Spreektijd in de raad: ‘Als je verhalen wilt vertellen, begin dan een podcast’

Uit een onderzoek van het Eindhovens Dagblad blijkt dat Karel Boonen van Cranendonck Actief met ruim veertien uur de absolute koploper is in de regio. Aan de andere kant van het spectrum staat Lara Tamarinof (GroenLinks Helmond), die in vier jaar slechts 23 minuten aan het woord was.

Volgens debattrainer John Bijl draait het niet om kwantiteit, maar om kwaliteit. ‘Je ziet graag dat een raadslid bij ieder debat een bijdrage levert. Het is immers verbaal werk. Je vraagt je af wat iemand doet die maar 200 seconden aan het woord is geweest.’ Tegelijkertijd waarschuwt hij voor breedsprakigheid. ‘Als je verhalen wilt vertellen, kun je beter een podcast beginnen.’

Bijl ziet het belang van kernachtig formuleren. ‘Je moet scherp kunnen aangeven wat je grootste bezwaar is. Als je dat in 500 seconden niet kan, dan lukt het ook niet in 10.000.’ In gemeenten zoals Helmond worden hier inmiddels maatregelen voor getroffen: per agendapunt krijgt elke partij maximaal drie minuten spreektijd. Dit dwingt raadsleden tot bondigheid en houdt vergaderingen efficiënter.

De balans tussen veel en effectief spreken blijft een uitdaging. Een goed raadslid maakt niet alleen gebruik van spreektijd, maar benut deze ook slim.

In aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen kruisten de lijsttrekkers van DENK en de VVD de degens in een stevig debat. Over woningnood, veiligheid en vertrouwen in de overheid waren de verschillen duidelijk – maar volgens Bijl vooral in stijl. ‘Het ging veel over hoe de ander het níet doet, in plaats van wat men zelf gaat doen. Dat is jammer, want gemeenteraadsverkiezingen draaien juist om het besturen van je stad.’

Ook Visser zag hoe de toon het debat overheerste. ‘Het was weinig constructief. Het leek alsof er vooral een landelijke campagne werd gevoerd in plaats van een Rotterdams gesprek.’

Volgens Bijl laat het zien hoe kwetsbaar het lokale debat is voor landelijke retoriek. ‘De kiezer in Rotterdam wil weten wat er met de wijk gebeurt. Daar helpt het niet als het vooral om profilering gaat.’

Het debat riep discussie op over de vorm. ‘Het is aantrekkelijk radio, maar misschien niet het format dat bij gemeentepolitiek past’, stelde Bijl. ‘Want uiteindelijk gaat het om samenwerken. En dat zie je niet als iedereen tegenover elkaar wordt gezet.’

Voor veel jongeren voelen de gemeenteraadsverkiezingen als iets stoffigs. Maar wie denkt dat raadsleden alleen gaan over stoepranden en paspoorten, vergist zich. In een gloednieuwe explainer video van NOS op 3 wordt helder én aanstekelijk uitgelegd waarom jouw stem bij de gemeenteraadsverkiezingen er wél toe doet. John Bijl van het Periklesinstituut werkte met makers aan het script voor de video.

Van jongerenhuisvesting tot klimaat, van jeugdzorg tot festivals: het komt allemaal voorbij. En altijd met een concrete link naar je eigen leefomgeving. Bekijk de video en ontdek waarom lokaal stemmen misschien wel het meest directe effect heeft op jouw dagelijks leven.

Volgens Bijl spelen naast beeldvorming ook praktische bezwaren een rol. ‘Vergaderingen zijn vaak op momenten die voor jongeren onhandig zijn. Als je naast je studie of baan ook nog raadslid wilt zijn, moet je veel opofferen. Dat maakt het minder aantrekkelijk.’

Om jongeren actiever te betrekken, moeten gemeenten hun werkwijze aanpassen. ‘Je kunt bijvoorbeeld mentorprogramma’s opzetten en flexibeler omgaan met vergadertijden,’ stelt Bijl. ‘Ook moeten partijen actief op zoek naar jong talent, in plaats van te wachten tot ze zichzelf aandienen.’

Volgens Bijl zou een inclusievere cultuur niet alleen jonge raadsleden aantrekken, maar ook de politiek als geheel versterken. ‘Jongeren kijken anders naar problemen en brengen frisse perspectieven in. Dat is waardevol voor de hele raad en vergroot de democratische legitimiteit.’

Volgens John Bijl van het Periklesinstituut speelt de afwezigheid van landelijke kopstukken hierin een rol. ‘Landelijke politici zijn campagnemoe door de coronacrisis, de lange kabinetsformatie en de oorlog. Lokale politici moeten terugvallen op gemeentelijke thema’s, maar daar is vaak minder aandacht voor.’

Uit onderzoek blijkt dat betaalbaar wonen voor verreweg de meeste Amsterdammers prioriteit heeft. De discussie over regulering van de woningmarkt is complex, en partijen hebben moeite om de dilemma’s helder over te brengen. ‘Voor wie bouw je huizen en onder welke voorwaarden? Dit soort vragen moeten invoelbaar worden gemaakt,’ aldus Bijl.

Een ander opvallend thema is duurzaamheid. Waar er vier jaar geleden nog grote politieke verschillen waren, is er nu brede consensus over de noodzaak van verduurzaming. Hoogleraar Claes de Vreese (UvA) wijst erop dat de politieke strijd nu vooral gaat over de uitvoering: wie betaalt de kosten en welke maatregelen zijn haalbaar?

Veel kiezers twijfelen nog, vooral onder progressieve partijen. De Vreese noemt daarnaast de invloed van de oorlog in Oekraïne als onzekere factor. ‘De opvang van vluchtelingen kan op het laatste moment nog een doorslaggevende rol spelen in stemgedrag.’

Van der Weide dreigde destijds in een Facebookbericht een bom naar de raadszaal te brengen, uit frustratie over het uitblijven van een reactie op zijn pleidooi voor een coffeeshop. Dit leidde tot een celstraf en een boete van vijftienduizend euro voor wietverkoop. Nu staat hij op het punt om als volksvertegenwoordiger terug te keren.

Volgens gemeentepolitiekdeskundige John Bijl is er juridisch niets wat een raadslidmaatschap verhindert. ‘Ze zijn tot elkaar veroordeeld. Maar ik kan me voorstellen dat het voor de burgemeester heel ongemakkelijk aanvoelt.’ Alleen bij landverraad of zware veroordelingen kan het kiesrecht worden afgenomen, en een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) is niet verplicht voor raadsleden.

Van der Weide heeft geprobeerd een gesprek met de burgemeester te regelen, maar wil dit zonder anderen erbij doen. De burgemeester houdt echter vast aan de gebruikelijke procedure, waarbij de griffier aanwezig is. De uitnodiging voor een gesprek blijft staan.

In Pekela verdwijnen de komende jaren meer dan twintig bruggen. Niet omdat het dorp van zijn karakter af wil, maar omdat het geld op is. Het is een pijnlijk voorbeeld van hoe de decentralisatie van zorgtaken, ooit gepresenteerd als kans voor lokale vernieuwing, in de praktijk vooral tot kaalslag leidt. ‘Daar ben je geen raadslid voor geworden’, verzucht John Bijl, directeur van het Periklesinstituut.

Sinds gemeenten verantwoordelijk zijn voor jeugdzorg, ondersteuning en participatie, is hun takenpakket verdrievoudigd – zonder bijbehorend budget of beleidsvrijheid. ‘Gemeenten zijn als een restaurant dat ineens twee keer zoveel gasten moet bedienen en een tweede keuken opent, zonder personeel of verbouwing’, zegt Bijl. ‘En terwijl de werkdruk oploopt, is door gemeentelijke fusies ook nog eens het aantal raadsleden gehalveerd.’

De situatie in Pekela maakt zichtbaar wat dat betekent: geen speeltuin erbij, maar een brug minder. Zelfs hamerstukken over het verdwijnen van iconische bruggen veroorzaken nauwelijks debat. Want wat valt er nog te kiezen als er niets meer te verdelen is?

Burgemeester Jaap Kuin ziet het dagelijks. ‘Je kunt geen nee zeggen tegen een kind in de jeugdzorg. Maar daardoor kun je ook geen ja meer zeggen tegen een bushokje of een bibliotheek.’ De financiële krapte leidt tot politieke bloedarmoede. En tot ongelijkheid: waar rijke gemeenten nog eigen belastingen kunnen heffen, heeft Pekela niets aan een toeristenbelasting – want er zijn geen toeristen.

Toch blijft Kuin geloven in de kracht van het lokale bestuur. ‘Onze sociaal teams werken beter dan vroeger. Maar we kregen te veel tegelijk. En telkens weer incidenteel geld zonder structurele oplossingen.’ De bruggen, ooit aangelegd met eenmalig herstructureringsgeld, konden nooit fatsoenlijk worden onderhouden. Dat drama dreigt zich nu te herhalen met klimaatfondsen en regiodeals.

De les is helder: politieke zeggenschap vereist ook financiële speelruimte. Alleen dan kunnen raadsleden doen waarvoor ze gekozen zijn – iets opbouwen, in plaats van afschalen.

Volgens Bijl is het een logisch gevolg van ontzuiling. ‘Lange tijd hadden grote volkspartijen driekwart van de zetels, nu kiezen mensen specifieker. Vroeger waren er drie soorten bier in de supermarkt, nu driehonderd. Dat vraagt wel om verdieping van de kiezer, maar het maakt de democratie niet minder waardevol.’

Politicoloog Lisanne de Blok (Universiteit Utrecht) plaatst kanttekeningen. ‘Hoe meer fracties, hoe lastiger het wordt om coalities te vormen en besturen efficiënt te laten verlopen,’ zegt ze. Kleine fracties hebben bovendien minder capaciteit om het college goed te controleren. ‘Raadsleden doen dit werk vaak naast hun baan. Een eenmansfractie heeft weinig slagkracht.’

Volgens De Blok kan samenwerking de invloed van kleine partijen vergroten. ‘Je kunt een grotere tegenmacht bieden en meer kiezers binden, wat uiteindelijk meer invloed geeft op het beleid.’

Bijl benadrukt dat de nieuwe realiteit vraagt om een andere bestuursstijl. ‘De tijd dat één partij met een meerderheid alles bepaalde, is voorbij. Raadsleden moeten leren samenwerken en gezamenlijk de gemeente besturen,’ stelt Bijl.

In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 blijkt uit onderzoek van Berenschot en I&O Research dat cultuur voor kiezers nauwelijks een rol speelt. Slechts vijf procent noemt het een belangrijk thema. Toch zijn gemeenten gezamenlijk goed voor tweederde van alle publieke cultuurbestedingen in Nederland – aanzienlijk meer dan het rijk.

Die bestedingen lopen sterk uiteen. Gemeenten als Tiel, Assen en Rotterdam geven meer dan 140 euro per inwoner uit aan ‘levende kunst’. Maar er zijn ook gemeenten die helemaal niets voor kunst en cultuur hebben begroot. In kunstenaarsdorpen als Blaricum en Laren is dat slechts 10 à 11 euro per inwoner.

Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is dat niet alleen een kwestie van voorkeur, maar ook van financiële nood. ‘Zwembaden en bibliotheken sneuvelen als eerste. Dat is moeilijk voor raadsleden, want het zijn voorzieningen die belangrijk zijn voor de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van gemeenten.’

Het probleem zit in de systematiek: cultuur is ‘vrij’ beleid, terwijl jeugdzorg, Wmo en onderwijs verplicht zijn – maar allemaal worden ze uit hetzelfde Gemeentefonds betaald. Daardoor moet cultuur concurreren met taken die juridisch of maatschappelijk zwaarder wegen. Bovendien zijn veel gemeenten door decentralisaties en structurele tekorten financieel aan de rand van hun mogelijkheden gekomen.

Hoewel het rijk coronasteun beschikbaar stelde voor lokale cultuur, is dat geld niet geoormerkt. Gemeenten mogen het ook inzetten voor andere knelpunten – en doen dat ook. De culturele sector pleit daarom voor heldere afspraken met nieuwe colleges. Ook de Raad voor Cultuur riep vorige week op om cultuur als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van rijk, provincies én gemeenten te zien.

Politiek gaat over keuzes maken. Maar als bepaalde keuzes nooit op tafel komen, verdwijnt ook hun betekenis uit het politieke debat. Dan wordt cultuur vanzelf het eerste wat sneuvelt – en dat is zelden een bewuste beslissing. Misschien is het tijd dat gemeenteraden zich opnieuw de vraag stellen: kiezen wij ook voor cultuur?

Wat hebben Maarten van Rossem, Tim Coronel en Ome Willem met elkaar gemeen? Ze prijken op de kandidatenlijst van een lokale partij, maar niet om namens de kiezer het raadswerk te doen. In aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen analyseert Vrij Nederland de aandacht voor bekende namen, Haagse headlines en misleidende peilingen — en stelt de vraag: wie nemen we eigenlijk nog serieus?

John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, herkent het patroon. In Haarlem staat een PvdA-lijsttrekker die alleen wil toetreden tot de raad als hij meteen wethouder mag worden. Bijl is scherp: ‘Zelf wil hij het raadswerk niet uitvoeren, dus een kiezer moet wel van bijzonder sadistische aard zijn om zijn stemgerechtigdheid op te offeren om Roduner een verantwoordelijkheid te geven die hij zelf niet wil dragen.’

Het is volgens hem symptomatisch voor een bredere trend: kandidaten gebruiken de gemeenteraadsverkiezingen steeds vaker als opstapje naar een ander ambt — of als publiciteitsvehikel. ‘Er zijn vast genoeg andere kandidaten op de kieslijst die wél graag de komende vier jaar samen met hun collega’s als hoogste orgaan van de gemeente de bevolking willen vertegenwoordigen. Het is immers nobel en prijzenswaardig werk’, aldus Bijl.