Remkes’ eerste vergadering in Den Haag: ‘geen gezicht’ of ‘waardig’?

‘Daar word ik als toeschouwer niet blij van, moet ik u zeggen. Dat is geen gezicht.’ Commissaris van Koning Jaap Smit was duidelijk in zijn uitgelekte commentaar op het aangezicht van de raadsvergaderingen. Als of hij een mystery burger-column schreef. ‘Ik zit dan te kijken naar de raad van de derde grootste stad van Nederland met een hoog profiel. Nou, nou, nou, jongens.’

Komende week mag Johan Remkes de vergaderingen gaan leiden. De verwachting is dat hij een strakkere lijn zal hanteren, schrijft NRC. Dat zal niet makkelijk zijn, denkt John Bijl.

De vergaderzaal is al niet ideaal, vindt Bijl. ‘Een harde, steriele ruimte’, zegt hij. De partijen zitten er in een Lagerhuis-opstelling, waarbij ze tegenover elkaar zitten in plaats van in een hoefijzer, zoals in de meeste gemeenten het geval is. ‘Daar heeft Den Haag expliciet voor gekozen. Maar het vergroot de vijandigheid’, zegt Bijl. ‘En het verkleint constructieve interactie.’

Daarnaast zitten raadsleden achter een soort schotjes. Waardoor je als voorzitten nooit goed de lichaamstaal kan inschatten. ‘Aan lichaamstaal kan je zien of iemand meteen iets wil zeggen of dat het kan wachten.’ Ook over het interuptiesysteem is Bijl niet te spreken. Via een knoppensysteem moeten de leden zich elektronisch melden bij de voorzitter. ‘Zoals bij McDonald’s als je wacht op je bestelling, legt Bijl uit.

Maar vooral de vergadercultuur zal Remkes ervan weerhouden direct verbeteringen aan te brengen. ‘Raadsleden moeten allereerst geïnteresseerd zijn in antwoorden’, zegt Bijl. ‘En niet alleen met vliegen afvangen bezig zijn.’

Slechts tien maanden was hij in functie. Deze zaterdag nam burgemeester Bouwman toch in eens afscheid. Via een YouTube-video liet hij weten dat er een ’te groot verschil is met zijn directe werkomgeving over de wijze waarop ik de gemeente wil besturen’. Meer uitleg wil de burgemeester er niet over geven.

Die formulering roept vragen op, vindt John Bijl. ‘Het gebeurt haast nooit dat een burgemeester binnen een jaar al vertrekt.’ Hij vindt dat er meer uitleg moet komen. ‘Het kan niet anders dan dat er problemen in het gemeentebestuur zijn,’ zegt Bijl tegen RTV Noord. Die zijn met het vertrek van Bouwman niet over. Bij vermoed dat Bouwman doelt op de samenwerking met de wethouders. ‘Maar de gemeenteraad heeft Bouwman zelf een paar maanden geleden uitgekozen.’

De raad zelf is verrast door het vertrek. De fractievoorzitters werden kort voor het verschijnen van de video door Bouwman geïnformeerd. Opvallend, vindt Bijl. ‘Het is erg gek dat het zo plotseling is gegaan en dat er geen gesprekken zijn geweest met de gemeenteraad’, zegt Bijl. ‘Bovendien vind ik het laf van de raadsleden dat ze blijkbaar de burgemeester niet steunen en wel de wethouders. Er zitten allerlei ‘veiligheidskleppen’ in het democratische proces en die hebben hier blijkbaar allemaal niet gewerkt’, aldus Bijl.

De gemeenteraad doet er goed aan met meer uitleg te komen, zegt Bijl tegen Omroep Flevoland. ‘Hoe dit gelopen is zegt iets over het dagelijks bestuur in Noordoostpolder’, aldus Bijl.

Dan komt er een menner die zegt: de weg buiten de sporen is begaanbaarder. En hij probeert zijn kar links (of rechts) van de uitgesleten voren in het wegdek te houden. Een moedige opgave. Eentje die constante oplettendheid vraagt, want één stuurfout is genoeg om de wielen van zijn kar terug in het karrenspoor te laten glijden. De zwaartekracht is ongenadig. En kom er dan maar weer eens uit.

Bij de behandeling van de perspectiefnota van de gemeente Smallingerland gebeurde deze zomer iets opmerkelijks. De gemeente moet 12,5 miljoen euro bezuinigen. Bij de perspectiefnota stelde het college een pakket aan bezuinigingsmaatregelen voor waar de hele raad, unaniem dus, geen goed gevoel bij had. En de raad nam zodoende het heft zelf in handen. Via een raadsbrede motie vroegen de raadsleden het college hen te begeleiden bij het maken van keuzes met een stevig financieel effect. In september zou elke fractie dan, in een openbare bijeenkomst, haar oplossingen bekend maken om te komen tot oplossingen die op een meerderheid konden bogen. En dat levert dan weer input op voor de begroting in november.

Hier lag een grote kans voor de fracties om, als gehele gemeenteraad, de regie te pakken op het begrotingsproces. De raad vertegenwoordigt alle inwoners van de gemeente en wat is er mooier dan een gemeenteraad die het door overleg en debat eens wordt over stevige keuzes voor heel Smallingerland? De gemeenteraad is de baas en heeft het budgetrecht. Maar ‘de raad’ is een verzameling mensen en partijen die niet noodzakelijk gelijkgestemd zijn. Des de hoopvoller de beweging van de raad in juli van dit jaar.

In begrotingsland is de rolverdeling is als volgt. Het college bereidt perspectiefnota en begroting voor, de raad beslist uiteindelijk. Interessant is te kijken hoe de raad zijn wensen precies overbrengt op het college, opdat het college een begroting kan voorbereiden die voldoet aan die wensen.

De traditionele manier van overbrengen is in de achterkamers. De coalitiepartijen overleggen voorafgaand aan de perspectiefnota in het voorjaar over wat wenselijk is en wat niet. College maakt dan een perspectiefnota in die geest en alle coalitiepartijen zijn het bij het debat over de perspectiefnota roerend eens. Gefikst. De oppositiepartijen kijken dan meestal grommend toe.

De andere manier is een openbaar kaderstellend debat met moties en amendementen aan de hand van een perspectiefnota die níet van tevoren is overeengekomen. Het college neemt dan een onafhankelijker (noem het dualer) positie in en voegt zich aan de hand van het debat naar de wensen van de raad. De uitkomst van zo’n debat is natuurlijk wel minder voorspelbaar.

Hoe loopt het af in Smallingerland? Daags voor de bijeenkomst op 17 september verscheen er een uitgebreide spreadsheet waarin alle opties waren vervat en welke partij voor welke optie was. Vijf van de tien partijen in de gemeenteraad stonden niet op de lijst. Wel op de lijst stond de partij ‘Koalysje’, met een meerderheid in de raad achter zich. Niet toevallig bleken de collegedragende partijen in de raad zich onder die vlag verenigd te hebben, de andere partijen in de raad vertwijfeld en gefrustreerd achterlatend. Waar hadden ze al die avonden overleg dan voor gedaan? Wat was het nut van de hele exercitie geweest nu de coalitiepartijen het toch niet konden laten?

Met een meerderheid van twee zetels besluiten vijf partijen nu hoe ruim 10 miljoen euro te bezuinigen. Over de rest waren ze het nog niet eens geworden. Ze ontmoetten gek genoeg niet een heel constructieve oppositie om dat probleem op te lossen. Te elfder ure hebben de coalitiepartijen in Smallingerland gekozen voor de traditionele manier. Teruggezakt in het karrenspoor, als het ware. Je gaat je afvragen wanneer de roep om asfalt op de weg van de macht eindelijk komt.

Michiel van der Eng schrijft voor Binnenlands Bestuur maandelijks de column #hetgaatnietovergeld over gemeentefinanciën en de financiële positie van gemeenten. De column verscheen op 24 september 2019.

Zelfs na het doorvoeren van de boekhoudkundige truc, nu al de nog onzekere inkomsten van  2022 en 2023 te boeken, blijft er nog 1,5 miljoen euro tekort op de begroting staan. Het geduld met de speelbal spelen van ‘s Rijks financiën is in Zwijndrecht op.

De reactie van de toezichthouder, de provincie Zuid-Holland, was vlot en voorspelbaar: dat gaan wij niet accepteren. Zwijndrechts verzet gaat zo te zien sneven in het systeem, want het systeem is onverbiddelijk. Gemeenten zijn nu eenmaal verplicht om een sluitende begroting in te leveren bij de provincie en als dat niet gebeurt, dan volgt extra toezicht. Mijn voorspelling is dat Zwijndrecht in november gewoon een sluitende begroting indient, al dan niet door enkele financiële kunstgrepen toe te passen.

Toch is het onvoorstelbaar dat Zwijndrecht de enige is met dit signaal. Het is niet te begrijpen dat niet bij meer gemeenten de maat vol is.

Gemeenten zijn voor hun inkomsten voor het overgrote deel afhankelijk van het rijk. Als het rijk meer uitgeeft, krijgen de gemeenten via het gemeentefonds meer geld. Andersom komt er minder geld naar gemeenten als het rijk gaat bezuinigen. In die afhankelijkheid van het rijk is betrouwbaarheid en voorspelbaarheid voor gemeenten dus van belang. En juist op dat punt laat het rijk het de laatste jaren telkenmale afweten. Noemde de majesteit in de troonrede van 2015 de gemeente nog de eerste overheid, blijkt telkenmale weer dat het gemeentefonds de sluitpost is van de rijksbegroting.

Zo werden taken overgedragen naar gemeenten, maar werd er tegelijk een kwart op het bijbehorende budget gekort. Vervolgens had het kabinet het plan om alle gemeenten te laten opgaan in grotere gemeenten en dat zou in de kosten schelen. Dát plan werd geschrapt, maar de ingeboekte korting op het gemeentefonds niet. Verlichting leek er te komen toen het rijk ambitieuze plannen aankondigde, meer geld leek te gaan uitgeven en de gemeenten  hun inkomsten zagen meestijgen. Totdat het rijk niet in staat bleek die plannen op tijd uit te voeren en de gestegen inkomsten voor gemeenten dus weer verdampten. Uit de lopende begroting, wel te verstaan.

Op deze plaats betoog ik steeds dat de gemeenteraad de baas is, want immers het hoogste orgaan. En rechtstreeks door de bevolking gekozen. Toch hebben gemeenten maar zeer beperkt de mogelijkheid om hun eigen inkomsten te verhogen met belastingen. Hondenbelasting, OZB, toeristenbelasting zijn de bekendste voorbeelden. Maar die maken gemiddeld nog geen tien procent uit van de gemeentebegroting. Bovendien is het aantal belastingen voor gemeenten strikt beperkt. Een belasting op betegelde tuinen, de tegeltax, mag dus niet. Sturing van gedrag door belastingen is voorbehouden aan het rijk.

Dit wringt. Zeker omdat gemeenten er dus steeds meer taken bijkrijgen. Het is dus niet raar dat sommige gemeenten een soort omgekeerde Boston Tea Party organiseren.

Zo moeten we de actie van Zwijndrecht interpreteren. De kolonisten in Amerika kwamen in 1773 in opstand tegen Engeland omdat zij wel belasting betaalden maar geen zetels in het parlement hadden: ‘no taxation without representation!’ was de leus, terwijl ze de handelswaar van een schip in de haven in het water gooiden. Onze gemeenten verkeren in de omgekeerde toestand: representation without taxation. Met unanieme steun van de gemeenteraad een niet-sluitende begroting indienen. Ik vind de ‘opstand’ van Zwijndrecht nog beschaafd.

Hoog tijd voor een uitbreiding van het lokale belastinggebied. Maar ja, daar is het rijk voor nodig.

Michiel van der Eng schrijft voor Binnenlands Bestuur maandelijks een column over gemeentefinanciën en de financiële positie van gemeenten. De column verscheen op 28 augustus 2019.

De Statenleden verwachten weinig van het debat. ‘Misschien wordt het wel niets,’ zegt plaatsvervangend voorzitter Sjaak Simonse tegen de krant. Een besluit valt er immers niet te nemen. Staatsbosbeheer heeft al maatregelen aangekondigd om de situatie van de paarden te verbeteren. ‘Ik zou ze willen adviseren: kies de volgende keer een thema waarbij je het verschil kunt maken’, zegt Bijl. ‘Het weer van vorige week kun je niet veranderen.’

Je kunt het ook anders bezien. Stel jezelf als fractievoorzitter eens de vraag: wil je dat je algemene beschouwingen efféct hebben? Want dat hebben ze in november nauwelijks.

Tussendoor: de Staten-Generaal nadoen staat – begrotingstechnisch – gelijk aan appels met rubberboten vergelijken. Oogt interessant, maar ligt toch zwaar op de maag, zo’n hap rubber. Zo is de kaderbrief in rijkstermen een brief van de minister van financiën aan zijn collega’s waarin hij ze toch vooral beperkingen oplegt. Niet openbaar overigens, en dat is dan wel weer jammer.

In gemeente- en provincieland is de kadernota (of perspectiefnota) hét document waarin raden en Staten kunnen verankeren op welke maatschappelijk effecten wat hun betreft de focus moet liggen. Kaderstelling als start van de begrotingscyclus dus.

Op rijksniveau worden de departementale begrotingen in afzonderlijke wetten vastgelegd en er is na Prinsjesdag dus nog voldoende ruimte om te debatteren en te amenderen. In tegenstelling tot gemeenten en provincies, waar de begroting één document is en ook in zijn geheel wordt aangenomen.

Algemene beschouwingen, waar gaan ze over? Ze hebben gemeen dat het zendtijd is die gebruikt mag worden om het over de grote lijnen van beleid te hebben. Meestal zijn ze een mix van hoe goed (of slecht) de gemeente er bijligt, in hoeverre dat aan de eigen partij te danken is en wat er zoal te verwachten valt in de nabije toekomst. Om dat dan vervolgens af te sluiten met de aankondiging van een motie of twee, drie zonder budgettair gevolg (oppositie) of met beperkt budgettair gevolg (coalitie, van tevoren onderling afgestemd). Want de begroting al te drastisch wijzigen is doorgaans niet aan te raden, dat zal elke wethouder van financiën bevestigen.

Wil je een effectievere gemeenteraad? Algemene beschouwingen die een deuk in het spreekwoordelijke pakje boter slaan? Beschouwingen mét, als het ware? Pak dan het stuur vast in de planning- en controlcyclus en koers af op beschouwingen bij de behandeling van de kadernota/perspectiefnota. In het voorjaar dus! Alleen al dat verschil in timing scheelt de helft. Waarom? Omdat de kadernota een vraag,

een verzoek,
nee een opdrácht is
aan de gemeenteraad
om richting en sturing
die vervolgens in de begroting zal worden uitgewerkt.
Daarom.

De andere helft is drie woorden dik (en wel wat werk achter de schermen): ambitie – concreet – onderhandelen. Waarom ben je de politiek in gegaan? Welk maatschappelijk effect wil je concreet bereiken? Wanneer ben jij tevreden? Wat kost dat? En kun je andere partijen vinden die jouw ideaal aan een meerderheid kunnen helpen? Kun jij andere partijen wellicht aan een meerderheid helpen voor hún ideaal? Zo kom je gezamenlijk tot een raads- of Statenbrede agenda die zijn verankering hoort te krijgen in de kadernota/perspectiefnota.

Bij deze aanpak zijn algemene beschouwingen feitelijk het overbrengingsmiddel van alle inhoud die je hebt uitonderhandeld. Ze vormen het sluitstuk, het verslag van een lang en intensief traject waarbij de burger op de publieke tribune exact te weten komt waar jouw partij voor staat en wat je concreet, nú, namens hen voor elkaar wilt krijgen en ook nog waarom. Dan hebben algemene beschouwingen impact.

Michiel van der Eng schrijft voor Binnenlands Bestuur maandelijks een column over gemeentefinanciën en de financiële positie van gemeenten. De column verscheen op 26 juni 2019.

Het is eind mei, dus de spanning loopt op in gemeenteland. De meicirculaire is in aantocht! En daarin staat wat het gemeentefonds, de belangrijkste bron van inkomsten voor gemeenten, voor bewegingen gaat maken. De meicirculaire verschijnt pas als men het op het Binnenhof eens is over de Voorjaarsnota – van het Rijk wel te verstaan. De dynamiek van de planning- en controlcyclus van de Rijksoverheid is een andere dan die van gemeenten. Daarom is het moment van verschijnen van de circulaire altijd enigszins ongewis.

Toch is die meicirculaire nogal wezenlijk voor gemeentelijke (en provinciale) financiën aangezien de begrotingen in het najaar gebaseerd móeten zijn op de meicirculaire. Voor dit jaar verwachten gemeenten dat er fors minder geld naar gemeenten wordt overgemaakt dan waar men eerder rekening mee hield (en op heeft begroot). Dat kan dus leiden tot onplezierige ingrepen in de gemeentelijke plannen. Hoe zit dat?

Kort en goed: het gemeentefonds en het provinciefonds zijn gekoppeld aan de uitgaven van het Rijk. Groeien de rijksuitgaven, dan krijgen gemeenten en provincies ook meer te besteden. Krimpende rijksuitgaven zorgen dus ook voor krappere decentrale begrotingen. Trap op, trap af, noemt men het systeem. Maar wat als het Rijk méér geld beoogt uit te geven dan het in de praktijk weg kan zetten?

Dan werkt het systeem dus door: gemeenten en provincies begroten op dat ruime kader en krijgen later de rekening gepresenteerd als dat niet zo blijkt te zijn. Resultaat: er zit een onzekere schommelfactor ingebakken in elke gemeentelijke en provinciale begroting. Soms zit het mee en soms tegen. Hoge pieken, diepe dalen. Zo kan ook de gemeentelijke begroting last krijgen van de opvliegers van het Rijk.

Is daar nu een medicijn tegen? Kunnen gemeenten zelf financieel iets ondernemen om minder last te hebben van die schommelingen? Ja, dat kan. Maar lees de bijsluiter goed, beste budgetrechthebbenden. Want met dit middel worden de dalen weliswaar minder diep, maar de pieken ook minder hoog. In die zin werkt het echt als een antidepressivum.

Het middel kent verschillende namen. Ik noem het een behoedzaamheidsreserve. Een egalisatiereserve die dient als buffer. Waar meevallers uit het gemeentefonds in worden gestort en waaruit tegenvallers kunnen worden betaald. Het hebben van zo’n reserve zorgt dat de gemeente niet meer halsoverkop en lopende de begroting allerlei plannen stop hoeft te zetten. Dat scheelt een boel onrust. De andere kant van de medaille is dat eenmalige meevallers uit het gemeentefonds dus ook niet meer kunnen worden ingezet voor leuke politieke plannen of het vullen van ontstane gaten. Het resultaat is dat de raad zichzelf dwingt om te gaan begroten met een soort van middellijn: het langjarig gemiddelde tussen mee- en tegenvallers uit het gemeentefonds. Zo’n reserve moet overigens wel een bodem en een plafond hebben, anders schiet hij zijn doel voorbij. Ik ken ook gemeenten die voor dit doel een deel van hun algemene reserve reserveren en dat is natuurlijk ook een prima oplossing.

Mopperen op het Rijk is een mooi gemeentelijk gebruik. Zo betrouwbaar is dat financieel kader immers niet. Tegelijk helpt het om te bedenken dat het financieel kader van de Rijksoverheid, net als bij u in de gemeenteraad, het resultaat is van politieke afspraken. Van politieke dromen die worden uitgevoerd door mensen. De financiële schommelingen zitten in het systeem ingebakken. U kunt ze mopperend ondergaan of u kunt zich ertegen wapenen. De keus is aan het hoogste orgaan: de gemeenteraad.

Michiel van der Eng schrijft voor Binnenlands Bestuur maandelijks een column over gemeentefinanciën en de financiële positie van gemeenten. De column verscheen op 28 mei 2019.

Het museum krijgt 168,5 miljoen voor een grote renovatie, terwijl over een veel lager bedrag voor een nieuw stadion veel langer gesteggeld wordt. Hoe maakt de gemeenteraad van Rotterdam zo’n keuze? Het programma De Zoekmachine ging op zoek naar het antwoord. ‘Boijmans heeft het gewoon veel slimmer gespeeld.’

 

John Bijl bezoekt voor zijn column in Binnenlands Bestuur wekelijks een raadsvergadering en ziet wel vaker raden met een groot aantal fracties. Hij weigert het ‘versnippering’ of ;versplintering’ te noemen. ‘Het is zo negatief. Het zou betekenen dat het uit elkaar gevallen is. Het is pluriformisering. De samenleving zit gewoon wat ingewikkelder in elkaar,’ legt Bijl uit. Hij wijst erop dat het grote aantal fracties een wens van de kiezer is. Die koos in maart 2018 zelf voor 14 fracties.

Daarbij komt dat de raad van Lelystad zich prima heeft georganiseerd. ‘Het is anders, maar het werkt. Je moet als fractie hetzelfde doen als wat je als individueel raadslid in een grote fractie vroeger deed. En dat is kiezen. Je kunt niet alles tegelijkertijd doen.’ Zo heeft het raadslid Freddy Grin als eenmansfractie een korte lijst van onderwerpen waar hij zelf aan werkt. Op de andere werkt hij met andere fractie samen. ‘Dat is hartstikke verstandig,’ zegt Bijl. ‘En prima aan de kiezer uit te leggen.’

De raad is prima in staat om het werk te doen, concludeert John Bijl. ‘Mensen stemmen weloverwogen op de volksvertegenwoordiger van wie zij vinden dat hij hen het best vertegenwoordigt. De democratie is hier levendiger dan ooit.’

Polarisatie lijkt onze democratie te beheersen. Vooral op sociale media maken mensen politici en elkaar voor rotte vis uit. Is er reden tot zorgen? John Bijl vindt van wel. In dit interview met Trouw legt hij uit dat de polarisatie schadelijk is voor democratie en samenleven. Niet vanwege het bestaan of het vergroten van het meningsverschil. Zo zegt hij:

Want laten we eerlijk zijn, als we niet zo vaak met elkaar van mening zouden verschillen, dan hadden we zoiets als democratie ook helemaal niet nodig.

De gevolgen zijn er vooral dat er vanuit dat meningsgeschil geen gesprek meer op gang komt. Men luistert niet meer naar elkaar.