John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, noemt de lage opkomst ‘dramatisch’ en waarschuwt voor de gevolgen. ‘Kennelijk interesseert het een op de twee burgers geen hol wie hun gemeente bestuurt.’ Volgens onderzoeker Peter Kanne van I&O Research is vooral het wantrouwen in de politiek een belangrijke reden. Dit raakt vooral kiezers die normaal op partijen als PVV, FvD, JA21 en BBB stemmen; zij bleven vaker thuis dan progressieve kiezers.
De gevolgen zijn merkbaar. In steden als Rotterdam (39 procent opkomst), Roosendaal en Almere zijn burgers minder vertegenwoordigd, terwijl het aantal partijen in gemeenteraden blijft toenemen. Volgens Kanne leidt dit tot een ‘verwezing’ van de samenleving, waarbij steeds minder mensen zich herkennen in het bestuur.
Bijl wijst op een fundamenteel probleem: de afstand tussen gemeentebestuur en burgers is te groot. ‘Een goed politiek besluit moet gepaard gaan met uitleggen hoe dat tot stand komt, maar raadsleden komen daar nauwelijks aan toe. Hun werkdruk is gigantisch gestegen.’ Daarnaast zijn door herindelingen 20 procent minder raadsleden overgebleven, terwijl zij door decentralisaties drie keer zoveel taken hebben gekregen. ‘Een verdubbeling van het aantal raadsleden lijkt me een goed begin van herstel,’ stelt Bijl.
Sommige experts, zoals politicoloog André Krouwel, zijn minder somber. Hij ziet de lage opkomst als een tijdelijk verschijnsel en benadrukt dat landelijke verkiezingen nog steeds een hoge opkomst kennen. Toch blijft de vraag hoe de kloof tussen burgers en gemeentepolitiek gedicht kan worden.
‘Als het zo doorgaat komen we lager uit dan bij de verkiezingen van 2014 en 2018,’ denkt Bijl. Dat bleek ook wel. De uiteindelijke opkomst zou net onder de 40 procent blijven. Aan de verkiesbare kandidaten heeft het niet gelegen, vindt Bijl. ‘De gemeenteraadsverkiezingen stonden bij de pers ook niet top of mind,’ meent Bijl. ‘Het is logisch dat je de voorpagina van de krant voor de oorlog in Oekraïne reserveert. Issues die spelen bij de gemeenteraadsverkiezingen verschoven vaak naar achteren.’
Daarnaast zijn de thema’s bij de verkiezingen — wonen, klimaat, mobiliteit — vaak met nuances omgeven, weet Bijl. ‘Die boodschap krijg je niet in een oneliner op een voorpagina of op een poster. Dus het is heel lastig om de waarde van de verkiezingen onder de aandacht te brengen van de kiezer.’
Bijl vindt dat de raad de opkomst moet aantrekken door vanaf morgen al te beginnen met opkomstbevordering voor de volgende verkiezingen. ‘Leg uit waarom het belangrijk is. Breng het vier jaar lang onder de aandacht en overtuig mensen om een bolletje rood te kleuren.’
Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is de trend juist dat raadsleden steeds korter blijven zitten. ‘De gemiddelde duur is iets korter dan zes jaar. Het is al lastig om een raadslid te vinden dat kiest voor een derde termijn.’ Hij betreurt dat, omdat daarmee ook ervaring in het openbaar bestuur verdwijnt. Tegelijkertijd waarschuwt hij dat langzittende raadsleden zich niet te veel moeten vereenzelvigen met ambtelijke logica. ‘Het zijn volksvertegenwoordigers. Dat perspectief moet niet verdwijnen. Als een burgemeester zegt dat een sportveld in een wijk met veel kinderen moeilijk is “vanwege het bestemmingsplan”, moet een raadslid zeggen: wat nou moeilijk, zoek een oplossing!’
Ervaring en continuïteit kunnen een groot voordeel zijn, zoals bij Ank de Groot-Slagter (67), die al 22 jaar in de Alphense raad zit. ‘Bij grote bouwprojecten denk ik wel eens: over vier jaar weet niemand meer wat de discussie was. Maar ik nog wel.’ Langstzittend raadslid Rinze Visser ziet zijn rol ook als noodzakelijk: ‘Het is niet in de eerste plaats leuk, het is noodzakelijk.’
Toch is het raadswerk ook een enorme tijdsinvestering. De Groot-Slagter merkt dat het steeds meer een fulltime taak is geworden, vooral sinds de decentralisaties in de zorg en sociale zekerheid. Ondanks hun lange loopbaan denken deze raadsleden nog niet aan stoppen. ‘Je hebt 24 uur per dag dienst, net als een dokter,’ zegt Kemmeren. En zolang hun achterban hen blijft verkiezen, blijven zij zich inzetten.
‘Er zijn fors veel taken bijgekomen, bijvoorbeeld in het sociaal domein maar ook de fysieke buitenruimte,’ vertelt Bijl. De afgelopen twintig jaar is het werk van een gemeente zo ongeveer verdrievoudigd, en door herindelingen zijn er alleen maar minder raadsleden.
Al die beleidsuitbreidingen hebben er voor gezorgd dat raadsleden het drukker hebben gekregen. Té druk. Raadslid Micheal Yap herkent de werkdruk. ‘Je merkt ook dat inwoners mondiger zijn geworden en raadsleden weten te vinden.’ Dat is ook goed maar kost dus ook tijd, legt Yap uit.
Ook de samenleving is ingewikkelder geworden, vertelt Bijl. ‘De samenleving is pluriformer en heeft dus meer fracties.’ Daardoor krijgt een raadslid al gauw meerdere dossiers om in de gaten te houden.
Bijl adviseert gemeenteraden beter te plannen. ‘Politiek is sowieso iets van de lange adem dus maak een goeie termijnagenda. Dan kun je wat verder vooruit werken. Dan weet je wat er op je afkomt en kun je een goede opdracht meegeven aan het college.’
Daarnaast moeten gemeenteraden investeren in hun ondersteuning. Maar dat is moeilijk. ‘Gemeenten zijn al jaren gekort, raden vinden het moeilijk om dan in zichzelf te investeren. Ze moeten soms letterlijk kiezen tussen wie er een rollator krijgt of hun eigen ondersteuning,’ zegt Bijl.
Yap pleit er voor om duidelijker te maken waar raadsleden aan beginnen. ‘Je moet kandidaten veel beter voorbereiden op wat ze te wachten staat en hoe ze hun werk kunnen doen.’
John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is kritisch: ‘Ik vind het vervelend. Jesse Klaver en Wopke Hoekstra moeten zich niet bemoeien met de gemeenteraadsverkiezingen.’ Toch blijven landelijke kopstukken opduiken, ook bij lokale partijen. In West Betuwe zocht Leefbaar Lokaal Belang bijvoorbeeld de steun van Caroline van der Plas (BoerBurgerBeweging) om boerenstemmen te trekken. In West Maas en Waal kwam minister De Jonge even langs op de markt, al verwacht het lokale CDA daar niet veel extra stemmen door.
Soms zijn landelijke politici wél effectief. In Zevenaar bleven bij de herindelingsverkiezingen vijf jaar geleden veel kiezers thuis, mede doordat er nauwelijks aandacht was vanuit Den Haag en de media. Met een opkomst van slechts 38 procent profiteerden vooral partijen met een trouwe achterban. VVD-raadslid Peter Vos stelt dat de gemeenteraad er anders uit had gezien bij een hogere opkomst: ‘Ik denk dat er andere besluiten genomen waren.’
Burgemeester Lucien van Riswijk hoopt dit jaar op een betere opkomst en zet in op minimaal 50 procent. De gemeente probeert jongeren te bereiken via campagnes zoals het sturen van valentijnskaarten. Toch blijft de vraag: hebben landelijke kopstukken echt invloed op de keuze van kiezers? Uit onderzoek blijkt dat slechts 15 procent zich hierdoor laat leiden. Maar als hun aanwezigheid helpt om kiezers überhaupt naar de stembus te krijgen, is dat voor sommige gemeenten al winst.
In aanloop naar de verkiezingen van 2022 is de urgentie voor veel kiezers ver te zoeken. De aandacht gaat naar grotere crisissen: eerst corona, nu Oekraïne. Op straat twijfelen mensen of ze gaan stemmen, of weten ze hun stempas überhaupt niet te vinden. Dat is een bekend patroon. In 2018 was de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen slechts 55 procent – ver onder het niveau van de landelijke verkiezingen.
Volgens Bijl is dat deels te verklaren doordat het effect van lokaal beleid vaak pas later zichtbaar wordt. ‘De keuzes die de gemeenteraad maakt, zijn vaak pas vele jaren later merkbaar. Je kiest bijvoorbeeld nu voor een partij die woningen wil bouwen, maar die woningen staan er pas over zeven jaar. Daardoor voelt het soms alsof het geen zin heeft.’
Reflectie: Gemeentepolitiek is traag, tastbaar en dichtbij. Maar dat maakt het niet minder belangrijk – integendeel. Wie de moeite neemt om te stemmen, kiest voor de vormgeving van zijn eigen omgeving. De straat, de woning, het contact met de overheid: het begint bij de raad. En dus bij de kiezer.
Zodra de gemeenteraadsverkiezingen in zicht komen, trekt Den Haag de provincie in. Ministers en partijleiders stappen op de campagnekar om zich te laten fotograferen met lokale kandidaten. Geert Wilders eet een frietje in Venlo, Thierry Baudet beklimt het theaterpodium, Rob Jetten staat in Maastricht, Lilianne Ploumen verschijnt in Heerlen met Frans Timmermans aan haar zijde. Hun boodschap? Stem lokaal, maar vergeet vooral Den Haag niet.
Voor sommige lokale partijen is die Haagse steun een doorn in het oog. Zeker als landelijke thema’s – zoals de coronamaatregelen, het pensioenstelsel of de gekozen burgemeester – worden ingezet om stemmen te trekken. ‘Je informeert de kiezer onjuist door te suggereren dat een gemeenteraad daarover gaat’, zegt John Bijl, directeur van het Periklesinstituut. ‘Zolang het om steun aan lokale kandidaten gaat, is er niks aan de hand. Maar als het draait om het Haagse kopstuk dat vier folders uitdeelt en alle aandacht opeist, gaat het mis.’
Volgens Bijl dragen media daar onbedoeld aan bij: ‘Ze komen pas opdagen als er een landelijke politicus verschijnt, terwijl ze bij een lokale bijeenkomst vaak wegblijven.’
Dat landelijke politiek ook een lokale stemkeuze beïnvloedt, valt volgens hem mee. ‘Slechts vijftien procent van de kiezers laat zich er vooral door leiden. En voor wie bijvoorbeeld door een nieuw landelijk partijlabel getriggerd wordt om lokaal het programma te bekijken, is dat nog altijd een inhoudelijke overweging.’ Wat wél schadelijk is: Haagse vertraging en politieke impasses. ‘Zo’n eindeloos durende kabinetsformatie schaadt het vertrouwen in de hele politiek, óók lokaal.’
Toch is de tegenstelling tussen lokaal en landelijk niet altijd terecht, waarschuwt politicoloog André Krouwel (KiesKompas). Gemeenten voeren landelijk beleid uit, van coronahandhaving tot energietransitie. En landelijke kandidaten zijn ook gewoon inwoners van de gemeente. ‘Doe niet alsof lokale problematiek volledig losstaat van het grotere plaatje.’
Maar zelfs wie zich niet stoort aan Haagse hulp, is het erover eens dat de uitslag van de raadsverkiezingen niet moet worden gebruikt als barometer voor Den Haag. ‘Dat is appels met paperclips vergelijken’, aldus Bijl. ‘Je meet iets heel anders.’ Krouwel noemt het hooguit een signaal. ‘Maar een directe vertaling is misplaatst.’
De les? Gemeenteraadsverkiezingen zijn geen bijlage van de landelijke politiek. Ze verdienen hun eigen toon, hun eigen debat – en vooral: hun eigen legitimiteit.
Drie dagen voor de gemeenteraadsverkiezingen schoof John Bijl aan bij BNR om te praten over het belang van de gemeenteraad. Zijn boodschap was helder: raadsleden moeten niet vooral zenden, maar juist luisteren. ‘Een goed raadslid luistert naar wat iemand anders vindt en gaat vanuit dat meningsverschil het gesprek aan. Dat geldt net zo goed voor Kamerleden – alleen daar zie je dat er 130 man in diezelfde valkuil zijn gekukeld.’
In het gesprek werd duidelijk hoe moeilijk het soms is om het belang van de gemeenteraad zichtbaar te maken. Veel mensen kunnen de invloed van de raad niet goed plaatsen. ‘En dat is niet terecht’, aldus Bijl. ‘Gemeenteraden gaan over heel veel belangrijke dingen.’ Onderwijs, verkeersveiligheid, de inrichting van pleinen – allemaal onderwerpen die op lokaal niveau politieke keuzes vergen. ‘Of je nou betontegels en stadionlampen kiest of juist gebakken klinkers en sfeervolle lantaarns, dat is een politieke keuze met impact.’
Volgens Bijl ligt er dus ook verantwoordelijkheid bij inwoners. Stemmen op basis van landelijke sentimenten is verleidelijk, maar onverstandig. ‘Moet je je stemrecht gebruiken om je teleurstelling over Den Haag te uiten? En daarmee een minder goede uitspraak doen voor je eigen gemeente? Ik vind het nogal wat.’
In de podcast ging het ook over campagnebudgetten. Lokale partijen moeten het zonder rijkssubsidie stellen, terwijl landelijke partijen tonnen uitgeven aan advertenties. ‘Ik vind het onrechtvaardig dat lokale politieke verenigingen geen subsidie krijgen’, zei Bijl. Al lijken ze daar in de praktijk weinig last van te hebben: lokale partijen blijven groeien.
De podcast eindigt met een oproep aan twijfelende stemmers. Volg lokale politici op sociale media, bekijk stemhulpen, lees verkiezingsprogramma’s. En vooral: besef dat de gemeenteraad niet ver-van-je-bed is. ‘Met grote macht komt grote verantwoordelijkheid’, citeerde Bijl de oom van Spiderman. Die wijsheid geldt ook voor kiezers.
Bijl adviseert kiezers om niet alleen een stemwijzer te doen, maar ook goed na te denken over de onderwerpen en kandidaten. ‘Politiek gaat niet over of je ergens voor of tegen bent, maar over hoe je op dat standpunt bent gekomen.’
De opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen blijft een zorgpunt, vooral in steden als Rotterdam, waar in 2018 slechts 46,7 procent van de kiesgerechtigden ging stemmen. Socioloog Frank van Steenbergen wijst op wantrouwen in de politiek als belangrijke factor. Gemeenten proberen met extra communicatie de betrokkenheid te vergroten.
Naast de gemeenteraadsverkiezingen vinden in Rotterdam ook wijkraadsverkiezingen plaats. Jongeren vanaf zestien jaar mogen hieraan meedoen, zelfs als ze nog niet voor de gemeenteraad mogen stemmen. Stemmen kan dit jaar drie dagen lang: officieel op 16 maart, maar ook al op 14 en 15 maart op geselecteerde stembureaus.
Boomsma heeft zich in de afgelopen raadsperiode onder meer ingezet voor volkstuinders, woonbooteigenaren en de toeslagenouders. Zijn bekendste wapenfeit is zijn strijd tegen het erfpachtbeleid in Amsterdam, waardoor middeninkomens minder snel uit de stad verdreven werden. In de komende raadsperiode wil hij zich richten op het afvalprobleem in de stad, dat hij omschrijft als ‘Napolitaanse toestanden’.
Naast Boomsma ontving Eva de Bruijn (GroenLinks Eindhoven) een eervolle vermelding. Zij eindigde op de tweede plaats vanwege haar inspanningen om jongeren en studenten beter te betrekken bij de lokale politiek. Met initiatieven zoals een huurteam, dat al een ton aan onterechte huur terugvorderde, wist zij concrete resultaten te boeken.
De overige finalisten waren Dogukan Arif Ergin (DENK, Schiedam) en Nathalie Nede (ChristenUnie, Arnhem). De verkiezing werd maandagavond bekendgemaakt in talkshow M.