Financieel tijdschrift Quote bracht het nieuws. Anne-Wil Duthler (VVD) heeft onzuiver gehandeld. Voor de VVD was het aanleiding om het vertrouwen in de senator op te zeggen. ‘Zojuist heeft fractievoorzitter Annemarie Jorritsma aan mevrouw Duthler te kennen gegeven dat zij per direct geen deel meer kan uitmaken van de Eerste Kamerfractie,’ schreef de partij.
Maar dat kan helemaal niet, zegt John Bijl. ‘Duthler kan uiteraard haar Kamerzetel behouden,’ zegt Bijl. ‘In theorie kan Duthler aanblijven als senator, zelfs onder VVD vlag.’ Bijl verwijst daarbij naar het eigen reglement van de Eerste Kamer. ‘Het begrip ‘fractie’ is geregeld in het Reglement van Orde van de senaat. Daar staat in artikel 24 dat leden alleen zélf uit een fractie kunnen stappen, niet dat collega’s dat kunnen bepalen.’
Op het oog is het een onschuldige administratieve operatie, vooral ingegeven door inflexibele accountantstypes die de wereld graag in boekjaren overzichtelijk houden met een harde grens op 31 december. De realiteit laat zich natuurlijk niet in boekjaren opdelen en als het werk voor die harde grens niet af is, waarom zou je dan niet ook het geld dat bij dat werk hoort, over die 31e december heen tillen? Geld dat je opzij hebt gezet voor de tuinman betaal je toch ook pas als hij klaar is met je pergola?
De overheveling oogt des te logischer als je weet dat het geld anders overblijft en het geplande werk dan misschien wel niet afkomt. Ik ken dan ook veel raadsleden die bij dit soort voorstellen een langgerekte gaap achter de tanden houden en hun hand opsteken: ja hoor, doe maar. Kunnen we het nu weer over politiek hebben?
Voor die volksvertegenwoordigers heb ik een paar vragen klaarliggen die politieker zijn dan je dacht.
Vraag 0: Waarom komt dat besluit pas in juli bij de jaarrekening? Hoe lang wist het college al dat dit werk niet af was en er daarom ook budget over was? Kon dit besluit niet eerder worden voorgelegd? Bij voorkeur in december?
Vraag 1: Wanneer in het vorige begrotingsjaar wist het college dat de planning niet gehaald ging worden? Had het budget wellicht niet gewoon in de begroting opgenomen moeten worden? Had het college dat ook niet in de bestuursrapportages kunnen melden?
Vraag 2: Waarom is dat werk (wat niet af is), niet meerjarig gepland? Met bijbehorende budgetten? Naast de begroting voor volgend jaar maakt het gemeentebestuur – en daar hoort de raad bij! – immers ook een meerjarenraming. Met andere woorden: was de planning dus wel realistisch?
Vraag 3: Heeft het onvoltooide werk een half jaar stilgelegen omdat het wacht op de beslissing om budget over te hevelen? En zo niet, moeten we dan de conclusie trekken dat er ongeautoriseerd geld is uitgegeven? Had de raad dit niet eerder kunnen (en moeten) weten?
Vraag 4: Ten koste van welk ánder werk wordt de uitvoering in het lopende jaar opgepakt? Of wordt er extern ingehuurd voor dat overgehevelde budget? Er is immers een begroting gemaakt voor dit jaar waarin de gemeentelijke plannen zijn uitgewerkt naar benodigd geld en ambtelijke capaciteit. Die sluitende begroting in november betekent dat met álle beschikbare ambtelijke capaciteit is gerekend. Meer werk is meer ambtelijke capaciteit. Maar als die nog bezig is met het werk van vórig jaar, dan komen die mensen dus mogelijk niet toe aan het geplande werk voor dít jaar. Met andere woorden: zijn we niet bezig met een boeggolf aan achterstallig werk voor ons uit te duwen? En dus te ambitieus geweest?
Vraag 5: Over welk onvoltooid werk hebben we het eigenlijk? Als je de raadsvoorstellen leest, gaat het vaker over zaken die taai en ambtelijk zijn dan over politiek gewenste maatschappelijke effecten. Denk dan aan digitaliseringsprojecten, cultuur- en organisatieveranderingen, juridische kosten en dergelijke. De projecten waar niemand voor staat te dringen om ze uit te voeren. En dat leidt tot de belangrijkste vraag:
Vraag 6: Wat zou je liever met het geld doen dat overblijft van vorig jaar? Budgetoverhevelingen gaan af van het positieve resultaat. Er zal dus bij de jaarrekening mínder geld over zijn.
Welk maatschappelijk politiek effect wil jij bereiken voor jouw gemeente/provincie? Ken jij de prijs van je droom al? Hier, op dit moment, bij het overhevelen van budgetten naar dit jaar, ligt een kans. Tenzij je verveeld je hand opsteekt natuurlijk in afwachting van ‘echte politiek’.
Michiel van der Eng schrijft voor Binnenlands Bestuur maandelijks een column over gemeentefinanciën en de financiële positie van gemeenten. De column verscheen op 24 april 2019.
Denk heeft een eigen achterban weten te veroveren. Allochtoon, maar ook cultureel conservatief én economisch sociaal. ‘roeger moest de achterban van Denk het doen met een excuus-Turk bij de PvdA. Nu hebben ze tenminste een partij die vanuit een ideologie werkt waar zij echt voor hebben gekozen.’
Gemeentebestuurders zijn doorgaans pragmatische mensen. Provinciebestuurders trouwens ook. Pragmatiek zorgt meestal voor een oplossing in situaties waar al te principieel doen garantie geeft op vastlopen.
Maar soms moet je de afweging maken of principes niet te verkiezen zijn boven pragmatiek. Zo hebben we het afgelopen jaar gezien dat in een aantal gemeenten de kadernota maar achterwege werd gelaten omdat er immers net een coalitieakkoord was verschenen. Deze manoeuvre gaan we ongetwijfeld in enkele provincies ook zien.
Op het oog een verstandige keuze. Een meerderheid van de raad was het net eens geworden over de meerjarige koers en richting van de gemeente en als je geluk had, zat er nog een financiële doorrekening bij ook. Komt nog bij dat zo’n coalitieakkoord meestal af is op het moment dat er een kadernota moet zijn (in mei of juni). Waarom zou je dan nog de moeite nemen om een kadernota te schrijven? Kost allemaal ambtelijke capaciteit en we weten toch al waar we heen willen, toch? Hoeven we ook niet in een snikhete raadzaal te vergaderen over zoiets onbenulligs als de verwachte indexering van de ozb voor volgend jaar. Verstandig!
Onverstandig. Een beetje dom zelfs. Het is niet alleen een gaatje willen boren met een schroevendraaier, het is de basis leggen voor een vier jaar durende guerrilla tussen ‘oppositie’ en ‘coalitie’.
Een kadernota (of perspectiefnota) is de politieke start van de planning- en controlcyclus. Aan de hand van een perspectiefnota kan de gemeenteraad zijn kaders stellen voor het komende begrotingsjaar. Op welk maatschappelijk effect willen wij inzetten? Welke prioriteiten stellen wij? Ten koste van welk beleidsterrein mag dat gaan? Op basis van de kadernota gaat het college aan de slag met de vertaling in de begroting.
Het instrument ‘coalitieakkoord’ is het resultaat van wekenlang achter gesloten deuren bedreven koehandel tussen politieke partijen die hun meest principiële verschillen proberen te overbruggen. En als dat koersbepalende document er dan ligt, met de inkt nog nat, dan zul je geen coalitiepartij vinden die dit document níet steunt. Andersom hebben de leden van de overgebleven fracties al die weken knarsetandend naar de gesloten deuren zitten staren in afwachting van een uitnodiging – voor het geval de onderhandelende partijen er niet uitkomen. Dat verwachtingsvol-niet-mee-mogen-doen leidt er uiteraard toe dat het kersverse akkoord bepaald niet met gejuich wordt ontvangen, welk inclusief gebaar de coalitiepartijen daarna ook maken. De oppositie heeft letterlijk niet mogen meedenken.
De afwegingen achter de besluiten zijn daarmee onbekend. Voor oppositie én het bredere publiek. Bovendien krijgt een ambtelijke organisatie in het zeer politieke proces van het schrijven van een coalitieakkoord vaak maar beperkt de kans om alle opties financieel door te rekenen. De financiële vertaling zal dus altijd een schetsmatige zijn waarbij samenhang met de bestaande begrotingscyclus gebrekkig is.
Een volwaardig debat over een volledige kadernota zet alles in perspectief: de wensen uit het coalitieakkoord en wat die gaan kosten, maar ook de eisen van de provincie en ontwikkelingen uit circulaires. Om de autonome ontwikkelingen niet te vergeten. En als de hele raad daarover gedebatteerd heeft, met mogelijkheid tot indienen van amendementen en moties, dan weet het college precies waar hij aan toe is voor het maken van de begroting.
Een coalitieakkoord tot basis verklaren van de planning- en controlcyclus is een groot deel van de raad buiten de muur metselen – de partijen die niet hebben meeonderhandeld. En daarmee een groot deel van de inwoners van de gemeente. Wil je onvrede binnen én buiten de raadzaal? Een guerrillaoppositie? Dit is de manier. Pragmatisch geregeld, dat dan weer wel.
‘Mag ik ook wat zeggen?’
De coalitiepartijen, tegelijk, gedecideerd: ‘Nee.’
In de Staten heerst een bestuurdersmentaliteit van politici met dossierkennis, weet Bijl. Maar Forum is ‘is een héle politieke club’, vindt Bijl. ‘En ze brengen een sloot aan onervarenheid met zich mee.’
Maar ook de onbekendheid van de gekozen speelt parten. Sommige lijsttrekkers moeten zich nog aan hun collega-fractievoorzitters voorstellen, weet Bijl. Ook in de verkiezingsdebatten en de campagne waren de kandidaten van Forum niet of nauwelijks te zien. ‘In een coalitie heb je een ingewikkelde vertrouwensrelatie,’ zegt Bijl. ‘Die moeten ze in een paar weken zien op te bouwen.’
Komende donderdag zullen de nieuwgekozen Statenleden worden geïnstalleerd. ‘Een zogeheten commissie Onderzoek van de Geloofsbrieven gaat controleren of ze aan de voorwaarden voldoen. De kandidaten mogen bijvoorbeeld geen zakelijke relatie hebben met de provincie en ze mogen niet in een andere provincie wonen,’ legt John Bijl aan De Stentor uit.
En bij sommigen nieuwe gekozen leden van Forum voor Democratie gaat het daar al mis. Niet iedere gekozen kandidaat woont in de Provicie waar hij voor is gekozen.
Snel nog even verhuizen kan voor FvD-kandidaten een oplossing zijn. ‘Dat is moeilijk, maar mogelijk,’ vertelt Bijl. ‘Het hangt er dan wel vanaf hoe de Provinciale Staten ermee omgaan. Die kunnen besluiten om het benoemen op een later moment te doen, totdat de kandidaat in kwestie verhuisd is en ingeschreven staat.’
Het is niet zonder risico. Als er geen genoeg kandidaten zijn om te benoemen, blijft de zetel voor vier jaar onbezet. ‘De zetel blijft voor FvD, maar als er niemand beschikbaar is blijft hij leeg.’
De kans dat er tussentijds iemand moet worden vervangen is groot, zegt Bijl. ‘De afgelopen vier jaar gooide een kwart van de Statenleden de handdoek in de ring. Ze waren te druk, moesten verhuizen voor werk of hadden een andere reden. En dat geldt voor iedere partij, waarschijnlijk dus ook voor FvD. Er moeten dan wel vervangers zijn die op de kandidatenlijst staan. De spoeling is bij FvD enorm dun, ook omdat kandidaten in meerdere provincies op de lijst staan.’
‘Er zijn zoveel belangrijke thema’s waar Statenleden wel over gaan,’ zegt Bijl. ‘Denk aan het openbaar vervoer, het regionale huizenaanbod.’ Allemaal onderwerpen die voor kiezers belangrijk zijn. ‘Richt je daar dan op. En zeg bij de andere onderwerpen daar ga ik niet over.’
‘Ze kunnen. beter hun mond erover houden, vindt Bijl. ‘Het is juist je werk uit te leggen wat jouw bestuurslaag wél doet.’ Bijl begrijpt dat het voor provinciale kandidaten lastig is aandacht te krijgen. ‘Maar krijg je een vraag over marktwerking, dan zeg je: tuurlijk is zorg belangrijk, daarom zitten mijn collega’s in Den Haag er bovenop. Ikzelf ga ervoor zorgen dat de bus naar Heiloo weer regelmatig rijdt.’
Wanneer de kiezers volgende week naar de stembus gaan, kun je je afvragen met welk idee. Volgens John Bijl zijn ze door de politiek in ieder geval niet goed geholpen bij het maken van hun keuze. ‘Over de rug van de provincie gaat alle aandacht schaamteloos naar de Eerste Kamer.’
Volgens Bijl is het deze verkiezingen voor het eerst dat de focus op de provincie zo ontbreekt. ‘Vier jaar geleden gebeurde het ook wel in deze mate, maar veel meer onder de radar. Nu gebeurt het schaamteloos in het openbaar.’
Toch is er genoeg om over te debatteren weet Bijl. ‘Woningbouw, Rotterdam Airport, natuur en energietransitie, het zijn allemaal voor de keizer belangrijke issues om zich over uit te spreken.’ Allemaal inhoudelijke politieke, die nu ten kostte van kabinetssteun in de senaat wordt genegeerd.
‘Een bedrieglijk machtsspelletje. Als Statenlid zou ik mij ook in het pak genaaid voelen.’
Na verkiezingen worden kandidaten leden van Staten of raden. En maar al te vaak zien we hun idealen waar ze zo vurig en moedig voor pleitten in dat zonnige zaaltje verdorren als een dorstige kamerplant achter een vergeten gordijn. We kijken er niet naar om en we horen er ook nooit meer wat van. Hoe komt dat eigenlijk?
Het korte antwoord is dat de meeste volksvertegenwoordigers zich laten gijzelen door de agenda van anderen. Er is een meedogenloze cadans die de agenda van de Staten (en raden) bepaalt. Van de gehate planning- en controlcyclus tot de stroom aan stukken die vanwege het College worden voorgelegd. En áls je dan als fractie met een initiatiefvoorstel komt, roept iedereen in koor dat dit niet het goede moment is of dat er geen dekking voor is. Tegenhouden is immers gemakkelijker dan realiseren. Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, om met Willem Elsschot te spreken.
Wil je je droom realiseren? Onthoud dan de komende 4 jaar twee belangrijke tips. Zorg voor een Statenbrede (raadsbrede) agenda en zorg dat je te allen tijde weet wat jouw wensen gaan kosten.
De Staten vormen het hoogste orgaan van de provincie. En de raad van de gemeente. Dit is vastgelegd in de Grondwet, dus dat blijft nog wel even zo. Samen vertegenwoordigen de Staten alle inwoners van de provincie. Op het moment dat Statenfracties de regie pakken en gezamenlijk met een agenda van prioriteiten (samengesteld uit de verkiezingsprogramma’s) op de proppen komen, moet ik het College nog ontmoeten dat dit programma niet getrouw uitvoert. Het college van de gemeente Zundert uitgezonderd wellicht. Enige wat daarvoor nodig is, is dat de fracties op zoek gaan naar wat zij sámen belangrijk vinden voor hun provincie (of gemeente). Mogen partijen dan niet meer van mening verschillen? Sterker, dat móeten ze. Maar dat wil niet zeggen dat ze ook niet over belangrijke zaken eens mogen worden. Je kunt dat aan een min of meer toevallige coalitie van partijen overlaten natuurlijk. Maar er staat nergens dat dat zo moet. Pak de regie raadsbreed of Statenbreed, bepaal zelf (maar gezamenlijk!) de agenda. En dan ben je ineens de helft dichterbij het realiseren van je droom uit je verkiezingsprogramma.
De andere helft doet de rest. Stel jezelf de vraag: wat kost die droom? Er komen in vier jaar tijd heel wat kansen voorbij om geld in de begroting vrij te maken. Het is dan wel zaak dat je er op dat moment bij bent en een realistisch bedrag kunt noemen. En daarbij weet of dat bedrag elk jaar opgehoest moet worden of één keer. En hoe kom je daar achter? Moeilijk? Welnee. Tenzij je om hulp vragen moeilijk vindt. De volksvertegenwoordiging is het hoogste orgaan. Dat betekent dat de ambtenaren van jouw provincie of gemeente ook voor jou werken. Je mag ze dus – via de griffier – om hulp vragen bij de vraag wat er grofweg aan middelen en tijd nodig zal zijn om een bepaald plan te realiseren. Je mag ze zelfs vragen om daar niets over aan de collegeleden te vertellen zodat je rustig de tijd hebt om een en ander voor te bereiden.
Politieke dromen hebben altijd een prijs. Ze realiseren betekent onderhandelen, het standpunt van andere partijen verkennen, het draagvlak onder de bevolking inschatten. Maar ook: mensen teleurstellen, al was het alleen maar omdat het benodigde budget maar één keer gebruikt kan worden en dus niet meer beschikbaar is voor iets anders. De prijs van je droom realiseren is keuzes maken en de consequenties van die keuzes dragen.
Een en ander veronderstelt natuurlijk wel dat je een droom hébt. Dat je de politiek in bent gegaan om iets te bereiken, vanuit eigen kracht en eigen ideeën. Want met partijen die alleen maar zetels willen bemensen vanuit de gedachte om anderen weg te stemmen, verdacht te laten lijken of zelfs kapot te maken, schiet niemand iets op. De democratie al helemaal niet.
Michiel van der Eng schrijft voor Binnenlands Bestuur maandelijks een column over gemeentefinanciën en de financiële positie van gemeenten. De column verscheen op 28 februari 2019.
Met de Provinciale Statenverkiezingen op komst profileren de landelijke partijen zich scherp met hun opvattingen over klimaatverandering. Het gekke is: in de Provinciale Staten zelf heerst opvallend veel consensus hierover.
‘Je moet in de Provincie niet naar de stemmingen kijken, maar naar het proces ervoor’, zegt John Bijl. Hij legt uit dat de Statenleden al veel langer het debat over energietransitie en klimaatadaptatie voerden. En best goed ook.
‘In de maanden voor een stemming wordt vaak al naar consensus gezocht. Daarbij komt: in de Provincie weten woordvoerders vaak, anders dan in politiek Den Haag, waar ze het over hebben. Statenleden werken veelal in de sector waarover ze het woord voeren. Ook dat zorgt voor meer consensus: het zijn geen beroepspolitici maar professionals met een politieke bijbaan.’
Dat er vooral uit Den Haag stoere slogans komen, bevordert het debat niet, vindt Bijl. ‘Haagse politici hebben namelijk makkelijk praten, het is de Provincie die uiteindelijk bepaalt waar die windmolens komen. Den Haag haalt zo hun draagvlak onderuit door klimaat zo te politiseren.’