Weinig jonge raadsleden in Overijssel: ‘Cultuur moet veranderen’

Volgens Bijl spelen naast beeldvorming ook praktische bezwaren een rol. ‘Vergaderingen zijn vaak op momenten die voor jongeren onhandig zijn. Als je naast je studie of baan ook nog raadslid wilt zijn, moet je veel opofferen. Dat maakt het minder aantrekkelijk.’

Om jongeren actiever te betrekken, moeten gemeenten hun werkwijze aanpassen. ‘Je kunt bijvoorbeeld mentorprogramma’s opzetten en flexibeler omgaan met vergadertijden,’ stelt Bijl. ‘Ook moeten partijen actief op zoek naar jong talent, in plaats van te wachten tot ze zichzelf aandienen.’

Volgens Bijl zou een inclusievere cultuur niet alleen jonge raadsleden aantrekken, maar ook de politiek als geheel versterken. ‘Jongeren kijken anders naar problemen en brengen frisse perspectieven in. Dat is waardevol voor de hele raad en vergroot de democratische legitimiteit.’

Volgens John Bijl van het Periklesinstituut speelt de afwezigheid van landelijke kopstukken hierin een rol. ‘Landelijke politici zijn campagnemoe door de coronacrisis, de lange kabinetsformatie en de oorlog. Lokale politici moeten terugvallen op gemeentelijke thema’s, maar daar is vaak minder aandacht voor.’

Uit onderzoek blijkt dat betaalbaar wonen voor verreweg de meeste Amsterdammers prioriteit heeft. De discussie over regulering van de woningmarkt is complex, en partijen hebben moeite om de dilemma’s helder over te brengen. ‘Voor wie bouw je huizen en onder welke voorwaarden? Dit soort vragen moeten invoelbaar worden gemaakt,’ aldus Bijl.

Een ander opvallend thema is duurzaamheid. Waar er vier jaar geleden nog grote politieke verschillen waren, is er nu brede consensus over de noodzaak van verduurzaming. Hoogleraar Claes de Vreese (UvA) wijst erop dat de politieke strijd nu vooral gaat over de uitvoering: wie betaalt de kosten en welke maatregelen zijn haalbaar?

Veel kiezers twijfelen nog, vooral onder progressieve partijen. De Vreese noemt daarnaast de invloed van de oorlog in Oekraïne als onzekere factor. ‘De opvang van vluchtelingen kan op het laatste moment nog een doorslaggevende rol spelen in stemgedrag.’

Van der Weide dreigde destijds in een Facebookbericht een bom naar de raadszaal te brengen, uit frustratie over het uitblijven van een reactie op zijn pleidooi voor een coffeeshop. Dit leidde tot een celstraf en een boete van vijftienduizend euro voor wietverkoop. Nu staat hij op het punt om als volksvertegenwoordiger terug te keren.

Volgens gemeentepolitiekdeskundige John Bijl is er juridisch niets wat een raadslidmaatschap verhindert. ‘Ze zijn tot elkaar veroordeeld. Maar ik kan me voorstellen dat het voor de burgemeester heel ongemakkelijk aanvoelt.’ Alleen bij landverraad of zware veroordelingen kan het kiesrecht worden afgenomen, en een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) is niet verplicht voor raadsleden.

Van der Weide heeft geprobeerd een gesprek met de burgemeester te regelen, maar wil dit zonder anderen erbij doen. De burgemeester houdt echter vast aan de gebruikelijke procedure, waarbij de griffier aanwezig is. De uitnodiging voor een gesprek blijft staan.

In Pekela verdwijnen de komende jaren meer dan twintig bruggen. Niet omdat het dorp van zijn karakter af wil, maar omdat het geld op is. Het is een pijnlijk voorbeeld van hoe de decentralisatie van zorgtaken, ooit gepresenteerd als kans voor lokale vernieuwing, in de praktijk vooral tot kaalslag leidt. ‘Daar ben je geen raadslid voor geworden’, verzucht John Bijl, directeur van het Periklesinstituut.

Sinds gemeenten verantwoordelijk zijn voor jeugdzorg, ondersteuning en participatie, is hun takenpakket verdrievoudigd – zonder bijbehorend budget of beleidsvrijheid. ‘Gemeenten zijn als een restaurant dat ineens twee keer zoveel gasten moet bedienen en een tweede keuken opent, zonder personeel of verbouwing’, zegt Bijl. ‘En terwijl de werkdruk oploopt, is door gemeentelijke fusies ook nog eens het aantal raadsleden gehalveerd.’

De situatie in Pekela maakt zichtbaar wat dat betekent: geen speeltuin erbij, maar een brug minder. Zelfs hamerstukken over het verdwijnen van iconische bruggen veroorzaken nauwelijks debat. Want wat valt er nog te kiezen als er niets meer te verdelen is?

Burgemeester Jaap Kuin ziet het dagelijks. ‘Je kunt geen nee zeggen tegen een kind in de jeugdzorg. Maar daardoor kun je ook geen ja meer zeggen tegen een bushokje of een bibliotheek.’ De financiële krapte leidt tot politieke bloedarmoede. En tot ongelijkheid: waar rijke gemeenten nog eigen belastingen kunnen heffen, heeft Pekela niets aan een toeristenbelasting – want er zijn geen toeristen.

Toch blijft Kuin geloven in de kracht van het lokale bestuur. ‘Onze sociaal teams werken beter dan vroeger. Maar we kregen te veel tegelijk. En telkens weer incidenteel geld zonder structurele oplossingen.’ De bruggen, ooit aangelegd met eenmalig herstructureringsgeld, konden nooit fatsoenlijk worden onderhouden. Dat drama dreigt zich nu te herhalen met klimaatfondsen en regiodeals.

De les is helder: politieke zeggenschap vereist ook financiële speelruimte. Alleen dan kunnen raadsleden doen waarvoor ze gekozen zijn – iets opbouwen, in plaats van afschalen.

Volgens Bijl is het een logisch gevolg van ontzuiling. ‘Lange tijd hadden grote volkspartijen driekwart van de zetels, nu kiezen mensen specifieker. Vroeger waren er drie soorten bier in de supermarkt, nu driehonderd. Dat vraagt wel om verdieping van de kiezer, maar het maakt de democratie niet minder waardevol.’

Politicoloog Lisanne de Blok (Universiteit Utrecht) plaatst kanttekeningen. ‘Hoe meer fracties, hoe lastiger het wordt om coalities te vormen en besturen efficiënt te laten verlopen,’ zegt ze. Kleine fracties hebben bovendien minder capaciteit om het college goed te controleren. ‘Raadsleden doen dit werk vaak naast hun baan. Een eenmansfractie heeft weinig slagkracht.’

Volgens De Blok kan samenwerking de invloed van kleine partijen vergroten. ‘Je kunt een grotere tegenmacht bieden en meer kiezers binden, wat uiteindelijk meer invloed geeft op het beleid.’

Bijl benadrukt dat de nieuwe realiteit vraagt om een andere bestuursstijl. ‘De tijd dat één partij met een meerderheid alles bepaalde, is voorbij. Raadsleden moeten leren samenwerken en gezamenlijk de gemeente besturen,’ stelt Bijl.

In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 blijkt uit onderzoek van Berenschot en I&O Research dat cultuur voor kiezers nauwelijks een rol speelt. Slechts vijf procent noemt het een belangrijk thema. Toch zijn gemeenten gezamenlijk goed voor tweederde van alle publieke cultuurbestedingen in Nederland – aanzienlijk meer dan het rijk.

Die bestedingen lopen sterk uiteen. Gemeenten als Tiel, Assen en Rotterdam geven meer dan 140 euro per inwoner uit aan ‘levende kunst’. Maar er zijn ook gemeenten die helemaal niets voor kunst en cultuur hebben begroot. In kunstenaarsdorpen als Blaricum en Laren is dat slechts 10 à 11 euro per inwoner.

Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is dat niet alleen een kwestie van voorkeur, maar ook van financiële nood. ‘Zwembaden en bibliotheken sneuvelen als eerste. Dat is moeilijk voor raadsleden, want het zijn voorzieningen die belangrijk zijn voor de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van gemeenten.’

Het probleem zit in de systematiek: cultuur is ‘vrij’ beleid, terwijl jeugdzorg, Wmo en onderwijs verplicht zijn – maar allemaal worden ze uit hetzelfde Gemeentefonds betaald. Daardoor moet cultuur concurreren met taken die juridisch of maatschappelijk zwaarder wegen. Bovendien zijn veel gemeenten door decentralisaties en structurele tekorten financieel aan de rand van hun mogelijkheden gekomen.

Hoewel het rijk coronasteun beschikbaar stelde voor lokale cultuur, is dat geld niet geoormerkt. Gemeenten mogen het ook inzetten voor andere knelpunten – en doen dat ook. De culturele sector pleit daarom voor heldere afspraken met nieuwe colleges. Ook de Raad voor Cultuur riep vorige week op om cultuur als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van rijk, provincies én gemeenten te zien.

Politiek gaat over keuzes maken. Maar als bepaalde keuzes nooit op tafel komen, verdwijnt ook hun betekenis uit het politieke debat. Dan wordt cultuur vanzelf het eerste wat sneuvelt – en dat is zelden een bewuste beslissing. Misschien is het tijd dat gemeenteraden zich opnieuw de vraag stellen: kiezen wij ook voor cultuur?

Wat hebben Maarten van Rossem, Tim Coronel en Ome Willem met elkaar gemeen? Ze prijken op de kandidatenlijst van een lokale partij, maar niet om namens de kiezer het raadswerk te doen. In aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen analyseert Vrij Nederland de aandacht voor bekende namen, Haagse headlines en misleidende peilingen — en stelt de vraag: wie nemen we eigenlijk nog serieus?

John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, herkent het patroon. In Haarlem staat een PvdA-lijsttrekker die alleen wil toetreden tot de raad als hij meteen wethouder mag worden. Bijl is scherp: ‘Zelf wil hij het raadswerk niet uitvoeren, dus een kiezer moet wel van bijzonder sadistische aard zijn om zijn stemgerechtigdheid op te offeren om Roduner een verantwoordelijkheid te geven die hij zelf niet wil dragen.’

Het is volgens hem symptomatisch voor een bredere trend: kandidaten gebruiken de gemeenteraadsverkiezingen steeds vaker als opstapje naar een ander ambt — of als publiciteitsvehikel. ‘Er zijn vast genoeg andere kandidaten op de kieslijst die wél graag de komende vier jaar samen met hun collega’s als hoogste orgaan van de gemeente de bevolking willen vertegenwoordigen. Het is immers nobel en prijzenswaardig werk’, aldus Bijl.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen doen lokale partijen het steevast goed. Ze zijn geworteld, dragen bestuursverantwoordelijkheid en zijn in steeds meer gemeenten de grootste politieke kracht. Toch vissen ze bij de verdeling van rijkssubsidies achter het net. Die gaan uitsluitend naar landelijke partijen, zogenaamd voor ‘vorming, burgerbetrokkenheid en professionalisering’.

Een onbegrijpelijke regeling, vinden ook organisaties als de VNG, het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden. Minister Bruins Slot verklaarde recent wel ‘de intentie te hebben om te onderzoeken hoe lokale partijen ondersteund kunnen worden’, maar voegde er direct aan toe dat daar geen geld voor is. Tenzij de Tweede Kamer wil schuiven binnen het bestaande subsidiebudget — dat dus nu volledig naar de landelijke partijen gaat.

Dat stuit op kritiek. Want terwijl raadsleden worstelen met de toenemende complexiteit van hun werk, moeten lokale partijen zich behelpen met incidentele vergoedingen uit het gemeentebudget. Landelijke partijen kunnen wél rekenen op een professionele organisatie en scholingsfaciliteiten, ook voor hun lokale afdelingen.

De vraag is niet alleen wie er wel of geen geld krijgt, maar wat dit zegt over onze kijk op democratie. Want als we lokale partijen zien als volwaardige vertegenwoordigers van de samenleving, dan hoort daar ook een eerlijke ondersteuning bij. Dat betekent niet automatisch dat elke vereniging subsidie moet krijgen — maar wel dat we afscheid nemen van het idee dat alleen Haagse partijen toegang hebben tot middelen, scholing en invloed. Een gezonde lokale democratie begint met gelijke kansen. Ook bij de verdeling van het geld.

Volgens John Bijl is het achterliggende probleem dat lokale partijen ‘nog steeds niet voor vol worden aangezien’. Onterecht, benadrukt hij: ‘Het zijn meest hele solide verenigingen van mensen die het beste voor hebben met de lokale democratie.’ De suggestie dat zij minder integer zouden zijn, noemt hij zelfs kwalijk. ‘Behalve de affaire-De Mos in Den Haag, die nog steeds in onderzoek is, is er helemaal geen bewijs dat lokale partijen vaker in integriteitskwesties opduiken dan bijvoorbeeld afdelingen van landelijke partijen.’

Het raadslidmaatschap staat open voor iedere stemgerechtigde Nederlander. ‘Het kan via een groepering, maar ook met een zogenaamde blanco lijst. Dan stort je 112,50 euro borg. Als je een zetel haalt, krijg je je geld terug’ verklaart Bijl. De wet ziet een raadslid als individu, niet als partijvertegenwoordiger. ‘Afsplitsen van een partij is dan ook geen zetelroof, maar een rechtmatige optie.’

Toch roept die openheid vragen op. Hoe wenselijk is het dat iemand met een lange strafbladgeschiedenis in de gemeenteraad terechtkomt? In theorie kan een rechter iemand het kiesrecht ontnemen, maar volgens Bijl gebeurt dat ‘al jaren niet meer’. Dat betekent dat het aan politieke partijen en uiteindelijk de kiezer is om te bepalen of een kandidaat met een beladen verleden geschikt is voor het raadswerk.

Dat dit in de praktijk tot discussies leidt, blijkt uit voorbeelden als Steve Brown, een voormalig drugshandelaar die in 2018 meedeed aan de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam, of wethouder Wim Vrijhoef, die ondanks een veroordeling voor fraude een bestuurlijke comeback maakte. ‘De meeste partijen hebben in hun statuten staan dat je geen lid kunt zijn van een andere fractie in een raad waar zij zelf ook in zitten. Dus als je als CDA-lid raadslid wordt voor Burgerbelang, leidt dat tot royement bij het CDA’, zegt Bijl.

De open toegankelijkheid van het raadslidmaatschap onderstreept de democratische principes in Nederland, maar laat tegelijkertijd ruimte voor ethische vragen. Hoeveel transparantie mogen kiezers verwachten? En is het verstandig om iedereen, ongeacht verleden, de kans te geven op een politieke functie?

VVD-lijsttrekker Vincent Karremans als superheld in een verduisterd Rotterdam, met kogels, huisjesmelkers en een cameo van Ivo Opstelten. De campagnefilm van de Rotterdamse VVD doet alles om op te vallen — en dat lukt. Maar inhoudelijk blijft het volgens politiek trainer John Bijl nogal dun.

‘Ik heb de VVD wel eens optimistischer campagne zien voeren’, schrijft hij op Twitter. In de woorden van Bijl is de film ‘Leefbaar on steroids’: stevig aangezet, maar politiek ongelukkig. ‘Dit is een filmpje voor een presidentiële campagne en niet geschikt voor iemand die straks met veertig mensen moet samenwerken in het hoogste bestuursorgaan van onze stad. Dit past niet binnen ons democratisch landschap.’

Ook andere experts zetten vraagtekens. Journalist Chris Aalberts noemt het filmpje ‘een exercitie in open deuren intrappen’. Campagnestrateeg Bart van Wageningen vindt het slim geproduceerd, maar waarschuwt voor het risico van persoonsverheerlijking: ‘Je maakt een held van Vincent, maar de vraag is of hij dat waar kan maken.’

Volgens Bijl raakt het spotje vooral de eigen achterban. ‘Je haalt er niemand mee binnen. Ze hadden beter kunnen vertellen wat ze in de raad willen doen — politiek is meer dan alleen maar zéggen dat je problemen gaat oplossen.’