Verspreking Papendrecht onderstreept belang van procedures

Tijdens een raadsvergadering in Papendrecht noemde een fractievoorzitter per ongeluk het bedrag dat gemoeid is met de bouw van een nieuw dienstengebouw op de gemeentelijke begraafplaats. Daarmee werd vertrouwelijke informatie openbaar, iets wat volgens John Bijl ‘niet mag, maar in dit geval gelukkig weinig schade heeft aangericht’.

De verspreking zorgde voor opschudding, omdat bedragen in dit stadium van een aanbestedingstraject nog geheim horen te blijven. Het videofragment waarin het bedrag te horen was, werd offline gehaald en later – met het bedrag onleesbaar gemaakt – opnieuw geplaatst. Bijl ziet daarin een verstandig optreden: ‘Ze hebben nu dus de zwarte merkstift over het vertrouwelijke getal gehaald, net als in een Woo-verzoek.’

Volgens Bijl komt dit soort situaties vaker voor, maar is de impact meestal beperkt. ‘Een burgemeester uit Lochem vertelde een paar jaar geleden zelf iets waar geheimhouding op rustte. Na onderzoek bleek dat de onderhandelingen allang waren afgerond. Dan is het toch een beetje alsof je ’s nachts over een totaal lege kruising door rood fietst.’

In Papendrecht moet burgemeester Margreet van Driel beoordelen hoe ernstig de situatie is. ‘Wat ik begreep is dat het noemen van dit bedrag de onderhandelingspositie van de gemeente niet heeft ondermijnd,’ zegt Bijl. ‘Daarmee blijft staan dat je gewoon je snavel had moeten houden en dat bedrag niet had moeten noemen. Het is een domme fout, maar zonder directe schade. Ik ga ervan uit dat de burgemeester dat meeweegt.’

Toch ziet Bijl in het incident een leerpunt voor alle raadsleden. ‘De burgemeester mag in haar handen knijpen dat de gevolgen beperkt zijn. Dit is een goede gelegenheid om raadsleden te wijzen op hun verantwoordelijkheid. Geheimhouding is er niet om informatie te verstoppen, maar om zorgvuldige besluitvorming mogelijk te maken.’

In de gemeente Hoorn is bestuurlijke en politieke onrust ontstaan na een collegebesluit over tijdelijke noodopvang voor asielzoekers. Wethouder Marjon van der Ven (VVD) trad af omdat het besluit niet opnieuw is voorgelegd aan de gemeenteraad, terwijl die zich eerder uitsprak tegen een vergelijkbaar voorstel. Haar partij verliet daarop per direct de coalitie, die sindsdien op een minderheid leunt. Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, raakt deze situatie aan een fundamenteel element van het lokale bestuur: ‘Laat zien welke afwegingen je als college hebt gemaakt, zodat het een gelegitimeerd besluit is.’

Het college besloot vorige week om in de voormalige technische school aan de Johannes Poststraat tijdelijk vijftig asielzoekers op te vangen. Daarmee halveerde het weliswaar het eerdere voorstel – dat op raadsverzet stuitte – maar werd de raad niet opnieuw gehoord. Van der Ven, die zich vanwege belangenverstrengeling onthield van stemming, liet in haar ontslagbrief weinig onduidelijkheid: ‘De raad is en blijft het hoogste bestuursorgaan in onze gemeente.’ Het besluit, vindt ze, had opnieuw aan de raad voorgelegd moeten worden.

Het college weerspreekt haar lezing. Volgens het college zijn ‘de zorgen serieus meegewogen’ en is het besluit ‘volledig conform geldende wet- en regelgeving genomen’. En: ‘Mevrouw Van der Ven heeft recht op haar eigen mening, niet op haar eigen feiten.’

Rechtsgelijkheid is geen politiek draagvlak

Dat maakt het niet minder pijnlijk, ziet ook John Bijl. ‘Er is sprake van een rechtsgeldig besluit, want alle aanwezige wethouders hebben gestemd.’ Maar: ‘De politieke kant is ingewikkelder. Het besluit gaat tegen de raad in.’ Bijl toont begrip voor de keuze van de wethouder: ‘Ze wil geen lid meer zijn van een college dat besluiten neemt, waar ze niet achter staat. Dat is de koninklijke weg.’

Toch plaatst hij ook een kanttekening bij de werkwijze van het college: ‘Er hoort wel een zorgvuldig verantwoordingsproces te zijn. Laat zien hoe je tot je afweging bent gekomen, juist omdat de raad de andere kant op wees.’ De verwijzing naar de Spreidingswet maakt de situatie niet minder gevoelig. ‘Je hebt dan wel een wettelijke taak, maar ook behoorlijk wat maatschappelijke onrust. Dan moet je extra zorgvuldig zijn.’

De situatie laat volgens Bijl zien hoe belangrijk de relatie tussen college en raad is. ‘Het gaat om draagvlak én om de zorgvuldigheid van het openbaar bestuur. Over beide vallen vragen te stellen.’ Of het college nog het vertrouwen van de raad geniet, is volgens hem dan ook niet alleen een kwestie van juridische legitimiteit. ‘De raad zou kunnen zeggen: we snappen het, maar dit nooit meer. Want als het nog een keer gebeurt, dan zwaait er wat.’

Brabanders hebben steeds minder vertrouwen in de landelijke overheid. Dat blijkt uit onderzoek van Kieskompas in opdracht van Omroep Brabant, uitgevoerd onder ruim 1500 inwoners van de provincie. De resultaten zijn representatief voor leeftijd, geslacht, opleiding en stemgedrag. Bijna zeven op de tien Brabanders zeggen weinig of zelfs geen vertrouwen meer te hebben in Den Haag.

Volgens bestuurskundige John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is dat geen verrassing. ‘Als je een debat in de Tweede Kamer aanzet, zie je mensen met elkaar kibbelen zonder dat ze een stap verder komen’, zegt hij. ‘De politiek is te veel met zichzelf bezig, en te weinig met de zorgen van mensen.’

Bijl wijst erop dat het probleem dieper ligt. ‘We hebben twee kabinetten gehad die veel beloofden maar weinig leverden. Er werd overal het woord “crisis” voor gebruikt — woningcrisis, asielcrisis, stikstofcrisis — maar op geen van die onderwerpen is resultaat geboekt.’

Toch is het vertrouwen niet overal verdwenen. In gemeenten en provincies is het beeld positiever. Zo heeft 45 procent van de Brabanders vertrouwen in de lokale politiek, tegenover slechts 12 procent in de landelijke . Bijl ziet daarin een belangrijk verschil: ‘Lokale politiek gaat over voelbare kwesties: afvalinzameling, windmolens, een geitenhouderij naast de deur. Als raadsleden laten zien welke afwegingen ze maken, stijgt het vertrouwen vanzelf.’

Maar het tanende vertrouwen in Den Haag raakt ook de gemeentepolitiek. ‘Mensen die uitstekend raadslid zouden kunnen worden, haken af omdat ze geen zin hebben in het gedoe’, zegt Bijl. ‘Daar komt bij dat bedreigingen aan het adres van politici afschrikken. De publieke arena lijkt van buitenaf een nare plek geworden.’

Om het vertrouwen te herstellen, moeten politiek en media volgens Bijl het roer omgooien. ‘Politieke partijen moeten weer echte verenigingen worden, waar leden met elkaar discussiëren in plaats van applaudisseren. En journalisten zouden minder talkshows met oneliners moeten maken, en vaker echt uitleggen wat politiek is. Mensen moeten weer kunnen meedenken, niet alleen meekijken.’

Lees verder

In Schiedam bleef deze week de publieke tribune leeg bij de raadsvergadering over de komst van een asielzoekerscentrum. De burgemeester wilde geen enkel risico lopen nadat eerdere protesten bij het stadhuis uitliepen op spanningen. Wie de vergadering wilde volgen, kon dat alleen via een livestream.

‘Ik heb honderden gemeenteraadsvergaderingen in mijn leven gezien’, vertelde John Bijl in de uitzending. ‘Er zijn vergaderingen waar ik in mijn eentje zat.’ Op de vraag welke onderwerpen wel publiek trekken, antwoordde hij: ‘Ondergrondse containers doen het altijd goed. Windmolens, woningbouw en natuurlijk de asieldiscussie.’ Bijl wees op de druk die een volle tribune kan veroorzaken: ‘Ik heb het zelf een keer meegemaakt bij een raadsvergadering in Gouda, waar het publiek overduidelijk een stempel drukte op de besluitvorming. De raad durfde dan ook geen besluit te nemen.’

Politicoloog Hans Vollaard van de Universiteit Utrecht toonde begrip voor het dilemma: ‘Je wilt dat raadsleden alle stemmen van inwoners horen. Maar zoals op een verjaardag met een felle oom of tante — op een gegeven moment zeg je niet meer alles.’

In de reportage benadrukte de redactie dat openbaarheid sinds 1851 het uitgangspunt is van de lokale democratie. De spanning tussen veiligheid en openbaarheid blijft echter actueel: raadszalen zijn niet gemaakt voor massaprotesten, maar zonder publiek verliest de democratie haar gezicht.

De kwestie rond de voormalige feestschuur sleept zich al jaren voort. De familie Olsthoorn wilde de loods behouden en gebruiken voor horeca, later voor woningbouw. De gemeente werkte daaraan mee, maar in de overeenkomst werd vastgelegd dat de schuur in maart 2025 weg moest zijn. Die afspraak was helder, zegt Bijl. ‘De gemeente heeft zich aan haar kant van de afspraak gehouden. Het is raar dat de meerderheid van de gemeenteraad ongevoelig lijkt voor de belangrijkste argumenten van de burgemeester: precedentwerking en consistentie.’

Precedentwerking en gezag

De gemeenteraad besloot onlangs dat de schuur voorlopig mag blijven staan, in afwachting van nieuwe bouwplannen. Daarmee ondermijnt de raad volgens Bijl het gezag van de burgemeester én van het bestuur als geheel. ‘Als je toestaat dat een afspraak niet wordt nagekomen, wek je verwachtingen voor vergelijkbare situaties. Je legaliseert als het ware de overtreding. En dat moet je niet willen.’ Daarnaast kan de eigenaar er rechten aan ontlenen als de schier blijft staan. ‘Hoe langer je gedoogt, des te groter de kans dat de schuur van de rechter mag blijven staan.’

Het principe van handhaving is volgens hem essentieel voor geloofwaardig bestuur. ’Vergelijk het met iemand die drie keer door rood rijdt en geen boete krijgt. Als die agent alleen zegt “dat moet je niet meer doen”, denkt diegene de vierde keer ook: het zal wel. Burgemeester Arends heeft gelijk als hij zegt: handhaven.’

Bestuurlijke geloofwaardigheid

Dat de raad in meerderheid kiest voor uitstel, noemt Bijl zorgelijk. ‘Het ondermijnt de consistentie van beleid. Als inwoners zien dat afspraken met de gemeente onderhandelbaar zijn, tast dat het gezag van de overheid aan.’ Of er op de plek straks een zonneweide, woningen of niets komt, doet er volgens hem niet toe. ‘Het gaat niet om wat er dán gebeurt, maar om het gezag waarmee het bestuur nu optreedt.’

Een dikke, rode streep door een wetsvoorstel: het overkomt niet vaak een minister. Toch kreeg Mona Keizer, demissionair minister van Wonen, het zwaarste oordeel dat de Raad van State kan vellen — dictum D. Haar voorstel om gemeenten te verbieden nog langer statushouders voorrang te geven bij sociale huurwoningen werd door de Raad ‘ongrondwettelijk’ genoemd. Toch kondigde Keizer aan het wetsvoorstel ‘gewoon in te dienen’.

‘Ik knipperde met mijn ogen toen ik dat hoorde,’ zegt John Bijl, directeur van het Periklesinstituut. ‘Niet alleen omdat het inhoudelijk vreemd is, maar ook omdat het zo’n primaire reactie was. Van een bestuurder mag je verwachten dat hij even tot tien telt voordat hij iets zegt.’

Bijl noemt de Raad van State ‘misschien wel het minst begrepen instituut van Nederland’. En dat is volgens hem juist een goed teken. ‘Als je gaat tanken, vertrouw je erop dat de benzine werkt. Je hoeft niet te weten hoe olie wordt gekraakt. Zo is het ook met de Raad van State. Het is een instituut dat de democratische rechtsstaat laat draaien — juist doordat het níet dagelijks in het nieuws is.’

De Raad is, zegt hij, ‘de plaatsvervanger van de koning op aarde’. Een archaïsche uitdrukking, maar wel accuraat. ‘De koning is het staatshoofd, maar in Nederland verdelen we macht. De Raad van State waakt namens de kroon over de rechtmatigheid van bestuur: hij spreekt recht in geschillen en geeft advies over wetten voordat ze worden ingediend.’

Dat advies is geen vrijblijvende mening. ‘De Raad beoordeelt elk wetsvoorstel — honderden per jaar. In zestig procent van de gevallen is alles prima: dat is een A. Nog eens dertig procent krijgt een B: let op dit of dat. En in minder dan twee procent van de gevallen geeft de Raad een D. Dat is zeldzaam. Dan heb je het echt verprutst.’ Hij lacht even, maar wordt dan serieus: ‘In tien jaar tijd is dat maar dertig keer gebeurd. Slechts zes ministers hebben het daarna tóch ingediend. Dat is niet stoer, dat is beschamend. Wie zo’n advies negeert, zegt in feite: ik weet het beter dan de wet.’

Volgens Bijl is het voorstel van Keizer niet alleen juridisch onhoudbaar, maar ook inhoudelijk misleidend. ‘Ze zegt dat gemeenten statushouders niet langer voorrang mogen geven bij het toewijzen van woningen. Maar dat is onzin: er ís helemaal geen wettelijke voorrang. Gemeenten mogen dat zelf bepalen, afhankelijk van hun lokale situatie. In een krimpgemeente als Duiven speelt iets heel anders dan in Amsterdam, waar mensen letterlijk op straat zouden staan. Het verbod dat Keizer voorstelt, pakt die beleidsvrijheid af. Daarmee straft ze gemeenten die hun werk goed doen.’

De Raad van State heeft in de loop der eeuwen geleerd juist dáárvoor te waken: voor politieke willekeur. ‘Het is een instituut dat met gezag, niet met macht werkt,’ zegt Bijl. ‘De Raad kijkt niet naar wat populair is, maar naar wat rechtvaardig is. Dat is een groot verschil. In een democratie is de meerderheid belangrijk, maar nooit heilig. De Raad zorgt ervoor dat ook de rechten van minderheden beschermd blijven.’

Die rol is volgens hem onmisbaar. ‘De Raad van State is geen stoorzender van de politiek, maar een veiligheidsklep. Juist om te voorkomen dat overhaaste, emotionele wetgeving de samenleving schaadt.’

De Raad kreeg zelf kritiek na de toeslagenaffaire. ‘Iedereen in het wetgevingsproces had beter moeten opletten,’ zegt Bijl. ‘Niet alleen de Raad, ook de Tweede Kamer en het kabinet. Maar wat ik sterk vond, is dat de Raad daarna echt de hand in eigen boezem stak. Die zelfreflectie was indrukwekkender dan bij de regering.’ In een artikel getiteld Lessen uit de kinderopvangtoeslag erkende de Raad dat hij zich te veel had laten leiden door politieke druk en te weinig door de menselijke maat. ‘Dat inzicht is belangrijk,’ zegt Bijl. ‘De Raad moet boven de waan van de dag blijven. Hij is het geheugen van onze rechtsstaat.’

Of de Raad niet te gesloten is? Bijl glimlacht. ‘Ja, het is een beetje een ons-kent-ons-clubje. Maar dat is niet per se erg. Je verwacht van een huisarts ook dat hij geneeskunde heeft gestudeerd. De Raad van State bestaat uit juristen, economen, staatsrechtdeskundigen — mensen die weten hoe wetgeving werkt. Ze hoeven niet op elke maatschappelijke stroming te lijken; ze moeten wetten kunnen doorgronden.’

Hij trekt de lijn breder. ‘In Nederland verdelen we macht juist om vrijheid te beschermen. De politiek vertegenwoordigt de samenleving; de Raad bewaakt de spelregels. Dat is precies wat democratie in stand houdt.’

Toch ziet Bijl een verontrustende trend. ‘Politici lijken de rechtsstaat steeds vaker als hinderpaal te zien,’ zegt hij. ‘Alsof een meerderheid automatisch gelijk heeft. Maar democratie betekent niet dat je je zin krijgt. Het betekent dat besluiten zorgvuldig worden genomen, mét tegenspraak.’

Het negeren van adviezen past volgens hem in een bredere veronachtzaming van bestuurlijke zorgvuldigheid. ‘We zien ministers die voor hun beurt spreken, alsof er geen instituties meer zijn. Minister Heinen, die na de rellen in Den Haag alvast concludeerde dat het optreden van de politie “volledig terecht” was — nog voordat enig onderzoek was gedaan. Of minister Van Oosten, die het advies van de NCTV over radicaliserende jongeren in de wind sloeg en er publiekelijk afstand van nam. Dat zijn geen incidenten. Dat is een patroon van bestuurlijke overmoed.’

Wie zo handelt, zegt Bijl, raakt aan de kern van het probleem. ‘Wie instituties als hinderlijk beschouwt, ondermijnt hun gezag. En gezag is de zuurstof van de democratie. Zonder gezag wordt politiek alleen nog een krachtmeting.’

Toch blijft hij hoopvol. ‘Nederland heeft sterke instituties. Juist omdat we macht verdelen, is de schade beperkt. Maar dat betekent niet dat we er achteloos mee moeten omgaan. Gezag komt te voet en gaat te paard.’ Hij leunt even achterover. ‘De Raad van State is niet heilig. Maar zonder zulke instituties verandert politiek in willekeur. En dat is precies wat we in Nederland altijd hebben willen voorkomen.’

Dit artikel is gebaseerd op het gesprek dat John Bijl voerde in het programma Vroeg! (NPO Radio 1, 25 september 2025).

Het rapport, opgesteld door bureau & Van de Laar, werd geschreven naar aanleiding van het vertrek van twee wethouders in september 2024 en signalen van sociale onveiligheid binnen de ambtelijke organisatie. Uit interviews en enquêtegegevens blijkt dat één op de drie medewerkers ongewenst gedrag ervaart, en dat onderling wantrouwen tussen collegeleden en richting de ambtelijke organisatie heeft geleid tot een verziekt werkklimaat.

Bijl ziet in de analyse vooral het gevolg van een langdurige strijd tussen twee dominante lokale partijen. ‘Deze twee strijdende clubs vechten om de macht en zijn bezig met niks anders dan het creëren van een zwart gat waar alles naartoe wordt getrokken. Op een gegeven moment draait het alleen nog maar daar om en raakt alles ondergeschikt aan dat conflict.’

Wat hem vooral opvalt is de stilte rond de ambtelijke top. ‘Als het gaat over een ambtelijke organisatie waar mensen zich onveilig voelen, kijk je eerst naar de gemeentesecretaris. Die is immers het hoofd van die organisatie en had een veel actievere rol moeten nemen.’ In het rapport wordt de gemeentesecretaris slechts drie keer genoemd, terwijl de burgemeester ‘nog net niet op iedere pagina staat’.

Volgens Bijl ligt het probleem dieper dan één bestuursperiode. ‘Bij de wisseling van het college in 2022 kwam er een groep die dacht: nu is het aan ons. Wij gaan het zo doen. Maar dat college komt er dan achter dat het toch niet zo werkt.’ Een goede bestuurscultuur vereist, zegt hij, onderlinge omgangsvormen die de democratische spelregels overeind houden — juist als de meningen botsen. ‘Je moet elkaar kunnen bestrijden op de inhoud, en daarna samen een biertje kunnen drinken. Dat is niet soft, dat is democratie.’

De gemeenteraad bespreekt in september het rapport. Bijl hoopt dat het niet verdwijnt in een la: ‘Dan blijf je bezig met het teleurstellen van je inwoners. Niet alleen je eigen kiezers, maar alle inwoners van je gemeente.’

‘Verdacht worden in zo’n zaak is een vreselijk heftige aantijging’, zegt Bijl. ‘Deze zaak van Achbar is van een hele andere orde. Je eigen huis in de fik steken lijkt mij een zwaar vergrijp. Dat maakt het bijzonder en opvallend. Aan de andere kant, wethouders zijn ook maar gewoon mensen die beschuldigd worden van dingen die ze niet gedaan hebben.’

Dat Achbar tijdens de maandenlange procedure niet publiekelijk reageerde, noemt Bijl verstandig. ‘Op het moment dat hij geknipt en geschoren werd, bleef hij rustig zitten. Het geeft ook aan dat hij vertrouwen had in de uitkomsten van het proces.’ Tegelijkertijd onderstreept hij dat het OM niet anders kon dan de verdenking serieus onderzoeken. ‘Ik had het juist verwijtbaar gevonden als ze de aantijgingen richting hem compleet hadden laten liggen.’

Voorzichtig herstel

Nu de verdenking van tafel is, ziet Bijl ruimte voor herstel, al vraagt dat om behoedzaamheid. ‘Wat mij betreft kan hij langzaamaan weer naar voren treden. Maar hij moet telkens blijven aftasten of zijn positie niet wordt ondermijnd. Als hij bijvoorbeeld als locoburgemeester aanwezig moet zijn bij een bijeenkomst over wonen en veiligheid, dan kan hij dat beter overlaten aan iemand anders. Anders roep je de herinnering aan de zaak onnodig op.’

De zaak-Achbar laat zien hoe zwaar een onterechte verdenking weegt in de politiek. Raadsleden spraken hun opluchting uit, maar wezen ook op de ongemakkelijke positie waarin de verdenking de raad en het college plaatste. Voor de Denk-fractie waren de maanden ‘buitengewoon zwaar’. En voor inwoners blijft er onvermijdelijk een beeld hangen.

Het OM heeft de wethouder volledig gezuiverd van blaam. Toch blijft de bredere vraag staan hoe politieke ambtsdragers hun gezag kunnen herstellen na een valse beschuldiging. Want al is de rechtszaak afgesloten, het publieke vertrouwen vraagt om zorgvuldige opbouw – zonder dat dit automatisch een levenslange straf hoeft te betekenen.

‘Dit kan hij doen,’ zegt bestuurskundige John Bijl. ‘Een spreekverbod opleggen kan hij niet. Dit is een verstandige oproep van “denk twee keer na voor je iets zegt”. En dat vanuit de optiek dat het zijn werk is de boel bij elkaar te houden.’

Volgens de reconstructie zou op de griffie sprake zijn van vriendjespolitiek, dubieuze declaraties en ongebruikelijke promoties. De interne werkgeverscommissie noemt in haar vertrouwelijke brief dat grenzen van fatsoen en rechtmatigheid zijn overschreden. De brief lekte uit naar de media.

De meeste fractievoorzitters geven gehoor aan het verzoek van de burgemeester en houden zich stil. Anderen vragen zich hardop af waarom de raad niet eerder is geïnformeerd. Weer anderen uiten hun onbegrip over het lek naar de pers. Intussen houdt de onrust aan, met de installatie van een nieuwe burgemeester in aantocht.

‘Het hele jaar door zijn er vergaderingen gepland. Dan is het wel fijn dat je een paar weken in het jaar een periode hebt dat er geen vergaderingen zijn’, aldus Bijl. ‘Maar een reces is geen vakantie. Zoals oud-VVD-Kamerlid Hofstra ooit zei: een reces is geen vakantie, maar je vakantie valt wel in het reces.’

In Zeeland duurt dat reces in veel gemeenten zes tot zeven weken. Gemeenteraden en Provinciale Staten vergaderen niet, en in sommige gemeenten ligt ook het college van B en W stil. Dat is volgens Bijl niet nodig: ‘Colleges kunnen tijdens de zomer best doorvergaderen. Vakantiespreiding is mogelijk, en niet het hele college hoeft aanwezig te zijn. Zes of acht weken de tent dichtgooien omdat anders vakanties niet mogelijk zijn, lijkt me niet nodig.’

Volgens Bijl is het reces juist een kans voor bestuurders en raadsleden om dingen te doen waar ze tijdens de drukte van het jaar niet aan toekomen. ‘Lees een stapel rapporten, ga op werkbezoek of schrijf aan een verkiezingsprogramma. Ik ken een burgemeester die elk jaar tijdens het reces een fietstocht door zijn gemeente maakt om inwoners beter te leren kennen.’

Of je nu in de raadszaal zit of op een campingstoel aan een Zuid-Europees strand: politieke verantwoordelijkheid kent geen seizoenssluiting. Reces is bedoeld voor reflectie en voorbereiding — niet voor stilstand.