Voor journalisten is het ook maar gissen. Lijsttrekkers pakken hun telefoon niet op, deelnemen aan debatten doen ze niet en standpunten laten zich raden. Weet de kiezer wel waar hij op gaat stemmen? ‘Het is op deze manier een schoffering van de provinciale verkiezingen,’ zegt John Bijl. Voor je je stem uitbrengt moet je toch weten wat een politicus wenst te bereiken voor je provincie.
Het is moeilijk de kandidaten te spreken, laat staan er achter te komen wat hun standpunten zijn. ‘Sommigen lijsttrekkers zijn niet eens te betrappen op ook maar één politiek standpunt in de afgelopen jaren,’ onderzocht Bijl. Op bijvoorbeeld de site van de Utrechtse FvD-lijsttrekker staan twee regels over de provinciale politiek. ‘Er zijn nog ruim vier weken te gaan en er is geen partijprogramma te vinden. En dat terwijl provincies voor enorme uitdagingen staan,’ zegt Bijl.
Bijl vindt het minachtend dat de kandidaten niets van zich laten horen. ‘Het lijkt wel alsof ze niet geïnteresseerd zijn,’ zegt hij tegen Omroep Flevoland. Volgens Bijl gebeurt het wel vaker dat partijen zich meer richten op de Eerste Kamer. ‘Maar zo blatant heb ik het nog nooit eerder meegemaakt’, aldus Bijl. De kloof tussen kiezer en gekozene wordt er alleen maar groter door, denkt Bijl. ‘Het is een lompe, botte manier die de democratie eerder afkalft dan dat het hem bevordert.’
‘Dit is bepaald niet nieuw bij FvD,’ weet Chris Aalberts. Hij doet onderzoek naar de groei van Forum voor Democratie. ‘Deze aanloop is een exacte kopie van hoe de PVV het vier jaar geleden deed. Weinig plannen, korte kieslijsten en alleen de top die publiekelijk uitspraken doet.’
FvD zwijgt in de provincie: ‘Schoffering van verkiezingen’ (Tubantia, 8 februari 2019)
Waar blijft lijsttrekker Wouter Weyers van Forum voor Democratie? (AD, 18 februari 2020)
Ook voor raadsleden vormen die geesten elk jaar weer een bezoeking. De geest van het verleden neemt ze mee door de planning en uitvoering van het afgelopen jaar. In politiek-bestuurlijke termen kennen we hem als de Jaarrekening. De geest van het heden, de Bestuursrapportage, toont ze de voortgang in het lopende jaar en de geest van de toekomst manifesteert zich in de Kadernota en, natuurlijk, de Begroting.
Wie de planning- en controlkalender van een gemeente een beetje kent, weet dat we nu een paar rustige maanden zonder geestbezoek tegemoet kunnen zien. Begroting net vastgesteld, het einde van het eerste kwartaal is nog ver weg en de bijbehorende bestuursrapportage dus ook.
Het college stuurt in de periode januari tot en met mei doorgaans weinig financiële stukken naar de raad. Waarom eigenlijk? Is er niets te melden? Gebeurt er zo weinig? Integendeel. Voor ambtenaren is het juist een intensieve tijd. Er moet een financiële afsluiting van vorig jaar worden gemaakt, stukken voor de accountantscontrole op orde gebracht, de plannen uit de nieuwe begroting ten uitvoer gebracht. En het college wil zoetjesaan al ideeën zien voor de plannen van vólgend jaar.
De bedoeling is dat al die stromen in mei of juni samenkomen. Zodat de raad dan de gelegenheid heeft om de totale financiële situatie van de gemeente in samenhang te beschouwen. De realiteit is dat raadsleden vlak voor het zomerreces worden overspoeld met vuistdikke documenten vol tabellen die ze in de avonduren worden geacht te ontcijferen. En dan mogen – nee, móeten – ze ook nog iets van die informatie vinden, zodat ze er moties en amendementen voor kunnen schrijven en aan het lobbywerk voor een meerderheid in de raad kunnen beginnen. Veel werk, weinig tijd. En dat terwijl er net maanden voorbij zijn gegleden van relatieve rust.
Hier wringt dus iets. Na maanden van stilstand moet de politiek ineens draven met alle informatie tegelijk. Stel dat de raad de fundamentele informatie er nu eens eerder wilde hebben? Zo kan de raad het college om een prognose van de jaarcijfers vragen. In zo’n prognosebrief deelt het college op hoofdlijnen in maart of april mee welke cijfers over vorig jaar hij ter beoordeling aan de accountant heeft voorgelegd. Dat levert niet alleen het voordeel van transparantie op over de administratie van het college, maar ook een vroege verwachting over de uitkomst bij de definitieve jaarrekening. Bevestigt de accountant later de cijfers van het college, dan is dat een welgemeend compliment waard. Moet er naar aanleiding van de accountantscontrole iets worden aangepast, dan biedt dat grond voor een goed debat.
Door middel van zo’n prognosebrief komt de raad eerder en steviger aan het stuur van de gemeentelijke financiën. Komt er bijvoorbeeld een overschot aan, dan kan de raad rustig nadenken over wat er met dat geld moet gebeuren. Het college heeft daar ongetwijfeld ook opvattingen over en de prognose biedt dus alle opening voor een goed kaderstellend debat.
Ontbied de Geest van het Verleden op een moment dat het ú goed uitkomt en voer het goede gesprek. Met een vroeg debat over de prognose van de jaarrekening is de raad helemaal voorbereid op de komst van de andere twee geesten. Minder handenwringen. Minder ijsberen. En beter sturen op de financiën.
Michiel van der Eng schrijft voor Binnenlands Bestuur maandelijks een column over gemeentefinanciën en de financiële positie van gemeenten. De column verscheen op 29 januari 2019.
Het kost maar liefst 118 miljoen euro om een warmtepijp naar Leiden aan te leggen. De gemeenteraad ging akkoord, ondanks de waarschuwingen van de Rotterdamse Rekenkamer.
Bij grote bedragen haken raadsleden inhoudelijk af, merkt Bijl. ‘Het is zoveel geld, ze kunnen zich de impact daarvan niet meer voorstellen.’ Raadsleden leunen dan op de wethouder en zijn ondersteuning. ‘Ambtelijk wordt het voorstel tot in de puntjes voorbereid, waardoor het voor de politiek heel moeilijk is te zien hoeveel ruimte er nog is om niet mee te gaan in het plan.’
‘Beste Nederlanders’ lachte Mark Rutte ons gister toe. Met een openbare brief (lees: advertentie) in de grote dagbladen vertelde Rutte dat ons land er toch wel lekker bij ligt. Met een waarschuwing voor zijn kwetsbaarheid. ‘Nederland is een vaasje dat we met 17 miljoen Nederlanders vasthouden,’ stond er. De vraag is van welke Mark Rutte deze brief eigenlijk afkomstig is. We hebben er immers twee. De goedlachse premier die een fragiele coalitie door maatschappelijk onstuimig vaarwater loodst én de goedlachse liberaal die leiding geeft aan de vroem-vroem-partij.
Het ligt niet aan u dat u de twee niet uit elkaar kan houden; blijkbaar lukt het Mark Rutte zelf ook niet goed. Toch zijn er verschillen. De eerste Mark Rutte, de premier van alle Nederlanders, zou ons met de brief wellicht gerust willen stellen dat het land echt niet zo in brand staat als sommige gele hesjes ons doen willen geloven. Zijn oproep leest dan als een goed bedoelde – en niet onterechte – oproep de eendracht in het land te bewaken. De boel bij elkaar te houden. In dat licht kent de brief een vreemd overkomende dis aan zijn collega’s aan het Binnenhof. Politici ‘die bij de microfoon dingen kunnen roepen omdat ze weten dat er toch nooit een meerderheid voor zal zijn’. Ik zou het mij niet door de premier laten zeggen.
Misschien is de brief dan toch van de andere Mark? Die is geschreven door de Mark met de overtuiging dat alleen hij – en dus de VVD – vindt dat die rust alleen bewaard kan worden wanneer u bij de volgende verkiezingen ook op de VVD stemt. Een ordinair verkoopverhaal dus; niet anders dan de claim van een zeepfabrikant dat zijn product écht het schoonst wast. Alleen Rutte kan het land redden want, zo schrijft hij, ‘ik voel de verantwoordelijkheid het vaasje vast te houden’.
Het is vast niet voor niets dat de brief in het midden laat door welke Mark ze is geschreven. De VVD betaalde voor de plaatsing en het komt de liberalen maar wat goed uit dat de premier hun boodschap verkondigt. Een betrouwbaarder bron dan de regeringsleider kan er toch niet zijn. Daarnaast kan het geen kwaad de kiezers er even aan te herinneren dat Mark Rutte ‘van de VVD’ is; de zogeheten ‘premierbonus’ levert al jaren extra zetels op.
Maar netjes is het niet. De ingezonden brief is niets anders dan paid content. Het is vergelijkbaar met een opiniestuk dat u wijs maakt dat Shell groene vingers heeft of medisch onderzoek dat één geneesmiddel aanprijst. Rutte treedt erin niet op als premier, maar als bekende Nederlander die ons heimelijk de VVD aanprijst. En net zo goed als dat u zich ongemakkelijk voelde toen Yvon Jaspers veevoer aanprees, moet u datzelfde gevoel ook bij deze brief hebben.
In de VS was Rutte niet met de brief weggekomen. De Amerikaanse politiek kent strikte regels voor het plaatsen van politieke advertenties: er moet met tenminste een 12-punts lettergrootte duidelijk bij staan wie de bron is van de publicatie. Niet voor niets; of het nu om opinies van bestuurders, gepubliceerd onderzoek of ordinaire zwartmaakcampagnes gaat, de kiezer heeft het recht te weten wie er voor heeft gezorgd dat de boodschap ons werd gebracht.
Nederland kent deze strikte regulering niet; eigenlijk zijn alleen in gemeentelijke verordeningen (de zogeheten APV’s) regels opgenomen over waar je een poster mag plakken en hoe hard de installatie van de geluidswagen mag zijn.
Rutte’s ongemakkelijke twee-petten-brief maakt duidelijk dat het tijd wordt de Nederlandse campagneregels ook aan te scherpen. En moeten Nederlandse politieke verenigingen ook worden verplicht transparant te zijn over welke betaalde kopij ze levert, welke artikelen ze promoten op Facebook en welke onderzoek ze financieren. Deze ‘reclame-code’ voor politieke partijen laat de kiezer in ieder geval de afzender en financier zien, zodat hij hopelijk ook een goed beeld krijgt van zijn intenties. Campagnevoeren is niet alleen prima, het hoort bij onze democratie. Maar voer het wel graag met open vizier.
Deze brief verscheen op 19 december 2018 in NRC Next,
Neem een de agenda van een raadslid uit het Overijsselse Olst-Wijhe (13.000 inwoners). ‘Met twintig uur in de week zit je al aardig goed,’ zegt raadslid Arend Palland in De Stentor. Omgerekend leverde dat een bezoldiging van nog geen 5 uur per uur bruto op.
‘Een schande,’ zegt Bijl. ‘Raadsleden krijgen een steeds ingewikkelder takenpakket. Ook in een kleine gemeente moeten raadsleden veel meer dossiers doorpluizen. Van jeugdzorg tot de omgevingswet. En het gaat – ook bij kleine gemeenten – om miljoenen euro’s waaraan raadsleden hun fiat moeten geven.’
Veel effecten zullen we er niet van zien, denkt Bijl. De hogere vergoeding zal bijvoorbeeld niet betere raadsleden aantrekken. ‘Over het algemeen zit niemand in de raad alleen voor het geld’, zegt Bijl. Het gaat hem er vooral om de waardering. ‘Dit is gerechtigheid.’
Plots moest de Westlandse gemeenteraad terugkomen van reces. Voor een besloten vergadering nota bene. Nu kunnen er goede redenen zijn voor een besloten vergadering. ‘Bijvoorbeeld als het besprokene de onderhandelingspositie van een gemeente ten opzichte van een projectontwikkelaar ondermijnt,’ licht John Bijl toe.
Tegelijkertijd lijkt het aantal besloten vergaderingen wel toe te nemen.
Niet zelden gebruikt een college of ambtenaar oneigenlijke gronden om stukken geheim te laten verklaren
‘Raadsleden moeten op hun qui-vive zijn: is het wel terecht om geheimhouding te eisen?’ zegt Bijl. ‘Over het algemeen mogen raden zelfverzekerder zijn. Zeggen: this is not how democracy works, als een ambtenaar iets besloten wil houden. Want de raad bepaalt.’
Toen de Deventenaar zich met de raadsverkiezingen van 21 maart uitsprak, is het mandaat van de gemeenteraad muurvast vastgelegd. De enige die dan nog iets aan de samenstelling van het hoogste orgaan van de gemeente kan doen, is de gemeenteraad zelf. En dat gebeurde ook. Vanwege frictie in de fractie besloot het voor D66 gekozen raadslid Eva Sipman zich na het reces aan te sluiten bij een andere fractie: die van de VVD.
De aanleiding voor Sipmans overstap is het stemgedrag van haar voormalige fractiecollega’s bij het faillissement van werkbedrijf Werkmakelaar-Oost. Het kostte de gemeente tonnen — en de financiële misère moest nota bene via een klokkenluider naar buiten komen. Volgens Sipman hadden haar eerdere partijgenoten in de Deventer raad een motie van wantrouwen tegen verantwoordelijk wethouder Jan Jaap Kolkman moeten steunen. Nu stemde ze als enige voor, de andere D66’ers in de Deventer raad durfden het niet aan coalitiegenoot PvdA ermee tegen de haren in te strijken.
Naar verluidt heeft D66-fractievoorzitter Jan Schuring alles uit de kast gehaald om Sipman op andere gedachten te brengen. Voor Sipman was dat te veel. Ze stapt op en wil niets meer met de fractie te maken hebben. En om te voorkomen dat ze de rest van de periode er als fractie alleen voor staat, sluit ze zich aan bij de VVD.
Natuurlijk is het aan Sipman zelf om te besluiten wat ze met haar zetel doet. De Pavlov-reactie ‘zetelroof!’ van haar voormalige fractiegenoten is staatsrechtelijke kolder. Met de uitspraak van de kiezer in haar kontzak, is Sipman immers zonder last tot lid van de gemeenteraad gekozen. Ze heeft daarmee, zoals dat dan heet, een vrij mandaat. Niemand mag haar stemgedrag beïnvloeden. Net zo goed als dat ze lekker zelf uitmaakt van welke fractie ze lid is, is het aan haarzelf te oordelen waar de D66-kiezer het meest mee is geholpen: het steunen van de coalitie óf het politieke lot van wethouder Kolkman bezegelen.
Toch knaagt het.
Met haar overstap naar de VVD doet Sipman het voorkomen alsof er inhoudelijk iets is veranderd. Alsof D66 bijvoorbeeld het eigen verkiezingsprogramma niet meer nakomt of er een politieke kwestie is waardoor Sipman’s eigen mening is veranderd. Maar dat is niet zo. ‘Ik blijf actief voor Deventer met dezelfde aandachtsgebieden als bij D66,’ zegt ze tegen de Stentor.
Voor de kiezer is dat verwarrend. Ze doet alsof er geen verschillen zijn tussen de Deventer D66 en de VVD, terwijl één blik op de verkiezingsprogramma’s genoeg is om het tegenovergestelde te beweren.
Logischer is wanneer Sipman de samenwerking met de fractie had opgezegd en als zelfstandige D66-fractie haar raadsperiode voortzet, met alle ondersteuning die daarbij hoort.
Sipman kan met haar kiezersmandaat immers net zo veel aanspraak maken op de naam D66 als de andere gekozenen op de kieslijst. Hoeveel stemmen ze daar persoonlijk bij haalde, is dan niet eens relevant. Door Sipman op de lijst te plaatsen heeft D66 haar zélf de verantwoordelijkheid gegeven de kiezer te vertegenwoordigen. Dat vertrouwen is, nu Sipman via de kieslijst in de raad is gekomen, onherroepelijk.
Dat de Deventer raad dan getooid is met twee fracties van dezelfde politieke kleur is volgens mij makkelijker uit te leggen dan krampachtig partij-affiliatie boven de inhoud plaatsen — en politiek voor te spiegelen als een spelletje over macht in plaats van een goed gesprek over de inhoud.
Dit artikel verscheen eerst in Binnenlands Bestuur.
In Bloemendaal wil het college strengere eisen stellen aan informatieverzoeken van raadsleden. Wie onvoldoende motiveert, in een rechtszaak verwikkeld is, of de schijn van belang heeft, zou kunnen worden afgescheept. Op het oog een voorstel voor zorgvuldigheid – maar in werkelijkheid raakt het de kern van het duale bestel. Want het recht op informatie is geen gunst van het college, maar een fundamenteel instrument van de raad.
Het college baseert zich op artikel 169, lid 3 van de Gemeentewet: inlichtingen kunnen worden geweigerd ‘indien het verstrekken in strijd is met het openbaar belang’. Maar dat criterium is bedoeld voor uitzonderingen – niet als standaardfilter. ‘In feite wil het college niet telkens de vragen van díé fractie moeten beantwoorden’, stelt John Bijl, directeur van het Periklesinstituut. ‘Maar om dat niet openlijk te doen, komen ze nu met een algemeen voorstel.’ Daarmee dreigt willekeur en raakt de hele raad in haar controlerende taak belemmerd.
Bijl herkent de bestuurlijke context: ‘Bloemendaal is een goed voorbeeld van een gemeente met een lastige bestuurscultuur. Er is al jaren een conflict met Rob Slewe, nu raadslid, en tegen fractievoorzitter Marielys Roos loopt een strafzaak.’ Toch ontslaat dat het college niet van zijn democratische plichten. ‘Dat Slewe informatie opvraagt over een dossier waarin hij privé verwikkeld is, is superonhandig. Maar de reactie van het college is net zo buiten proportie.’
De casus toont vooral hoe kwetsbaar het evenwicht is tussen recht en redelijkheid. Raadsleden hebben een informatieplicht én een morele verantwoordelijkheid. Maar colleges moeten verdragen dat raadsleden lastig kunnen zijn – juist dat is wat democratie van bestuurders vraagt.
Het is beláchelijk veel, zegt John Bijl, expert op het gebied van gemeentepolitiek. ‘Ik denk niet dat dit ooit eerder is gebeurd in Nederland. In een grote stad zó’n club mensen, dat heb ik nog nooit gezien. Met een mannetje of drie, vier minder had het ook gekund.’
Na lang onderhandelen is Rotterdam er uit. Een formatie mét Leefbaar Rotterdam zat er niet in. De andere partijen vormde dat Rotterdamse grootste fractie te weinig afstand nam van de snoeiharde campagne van de Leefbaren. Ook de affiliatie met Baudet, en zijn onkies geachte opmerkingen, wordt ze aangerekend.
Het resultaat is een coalitie van zes fracties waar iedereen een plekje aan de collegetafel opeist. En er dus tien wethouders moeten worden benoemd.
‘Hier is geprobeerd elke partij een plekje in het college te geven, terwijl dat volgens de wet en de democratische principes helemaal niet nodig is. Iedereen heeft elkaar wat gegund.’
Bijl vreest dat een volle collegekamer tot spanningen kan leiden. ‘Als er veel mensen aan de tafel zitten, ontstaat er ook meer claimgedrag. Maar in een goed college moet je elkaar iets gunnen. Iedere wethouder moet soms zichtbaar zijn en met zijn gezicht in de krant staan. Voor een stabiel stadsbestuur is het niet goed als het ellebogenwerk wordt.’
De college uitbreiding kost de gemeente uiteraard meer aan salariskosten, werplekken en ondersteuning. Maar Bijl vindt het vooral jammer dat er dan wel geld naar het college en niet naar de raad gaat.
‘Stel dat het tweeënhalf miljoen euro kost, dat is het me nog wel waard. Maar je ziet zo’n bom duiten toch liever naar de raad gaan dan naar het college.’
Te druk. Niet verwacht. Of ‘had liever wethouder geworden’. Elke gemeenteraadsverkiezingen zijn er altijd wel een paar gekozenen die afzien van hun zetel. ‘Jammer,’ zegt Bijl tegen Binnenlands Bestuur. ‘Je staat op een kandidatenlijst om in de gemeenteraad te gaan, niet voor iets anders. Zeker als mensen een voorkeurstem op je uitbrengen is dat niet niks. Mensen vertrouwen je, en zien graag dat je namens hen opereert. Dat schept verplichtingen.’
Ook zogeheten lijstduwers zijn Bijl een doorn in het oog. Vuistregel moet volgens Bijl blijven: wil je niet in de raad, ga dan niet op een lijst staan.
Vooral lijstduwers en mensen die alleen wethouder willen worden, irriteren de bestuurskundige. Hij vindt het schandelijk dat kieslijsten bovenaan bevolkt worden door brutale would be-wethouders die nooit het plan hebben om in de gemeenteraad te komen. En lijstduwers, waarom vullen die hun steun aan een partij niet op een andere manier in ‘in plaats van de kieslijst te misbruiken’?
Één reden om de zetel niet in te nemen kan Bij zich wel voorstellen: teleurstellende verkiezingsuitkomsten.
Soms moeten mensen sneuvelen om een nieuwe lijn te kunnen inzetten.
Voor één categorie afhakers kan hij wel waardering opbrengen: mensen die opstappen na een groot verkiezingsverlies, zoals de PvdA-fractie in Apeldoorn en de Rotterdamse SP-fractievoorzitter Leo de Kleijn. ‘Een legitieme reden. Soms moeten mensen sneuvelen om een nieuwe lijn te kunnen inzetten.’