Tijdens een goededoelengala in juni bood de Rotterdamse gokfamilie Ballemaker 37.000 euro voor een lunch met burgemeester Carola Schouten. De timing is opvallend: het etentje werd gekocht vlak voor twee raadsdebatten over ruimere openingstijden voor gokhallen – een onderwerp waar de familie al geruime tijd stevig op lobbyt.
Wanneer de lunch plaatsvindt, is nog niet bekend. Volgens de woordvoerder van Schouten heeft de familie niet aangedrongen op een afspraak vóór de raadsbesluiten. Tegelijk sluit de burgemeester niet uit dat de ontmoeting alsnog vóór het definitieve besluit plaatsvindt.
John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, plaatst vraagtekens bij de situatie. ‘Je gaat toch twijfelen aan de oprechtheid van deze bijdrage van deze gokfamilie’, zegt hij. Strafbaar is het niet, benadrukt hij. ‘Als Ballemaker zou toegeven dat hij deze lunch expliciet had gekocht met de intentie iets af te dwingen, dan heb je het over poging tot omkoping. Daarvan is nu geen sprake.’
Toch waarschuwt Bijl voor het grijze gebied daartussen. ‘Als je een leuke lunch hebt met iemand, kan de gunfactor stijgen. Dan kijk je misschien toch nét anders tegen een kwestie aan. Ik zou zeggen: blijf op je qui-vive.’
De casus laat zien hoe dun de lijn is tussen legitiem contact en politiek ongemak. Juist voor een burgemeester, die in haar rol als voorzitter van de raad ook bewaker is van de integriteit van het bestuur, geldt: ook de schijn van belangenverstrengeling is schadelijk. De prijs van een lunch is in dit geval hoog – maar de prijs van twijfel over de zuiverheid van besluitvorming is nog veel hoger.
Overvallen, ingewerkt en verantwoordelijk. Deze aflevering van het Kamergesprek laat zien dat ‘ingewerkt raken’ in de Kamer allerminst vanzelf gaat. Maatoug vertelt hoe ze zich het Kamerwerk eigen maakte door veel te kijken, luisteren en terug te lezen. Elias schetst hoe hij als vervanger van Ayaan Hirsi Ali onverwacht en onvoorbereid in het diepe werd gegooid. Yücel benadrukt juist hoe belangrijk het is om vanuit overtuiging en inhoud je plek te vinden.
John Bijl (Periklesinstituut) duidt de ervaringen in het bredere kader van parlementair vakmanschap: hoe verhouden leren, verantwoordelijkheid nemen en politieke identiteit zich tot elkaar? En wat kunnen fracties, Kamercommissies of zelfs de Kamer als geheel doen om nieuwe leden sterker te ondersteunen in hun ontwikkeling?
Zo biedt deze slotaflevering niet alleen persoonlijke reflecties, maar ook lessen over politieke professionalisering en de waarde van een goed functionerend parlement. Een passende afsluiter van een reeks gesprekken die het Binnenhof van binnenuit laten zien.
Het Kamergesprek: parlementaire debatten uitgelegd is de politieke talkshow om het parlementaire debat beter te begrijpen. Het Kamergesprek wordt gemaakt door ProDemos in samenwerking met Nieuwspoort.
De motie, ingediend door Jong Nissewaard en VOOR Nissewaard, stelt dat de raad ‘willens en wetens’ is buitengesloten. Fractievoorzitter Vincent Korbee spreekt van een ‘zeer fout precedent’. Het plan zou veel verder gaan dan het mandaat dat het college eerder kreeg, en dat via de pers te vernemen was, maakte het extra wrang. ‘Als andere partijen dit normaal vinden, zeggen ze dat je op deze wijze met de raad mag omgaan’, aldus Korbee.
Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, zijn moties van afkeuring tegen burgemeesters ‘zeer zeldzaam’. Toch begrijpt hij het signaal: ‘Ik kan me voorstellen dat de raad zegt: had ons in het proces meegenomen. En ik snap ook dat je met een moeilijke vraag naar de bevolking toe gaat. Maar de mensen verrassen is niet goed.’
De kwestie legt een bekend staatsrechtelijk spanningsveld bloot. De rol van de burgemeester in dit soort besluiten is niet altijd eenduidig in de wet geregeld, zeker wanneer het college optreedt binnen een grijs mandaat. Van Oosten stond onder druk om uitvoering te geven aan de spreidingswet, maar heeft zich mogelijk verkeken op de ruimte die de raad het college hiervoor wilde geven – of heeft verzuimd die ruimte expliciet te vragen. Die inschattingsfout heeft nu geleid tot een motie. Geen unicum in de Nederlandse politiek, maar wel een belangrijke les: goede afstemming voorkomt bestuurlijke schade.
Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, vraagt de kwestie vooral om bestuurlijke zelfbeheersing. ‘Terugtreden zou onmiddellijk worden opgevat als een schuldbekentenis. Maar ik zou hem wel adviseren in de coulissen te blijven. Geen lintjes knippen en dergelijke. Laat dat aan je collega’s over.’ Bijl wijst ook op de rol van de burgemeester: ‘Die moet erop toezien hoe ambtenaren hiermee omgaan. Want het is natuurlijk wel een hele bijzondere situatie.’
Het zijn verstandige suggesties, want de formele kaders bieden weinig houvast. Een wethouder is geen werknemer, maar een politiek ambtsdrager. Er is geen wettelijke regeling voor tijdelijke vervanging bij een strafrechtelijk onderzoek. Alleen de wethouder zelf kan besluiten zich terug te trekken.
In Rotterdam kiest Achbar ervoor om door te gaan. Dat is formeel zijn goed recht, en politiek begrijpelijk zolang de verdenking niet is onderbouwd. Maar de vraag of dat ook verstandig is, hangt vooral af van wat nodig is om het bestuur geloofwaardig te houden. Dan helpt het als een bestuurder niet alles zelf blijft doen, maar ruimte laat ontstaan – voor rust, representatie en vertrouwen.
De uitzending valt samen met het 100e VNG-congres, dat deze week plaatsvindt in Groningen. Een passend moment voor reflectie op de ontwikkelingen in het lokaal bestuur sinds de dualisering in 2002. In het gesprek gaat het onder meer over de veranderingen in het politieke landschap sinds die tijd en wat dat vraagt van raadsleden, over de groeiende verantwoordelijkheden van gemeenten als gevolg van de decentralisaties en de toenemende werkdruk die raadsleden ervaren.
Ook komt de nijpende financiële situatie van veel gemeenten aan bod, nu het ‘ravijnjaar’ nadert en gemeenteraden straks met een lege portemonnee de verkiezingen ingaan.Natuurlijk staat het programma ook stil bij de gevolgen voor gemeenten van het vallen van het kabinet. Moeten inwoners zich zorgen maken? Tot slot benadrukt Bijl dat gemeentelijk beleid vaak politieker is dan veel mensen denken — en waarom het dus belangrijk is om te gaan stemmen.
‘Als we willen dat gemeenten het verschil maken, moeten we ze daar ook de ruimte voor geven — politiek, bestuurlijk én financieel’, aldus Bijl.
De uitzending van VROEG! is live te beluisteren via NPO Radio 1 op dinsdag 18 juni van 05:00 tot 06:00 uur, en later terug te vinden als podcast. De presentatie is in handen van Merel Wielaert.
Een debat dat begint met stevige bezwaren en eindigt in instemming — dat kan natuurlijk. Maar in Rucphen gebeurde het grotendeels buiten het zicht van de publieke tribune. Wat vooraf ging aan het raadsbesluit over de nieuwbouwlocatie voor basisscholen Sint Martinus en Expeditie, riep na afloop vooral vragen op.
Wethouder René Lazeroms had ingezet op nieuwbouw naast het Munnikenheide College. Tijdens het openbare debat klonken daarover forse twijfels bij CDA, PVV en RVP. De locatie was volgens hen niet zonder risico’s: grondposities, bezwaren van omwonenden en verkeersveiligheid gaven aanleiding om voorlopig nog geen knoop door te hakken.
Na een schorsing van drie kwartier — langer dan het openbare debat zelf — stemden de fracties alsnog in met het voorstel van de wethouder. Wat hun standpunt veranderde, bleef onduidelijk voor de aanwezigen.
Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, hoeft dat niet per se verkeerd te zijn: ‘Een schorsing is een pauzeknop in een vergadering. Handig en normaal als er behoefte is aan extra overleg, aan vrijuit kunnen spreken.’ Maar, zegt hij: ‘Als zo’n schorsing je op andere gedachten brengt, is het wel de bedoeling dat je daarna duidelijk maakt waarom. De rol van de raad is niet alleen om wát besloten is te laten zien, maar ook welke afweging eraan vooraf ging.’
Delft heeft het opnieuw voor elkaar: na Marja van Bijsterveldt verwelkomt de stad binnenkort met Alexander Pechtold alweer een voormalig minister als burgemeester. Toeval is het allang niet meer. Achter het succes van deze aanstellingen schuilt een combinatie van bestuurlijke ambitie, strategisch lobbywerk én het imago van de stad.
Maar het draait niet alleen om naam en faam. Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, zocht Delft vooral iemand die op niveau mee kan in de regionale dynamiek: ‘Delft wilde een bestuurder die zich binnen de metropoolregio niet makkelijk onder de tafel laat lullen.’ Dat Pechtold oud-minister is, is geen diskwalificatie – maar ook geen doorslaggevend argument. ‘Zijn benoeming zegt meer over zijn kwaliteiten als bestuurder dan over zijn ministerschap’, aldus Bijl.
Delft is geen doorsneegemeente. De stad heeft een eigen plek binnen de metropoolregio, een internationale universiteit, een historisch profiel én bestuurlijk aanzien. Dat maakt het aantrekkelijk voor kandidaten met een stevig cv, stelt ook oud-Kamerlid Bart Smals: ‘Iedereen kent de stad, dus het staat leuk op je cv om er te beginnen of af te sluiten.’
De vacature werd breed onder de aandacht gebracht, mede dankzij het netwerk van de vertrekkende burgemeester. In combinatie met een gezonde bestuurlijke cultuur en een solide ambtelijk apparaat maakt dat Delft tot een aantrekkelijke post — zélfs voor wie in Den Haag, Rotterdam of Amsterdam minder ver kwam. Volgens Bijl speelt ook mee dat het burgemeesterschap van een stad als Delft andere aspecten kent dat de grotere buren Rotterdam en Den Haag. De ligt de focus ligt toch meer op veiligheid. Ook van je eigen persoon. ‘Je krijgt te maken met veranderingen in je privéleven. In ieder geval het beveiligingscircus. In Delft is meer ruimte voor de romantiek: als je drie keer per week een demonstratie moet begeleiden, kom je minder snel toe aan het opspelden van een dingetje.’
Dat Delft met zorg, flair en strategie zijn burgemeester kiest, is nu wel bewezen. Wat dat betreft biedt de stad misschien wel een blauwdruk voor andere gemeenten die méér willen dan alleen een goede bestuurder.
‘Democratisch gezag gaat niet over hoe hard je roept, maar over hoe je positie inneemt binnen de spelregels van de democratie’, aldus Bijl. In zijn bijdrage laat hij zien wat raadsleden zelf kunnen doen om hun gezag te versterken en politieke besluitvorming beter te maken. Aan de hand van herkenbare observaties uit zijn Mystery Burger-columns en interactie met deelnemers, onderzoekt hij hoe het debat en de raadsrol sterker kunnen worden ingevuld.
Bij de Zomerraad worden deelnemers uitgenodigd om hun eigen praktijkervaringen te toetsen aan inzichten over politiek leiderschap, bestuurlijke verhoudingen en representatieve legitimiteit. Daarbij is er expliciet aandacht voor herkenbare dilemma’s: hoe houd je als raad je rug recht tegenover een dominant college? Hoe navigeer je tussen politieke profilering en gezamenlijke verantwoordelijkheid?
De Zomerraad biedt raadsleden gelegenheid om stil te staan bij hun rol, dilemma’s te onderzoeken en nieuwe handelingsperspectieven te ontdekken. Naast John Bijl zijn er bijdragen van onder meer:
Joyce Langenacker, burgemeester van Zeist, over schakelen tussen rollen en belangen;
Sitara Edward over omgaan met polarisatie en het overstijgen van tegenstellingen;
Mirjam de Pagter (G1000.nu) over de rol van het burgerberaad en hoe je als raadslid bouwt aan vertrouwen;
Janine Harbers, trainer morele oordeelsvorming, over het omgaan met dilemma’s in belangenbehartiging;
Janneke van der Heijden en Emily Homburg over reflectie, rust en persoonlijk leiderschap;
Gerben Stormbroek en Michiel Wiersinga over de kracht van dialoog in de raad;
En tot slot Marije van den Berg, met een scherpe afsluiting over gemeenschapsgericht bestuur en het kiezen van je positie als raadslid.
Op vrijdagavond is er bovendien een dinnerspeech van een spreker uit de landelijke politiek.
De Zomerraad is bedoeld voor raadsleden die meer impact willen maken in hun raadswerk. Er is plaats voor maximaal 30 deelnemers (één per raad). Deelname kost €175, inclusief overnachting en alle maaltijden. Deze kosten zijn declarabel bij de gemeente. Aanmelden kan via de website van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden: www.raadsleden.nl.
Na het uittreden van VoorBaarn resteren nog slechts zes van de negentien raadszetels voor de overgebleven coalitiepartijen GroenLinks, D66 en PvdA. Toch lijkt niemand te staan springen om het stokje over te nemen. ‘Er is een grote wil om de rit uit te zitten’, aldus GroenLinks-fractievoorzitter Jeroen Bosman. Het recent verschenen adviesrapport van onafhankelijk onderzoeker Koos Janssen wordt daarbij breed gedragen: het college kan verder, mits het actief steun zoekt bij de gehele raad.
Volgens John Bijl is zo’n minderheidsbestuur geen democratisch tekort. ‘Als je echt alleen maar uitgaat van een meerderheidscoalitie, is er van een college inhoudelijk niks meer nodig, dat is volgens mij ook niet democratischer.’ De sleutel ligt bij het draagvlak: ‘Wethouders zíjn in principe niet van een partij, maar worden door de raad benoemd. Als het draagvlak er is, kunnen ze gewoon verder.’
Dat draagvlak blijkt ook uit de steun voor wethouder Mark Veldhuizen. Na zijn ontslag, ingediend na het vertrek van zijn partij VoorBaarn, vroeg bijna de voltallige raad hem terug te keren als onafhankelijk wethouder. Bijl ziet daarin een voorbeeld voor andere bestuursorganen: ‘Ze gaan er in Baarn volwassener mee om dan in Den Haag. Ze kijken daar: “Is dit een bestuurder die goed werk verricht? Dan kan hij blijven.”’
In plaats van politieke herverkaveling kiest Baarn voor stabiliteit en samenwerking. Het college zal nadrukkelijker op zoek moeten naar brede steun, en de raad zal zich moeten buigen over wat wel en niet nog kan deze raadsperiode. Daarmee laat Baarn zien dat democratisch bestuur niet per se over meerderheden gaat, maar over het gezamenlijk dragen van verantwoordelijkheid.

Op 9 mei 2025 hield John Bijl de Jan van Zanen-lezing. In zijn lezing betoogde Bijl dat niet zo zeer lokale partijen ‘beter’ zijn in het vertegenwoordigen van inwoners, of ‘slechter’ zijn in het besturen, zoals wel wordt betoogd. Wat Bijl betreft is die vraag of lokale partijen ‘beter’ of ‘slechter’ zijn onjuist; ze past ze niet bij ons pluriforme democratisch bestel.
Wel stelt Bijl een andere vraag voor: dragen lokale partijen als deel van ons politieke landschap bij aan een betere democratie? In de lezing laat hij zien wat andere partijen, wetenschappers én kiezers kunnen leren van het succes van lokale partijen.
De lezing is hier in z’n geheel terug te kijken. Bij de lezing verscheen een essay, uitgegeven door VNG.