blatant heb ik het nog nooit eerder meegemaakt’, aldus Bijl. De kloof tussen kiezer en gekozene wordt er alleen maar groter door, denkt Bijl. ‘Het is een lompe, botte manier die de democratie eerder afkalft dan dat het hem bevordert.’
‘Dit is bepaald niet nieuw bij FvD,’ weet Chris Aalberts. Hij doet onderzoek naar de groei van Forum voor Democratie. ‘Deze aanloop is een exacte kopie van hoe de PVV het vier jaar geleden deed. Weinig plannen, korte kieslijsten en alleen de top die publiekelijk uitspraken doet.’
FvD zwijgt in de provincie: ‘Schoffering van verkiezingen’ (Tubantia, 8 februari 2019)
Waar blijft lijsttrekker Wouter Weyers van Forum voor Democratie? (AD, 18 februari 2020)
Ook voor raadsleden vormen die geesten elk jaar weer een bezoeking. De geest van het verleden neemt ze mee door de planning en uitvoering van het afgelopen jaar. In politiek-bestuurlijke termen kennen we hem als de Jaarrekening. De geest van het heden, de Bestuursrapportage, toont ze de voortgang in het lopende jaar en de geest van de toekomst manifesteert zich in de Kadernota en, natuurlijk, de Begroting.
Wie de planning- en controlkalender van een gemeente een beetje kent, weet dat we nu een paar rustige maanden zonder geestbezoek tegemoet kunnen zien. Begroting net vastgesteld, het einde van het eerste kwartaal is nog ver weg en de bijbehorende bestuursrapportage dus ook.
Het college stuurt in de periode januari tot en met mei doorgaans weinig financiële stukken naar de raad. Waarom eigenlijk? Is er niets te melden? Gebeurt er zo weinig? Integendeel. Voor ambtenaren is het juist een intensieve tijd. Er moet een financiële afsluiting van vorig jaar worden gemaakt, stukken voor de accountantscontrole op orde gebracht, de plannen uit de nieuwe begroting ten uitvoer gebracht. En het college wil zoetjesaan al ideeën zien voor de plannen van vólgend jaar.
De bedoeling is dat al die stromen in mei of juni samenkomen. Zodat de raad dan de gelegenheid heeft om de totale financiële situatie van de gemeente in samenhang te beschouwen. De realiteit is dat raadsleden vlak voor het zomerreces worden overspoeld met vuistdikke documenten vol tabellen die ze in de avonduren worden geacht te ontcijferen. En dan mogen – nee, móeten – ze ook nog iets van die informatie vinden, zodat ze er moties en amendementen voor kunnen schrijven en aan het lobbywerk voor een meerderheid in de raad kunnen beginnen. Veel werk, weinig tijd. En dat terwijl er net maanden voorbij zijn gegleden van relatieve rust.
Hier wringt dus iets. Na maanden van stilstand moet de politiek ineens draven met alle informatie tegelijk. Stel dat de raad de fundamentele informatie er nu eens eerder wilde hebben? Zo kan de raad het college om een prognose van de jaarcijfers vragen. In zo’n prognosebrief deelt het college op hoofdlijnen in maart of april mee welke cijfers over vorig jaar hij ter beoordeling aan de accountant heeft voorgelegd. Dat levert niet alleen het voordeel van transparantie op over de administratie van het college, maar ook een vroege verwachting over de uitkomst bij de definitieve jaarrekening. Bevestigt de accountant later de cijfers van het college, dan is dat een welgemeend compliment waard. Moet er naar aanleiding van de accountantscontrole iets worden aangepast, dan biedt dat grond voor een goed debat.
Door middel van zo’n prognosebrief komt de raad eerder en steviger aan het stuur van de gemeentelijke financiën. Komt er bijvoorbeeld een overschot aan, dan kan de raad rustig nadenken over wat er met dat geld moet gebeuren. Het college heeft daar ongetwijfeld ook opvattingen over en de prognose biedt dus alle opening voor een goed kaderstellend debat.
Ontbied de Geest van het Verleden op een moment dat het ú goed uitkomt en voer het goede gesprek. Met een vroeg debat over de prognose van de jaarrekening is de raad helemaal voorbereid op de komst van de andere twee geesten. Minder handenwringen. Minder ijsberen. En beter sturen op de financiën.
Michiel van der Eng schrijft voor Binnenlands Bestuur maandelijks een column over gemeentefinanciën en de financiële positie van gemeenten. De column verscheen op 29 januari 2019.