Bijna alle grote videovergaderprogramma’s kennen inmiddels de optie: virtuele achtergronden. Met 1 klik kun je je achtergrond veranderen om die rommelige kamer uit het zicht te houden. Het lijkt heel erg leuk.
Ze zijn razend populair. Je kunt geen virtuele vergadering binnenlopen of er zit wel meerdere mensen voor hetzelfde palmenstrand, de Golden Gate-brug of in de Teams-kleedkamer.
Maar wat je ook doet, gebruik het niet. In deze video legt Victor uit waarom een virtuele achtergrond er juist voor zorgt dat je mínder goed overkomt.
Meer tipvideo’s over politieke vaardigheden en het functioneren van de democratie vind je op het YouTube-kanaal van het Periklesinstituut. Abonneer je om direct op te hoogte gehouden te worden van nieuwe tipvideo’s.
Het leek een formaliteit: een motie van wantrouwen, een schorsing, beraad in de fractiekamers — en daarna een stemming. Maar wie woensdagavond de gemeenteraad van Raalte volgde via de livestream, zag ineens niets meer. Tijdens het spannendste deel van de vergadering, na de hervatting, bleef het scherm zwart. De raad stemde tóch. Maar volgens de wet telde dat niet.
‘De Gemeentewet is heel eenvoudig’, zegt John Bijl van het Periklesinstituut. ‘Op het moment dat je in een digitale vergadering zit, moet die openbaar te volgen zijn. Als dat niet zo is, dan is het eigenlijk gewoon geen vergadering.’ Bijl schreef mee aan de spoedwet die digitaal vergaderen tijdens de coronapandemie mogelijk maakte. De wet is glashelder: zonder zichtbaarheid, geen geldigheid.
Toch ging de raad door. ‘Wij dachten eigenlijk: we nemen het op, dat is wel rechtsgeldig’, aldus burgemeester Martijn Dadema. ‘We kwamen er al heel snel achter dat dat niet het geval was.’ De conclusie was onvermijdelijk: de stemming moest over.
Bijl is stellig: ‘Het telt niet mee wat er is besproken toen de stream het niet deed. Je mag het niet als een formele vergadering zien. Dus ook geen formele stemming. De oplossing is eenvoudig: het moet over.’
En dus kwam de raad de volgende avond opnieuw bijeen, ditmaal met een werkende livestream. Het enige agendapunt: de herhaling van de stemming. Voor raadslid Egbert den Daas voelde het als een toneelstukje. ‘Dat is jammer. Hoewel ik mijn spreektekst nog wat aangescherpt heb.’
Toch is het geen overbodige herhalingsoefening. Integendeel. De democratische legitimiteit van besluitvorming rust niet alleen op de inhoud, maar óók op de vorm. En in tijden van digitaal vergaderen is techniek geen bijzaak, maar randvoorwaarde voor rechtsgeldigheid.
Alleen al op het gebied van jeugdhulp komen de 352 gemeenten tussen de 1,6 en 1,8 miljard euro tekort. Elk jaar weer. Nu hebben de gemeenten voor 2021 en 2022 al eerder 300 miljoen euro toegezegd gekregen. Over de jaren daarna moest het nieuwe kabinet maar beslissen. In totaal krijgen de gemeenten in 2021 dus 913 miljoen euro te besteden aan de tekorten in de jeugdhulp. Je hoeft geen geleerde te zijn om dan te kunnen constateren dat de gemeenten in 2021 nog steeds minstens 700 miljoen tekort komen op jeugdhulp. Dat verklaart de zuinige reactie.
Bovendien gaat het om een éénmalige storting, die oorspronkelijk natuurlijk niet begroot was. Dus er liggen geen plannen voor klaar. Wel doet de staatssecretaris dringende suggesties waar het geld aan besteed kan worden. Wat kun je halverwege het begrotingsjaar nog doen met 613 miljoen?
Je kunt er hooguit tijdelijk personeel voor aannemen. Vast personeel kost elk jaar geld, dus dat kun je er niet van betalen. Een dilemma, want volgens de staatssecretaris is een deel van die 613 miljoen bedoeld om de ambulante en klinische crisiscapaciteit in de geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd tijdelijk (!) te vergroten. Ook moet het geld gebruikt worden om praktijkondersteuners bij huisartsen speciaal voor geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd te organiseren. Maar de GGZ-instellingen en de huisartsen zullen de benodigde mensen dus niet vast in dienst kunnen nemen. De geschikte mensen zijn natuurlijk ook niet van de ene op de andere dag gevonden. Het zal daarom langer dan ons lief is duren voordat we hiervan effect gaan zien.
Eenmalig geld kun je goed investeren in materieel of gebouwen. Daarmee ben je er nog niet, want dat soort investeringen brengen ook structurele lasten mee. Gebouwen en materieel moeten worden afgeschreven en dat kost structureel geld. Zo bezien kun je met een eenmalig bedrag dus het veiligst een jaar langer het onderhoud van bestaande gebouwen of materieel betalen. Of achterstallig onderhoud laten verrichten. De staatssecretaris noemt ombouw van separatiecellen en verkleinen van woongroepen (meer personeel nodig!) als voorbeelden. Alleen jammer dat veel instellingen voor specialistische jeugdzorg al de keuze hebben gemaakt om hun gebouwen te verkopen wegens structureel geldgebrek.
Tot slot kun je met eenmalig geld een pilotproject opstarten om te kijken of je resultaten boekt met het geld en de inzet. In de hoop dat er daarna structureel geld beschikbaar komt, anders vallen je wellicht hoopvolle resultaten vervolgens dood voor de kast. Ik vermoed dat de staatssecretaris dit soort projecten voor ogen heeft als hij schrijft dat het geld gebruikt moet worden om wachttijden te verkorten op basis van ‘goede data, zodat kwetsbare kinderen de hulp krijgen die ze nodig hebben’.
Onze kwetsbaarste kinderen betalen momenteel letterlijk de rekening. Structurele problemen vragen structureel geld. Waar een beschaafd land barbaars in kan zijn.
Michiel van der Eng is senior trainer en specialist gemeentefinanciën bij het Periklesinstituut. Maandelijks schrijft hij de column #hetgaatnietovergeld voor Binnenlands Bestuur. Deze column verscheen daar op 28 april 2021.
Kritisch, onafhankelijk, kennis van zaken, welbespraakt, betrokkenheid, dichtbij en vasthoudend. Met de eigenschappen die Pieter Omtzigt een opmerkelijk Kamerlid maken, ging de redactie van De Gelderlander op zoek naar opvallende raadsleden. Keus genoeg, zegt John Bijl tegen de krant.
Bijl is helemaal niet ontevreden over de raadsleden, ook zijn het niet allemaal types Omtzigt.
‘Er zijn verschillende stijlen om politiek te bedrijven,’ ligt Bijl toe. ‘Omtzigt is een vasthoudende controleur. Maar je hebt ook iemand nodig die inspirerende verhalen vertelt. Denk aan Frits Bolkestein. Dat was een uitstekend Kamerlid, maar volgens mij was hij afgehaakt als hij de toeslagenaffaire moet controleren.’
Om goed politieke te bedrijven heb je juist verschillende rollen nodig. ‘Belangrijk is dat de raad gezamenlijk optrekt. Dat gebeurt niet altijd. De coalitie blijkt soms meer informatie te hebben dan oppositiepartijen.’ De kracht van Omtzigt is ook dat hij het niet alleen wilde doen, vindt Bijl. ‘Hij stelde niet alleen de wantoestanden aan de orde, hij wees ook de rest van de volksvertegenwoordiging op hun verantwoordelijkheid. Het werk van een gemeenteraad is zo goed mogelijk met elkaar van mening verschillen. Maar daarvoor heb je wel allemaal toegang tot dezelfde informatie nodig!’
Pas wanneer raadsleden samen werken komt het belang van een volksvertegenwoording tot z’n recht. Dat zijn drie taken, zegt Bijl. ‘1: Verhalen uit de samenleving in het debat krijgen. 2: Een goede afweging maken. 3: Laten zien hoe dat besluit tot stand is gekomen. Dat laatste zorgt voor legitimiteit. Als je alleen hoort dat een park moet wijken voor woningen, kun je snel boos worden. Maar als een gemeenteraad kan uitleggen waarom die keuze gemaakt wordt, zorgt dat bij burgers op de publieke tribune ook voor begrip.’
In het radioprogramma Dit is de Dag stelt De Mos dat de uitsluiting van zijn partij Hart voor Den Haag onterecht was. ‘Wij hebben negen zetels, we zijn de grootste partij. Dan hoor je te besturen.’ Daarbij pleit hij voor het openbreken van het coalitieakkoord. Toch klinkt in zijn betoog vooral één ambitie door: zijn eigen terugkeer als wethouder. Dat maakt zijn pleidooi voor democratisch herstel lastig te scheiden van persoonlijk eerherstel.
Bestuurskundige John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is kritisch: ‘De Mos zit al in het stadsbestuur – als raadslid. Dat is het hoogste orgaan van de gemeente. De suggestie dat je pas meetelt als wethouder, ondermijnt de positie van de raad zelf.’ Bovendien wijst Bijl erop dat de gemeentewet nergens voorschrijft dat een verkiezingsuitslag automatisch moet leiden tot coalitiedeelname: ‘Het is de raad die bepaalt wie er plaatsneemt in het college. Daar hoort ook politieke duiding bij.’
De rechtszaak tegen Richard de Mos ging over meer dan alleen strafbare feiten. De uitspraak laat zien hoe dun de scheidslijn is tussen politieke lobby en omkoping — en hoe weinig houvast er bestaat als het gaat om regels voor lokale partijen. Zowel De Mos als Bijl benadrukken dat regels over partijfinanciering ontbreken. Lokale partijen vallen buiten het subsidiekader dat voor landelijke partijen wél geldt. ‘Een groot onontgonnen gebied’, aldus Bijl. ‘En het is absurd, als je ziet hoe groot lokale partijen inmiddels zijn.’
De rechter erkent dat ook. In de uitspraak wordt benoemd dat het ontbreken van duidelijke regels een rol speelt in de interpretatie van donaties en belangenverstrengeling. Maar of dat genoeg is voor een politieke comeback van De Mos als wethouder, staat daar los van, aldus Bijl.
In de nieuwste tipvideo legt John je uit hoe je het beste op die ene lastige politieke tegenstander reageert. Hij laat zien dat er meer bij komt kijken dan alleen zijn of haar argumenten weerleggen — of zelfs een gevatte een tegenopmerking maken.
Meer tipvideo’s over politieke vaardigheden en het functioneren van de democratie vind je op het YouTube-kanaal van het Periklesinstituut. Abonneer je om direct op te hoogte gehouden te worden van nieuwe tipvideo’s.
Het leidt alle aandacht af van de vraag waarover het werkelijk moet gaan. Hoe pakken we de grote uitdagingen die ons land wachten aan? Klimaat, wonen, volksgezondheid, sociale cohesie? En hoe nemen we daar de burger in mee?
Het spektakel leidde ook af van twee snoeiharde rapporten van hoog aangeschreven adviesorganen van de regering over de verhouding tussen rijksoverheid en gemeenten. Beide rapporten houden het netjes, maar winden er echt geen doekjes om voor wie niet bang is voor een beetje beleidstaal. Er staat feitelijk: u heeft er een prozaïsche puinhoop van gemaakt en u moet nodig aan het werk.
De Raad voor het Openbaar Bestuur schrijft in Rust – reinheid – regelmaat: ‘De financiële verhoudingen zijn te veel een politieke kwestie geworden. Dat zorgt voor instabiliteit, onvoldoende uitvoeringskracht bij decentrale overheden en gespannen verhoudingen tussen de nationale en decentrale overheden’.
De Raad van State stelt in zijn recente antwoord op het verzoek om voorlichting over interbestuurlijke verhoudingen vast dat ‘(…) de rijksoverheid, onder druk van burgers, maatschappelijke organisaties en parlement, reeds na korte tijd ingrijpt in de wijze waarop decentrale bestuursorganen uitvoering geven aan de overgehevelde taken. Wat met de ene hand is gegeven, wordt met de andere hand teruggenomen. (…) Veelal leiden dergelijke ingrepen tot hogere kosten, maar wordt niet (voldoende) voorzien in de financiering van die kosten.’
Allemaal niet nieuw. Wel rond opgeschreven. Vraag is wel wanneer de mensen die ons land besturen nu eindelijk eens gaan luisteren? Naar elkaar, maar ook naar hun geweten? Er is een land te besturen, een complexe samenleving de toekomst in te begeleiden in omstandigheden die op zijn zachtst gezegd labyrintisch ingewikkeld zijn. Gemeenten hebben daar een cruciale rol in te spelen als eerste overheid.
Maar wat doen onze landelijke bestuurders? Ze gaan rollebollend over straat. Als gemeenten intussen bij ze aankloppen met een hardnekkig en structureel probleem, is het antwoord: ‘Njet. We zijn even met andere dingen bezig.’ En dan gaat het op het totaal van de rijksbegroting bezien niet eens over enorme bedragen.
Vertrouwen bouw je met verantwoordelijk gedrag. De Raad van State: ‘Bij een kabinetsformatie wordt de basis gelegd voor het onderling vertrouwen tussen de bestuurders van de verschillende bestuurslagen. Het is van belang dat alle betrokkenen – de onderhandelende fracties uit de Tweede Kamer voorop – tijdens de kabinetsformatie vooral in samenhang de verschillende vragen over de decentrale overheden en de interbestuurlijke verhoudingen bespreken. Voorts is het van belang dat de onderhandelende fracties het gesprek met de medeoverheden oprecht willen voeren.’
Je zou verwachten dat de fracties de verantwoordelijkheid opbrengen om dat overleg ook met open vizier te voeren. De verkiezingsprogramma’s en het tableau van taferelen aan het Binnenhof bieden helaas weinig hoop. Gemeenten betalen ondertussen de rekening en die kunnen niets anders doen dan die bij hun inwoners neerleggen.
Michiel van der Eng is senior trainer en specialist gemeentefinanciën bij het Periklesinstituut. Maandelijks schrijft hij de column #hetgaatnietovergeld voor Binnenlands Bestuur. Deze column verscheen daar op 31 maart 2021.
Al enkele maanden werkt de WOZ-coördinator voor de gemeente Steenwijkerland. Als ZZP’er. De gemeente wist van zijn eigen bureau en maakte afspraken dat hij niet in de gemeente Steenwijkerland bewoners zou helpen met bezwaren. Tot levert het een onwenselijke vermenging van rollen opa, vindt John Bijl. ‘Je trekt aan twee kanten van het touw.’
‘Als WOZ-coördinator ben je een soort puppeteer achter het systeem waar je tegelijkertijd als ondernemer tegen strijdt. Je kan geen advocaat van twee strijdende partijen tegelijk zijn,’ legt Bijl uit.
Ook onderzoeker Floris Vermeulen (UvA) wijst op de demografische samenstelling van de stad. In gebieden met veel mensen met een migratieachtergrond of een lage sociaaleconomische positie, ligt de opkomst al jarenlang structureel lager. ‘Zij herkennen zichzelf niet in het politieke systeem. De Tweede Kamer is steeds vaker een plek voor hoger opgeleiden’, stelt Vermeulen. ‘Een democratie functioneert alleen als iedereen wordt gehoord en gezien. Als dat niet gebeurt, loop je het risico dat mensen vergeten worden.’
Lage opkomst is geen Rotterdams probleem, maar een democratisch alarmsignaal. Waar mensen zich niet vertegenwoordigd voelen, haken ze af. Het vraagt om politieke verbeeldingskracht én zichtbaarheid: niet alleen in verkiezingstijd, maar juist in de jaren ertussen.
Volgens Bijl waren de dominante thema’s in deze verkiezingen – leiderschap, coronabeleid – mogelijk minder aansprekend in Rotterdam. ‘Als de oorzaak corona is, dan zou je dat overal moeten zien. Maar het verzet tegen de coronamaatregelen kwam vooral uit Amsterdam en Den Haag. Misschien speelde dat hier minder.’
D66 de grootste in Rotterdam. Dat is de eerste keer sinds de oprichting van de partij en is bij de Democraten begrijpelijker wijs reden voor uitzinnigheid. Ook is de vreugde te nuanceren, vindt Bijl.
De 16,74 procent is een mooi aantal, maar het is ook weer niet heel veel. Het lijkt erop dat vooral de centrum-rechtse stemmer is thuisgebleven en dat D66 daarvan profiteert en de grootste partij van de stad is geworden.
De rechtse partijen presteren dan ook onder de verwachting. De PVV, normaal de grootste in Rotterdam, haalt een krappe 10 procent. JA21, de partij van de Rotterdmse fractievoorzitter Joost Eerdmans, moet het doen met 3,38 procent. Dat is bijna even veel als het aantal Rotterdamse stemmers voor Bij1 en Volt. De populariteit van lijsttrekker Joost Eerdmans in zijn eigen stad minder groot is dan werd gedacht.