‘Democratie bestaat bij de gratie van het verschil. En ik zou willen beweren dat de essentie van democratie het erkennen van die verschillen is.’
Met die woorden zette John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, zijn publiek aan het denken tijdens het PvdA-congres op 11 juni 2022 in het NBC Congrescentrum. In zijn lezing over de staat van politieke participatie in Nederland schetste hij een zorgwekkend beeld. Hoewel Aristoteles de mens ooit omschreef als een ‘zoön politikon’ – een politiek dier – lijkt dat dier tegenwoordig met uitsterven bedreigd. De actieve politieke betrokkenheid is in een vrije val geraakt, en dat heeft grote gevolgen voor de democratie.
Bijl wees op de dalende opkomst bij verkiezingen. ‘De opkomst is alarmerend laag,’ stelde hij. ‘In Rotterdam ging slechts 38,9 procent van de stemgerechtigden naar de stembus, en in sommige wijken kwamen niet meer dan 5,5 procent van de kiezers opdagen.’ Volgens onderzoek blijft een grote groep thuis omdat ze de gemeentepolitiek niet begrijpen of niet weten wat raadsleden precies doen. Maar het probleem zit dieper. “Het is niet alleen het actief kiesrecht dat onder druk staat, het passief kiesrecht is er nog erger aan toe.”
Slechts een fractie van de Nederlanders stelt zich kandidaat voor een politieke functie. Hoewel er bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen een recordaantal kandidaten was (1.591), blijft dat slechts 0,012 procent van het electoraat. Op lokaal niveau is de situatie nijpend: hele afdelingen van partijen besluiten niet mee te doen aan verkiezingen omdat ze geen kandidaten kunnen vinden. ‘En van de mensen die zich kandidaat stellen, doet een groot deel dat tegen wil en dank – “lijstvulling” die soms onverwachts raadslid wordt,’ aldus Bijl.
Volgens hem ligt een groot deel van de verantwoordelijkheid bij de politieke partijen zelf. “In theorie kan iedereen zich kandidaat stellen, maar in de praktijk worden kieslijsten gevuld vanuit de eigen ledenbestanden van partijen.” Die ledenaantallen stellen echter weinig voor: Nederland telt zo’n 37.000 actieve leden van landelijke partijen, en een kleine 12.000 bij lokale partijen. Dat betekent dat er amper 40.000 mensen beschikbaar zijn voor 20.000 politieke functies. ‘Een keuze hebben van één op twee, dat is geen selectieproces meer, dat is een noodgreep.’
Het probleem van dalende participatie raakt ook de discussie over de mogelijke fusie tussen de PvdA en GroenLinks. In dat debat mist Bijl een fundamenteel element: politieke partijen zijn geen machtsvehikels, maar hebben als eerste taak het emanciperen en organiseren van hun achterban. ‘De grootte van een fractie bepaalt niet de macht, de kracht van de argumenten wel.’ Fusies, zo waarschuwde hij, kunnen averechts werken. ‘De geschiedenis laat zien dat gemeentelijke herindelingen vaak leiden tot een dalende opkomst. Waarom zou dat bij politieke partijen anders zijn?’
Het pleidooi van Bijl kwam uiteindelijk neer op een centrale boodschap: links zou niet moeten zoeken naar eenheidsworst, maar juist naar verscheidenheid. “Mensen willen wat te kiezen hebben. Pluriformiteit is een zege, niet een obstakel.” Democratie bloeit niet door verschillen te verdoezelen, maar door ze te erkennen en te benutten.
De lezing is hier terug te kijken. Lever lezen? De uitgeschreven tekst staat hier.
Geen ambtsketen, wel een witte jas uit het verleden. In Appingedam werd het echtpaar Bronts op hun 65-jarig huwelijk niet gefeliciteerd door de burgemeester, maar door raadslid John Veldt. Niet omdat de burgemeester verhinderd was, maar op speciaal verzoek van het paar zelf. Meneer Bronts was jarenlang patiënt bij Veldt, die vóór zijn raadswerk als uroloog werkte in het Delfzicht ziekenhuis. ‘Een betere dokter is d’r niet’, zegt hij met een grijns. ‘Al deed hij me soms wel pijn.’
De gemeente Eemsdelta had er geen moeite mee om Veldt als raadslid de officiële felicitaties te laten overbrengen. En dat is volgens John Bijl volkomen terecht: ‘Normaal gesproken worden de felicitaties overgedragen door de burgemeester,’ vertelt Bijl. Maar de Gemeentewet is er niet duidelijk over in welke hoedanigheid de burgemeester dat doet. Dat kan dus als voorzitter van de gemeenteraad zijn. Bij diens afwezigheid neemt een raadslid dat waar. ‘Ik vind het mooi dat hij zich laat vervangen door een raadslid.’
Sinds zijn pensionering zit Veldt in de gemeenteraad voor Lokaal Belang Eemsdelta. Dat hij nu ook als vervangend felicitatiespreker optreedt, vindt hij vooral eervol: ‘Ik zie dat als een soort waardering. Je bouwt een band op, dan is dit een bijzonder moment.’
Nel en Ronald Sørensen waren bij de gemeenteraadsverkiezingen van 16 maart gekozen voor de wijkraad van Oosterflank, maar tijdens de officiële installatie bleek hun VOG nog niet beschikbaar. Daarmee stonden ze buitenspel — voor nu. Ze zijn niet de enigen: twintig van de 291 nieuwgekozen wijkraadsleden moesten de beëdiging uitstellen om dezelfde reden.
Voor Ronald Sørensen is het niet slechts een administratieve hobbel, maar een principiële kwestie. ‘Daarmee ontneem je mensen het passief kiesrecht’, vindt de medeoprichter van Leefbaar Rotterdam. Ook voormalig raadslid Dries Mosch sluit zich daarbij aan: ‘Moet je je voorstellen dat je slachtoffer bent van de toeslagenaffaire, nog niet schoon bent verklaard en daarom geen VOG krijgt. Ik vind het een bezopen regel.’
De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om deze regels vast te stellen, maar zou er goed aan doen die nog eens kritisch tegen het licht te houden. Want als integriteit een randvoorwaarde is voor lokaal gezag, dan moet het gesprek daarover gaan — niet alleen over het verleden van mensen, maar juist over hoe zij met macht omgaan. Het is precies daar waar volksvertegenwoordiging meer vraagt dan bureaucratische checks. De vraag is dus niet wie een VOG heeft, maar wie het vertrouwen van de wijk verdient.
Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, ligt de oorzaak in de verschillende wettelijke kaders. ‘Een gemeenteraadslid valt onder de Kieswet, een wijkraadslid is formeel een verlengstuk van de gemeente. En die heeft bepaald dat er een VOG nodig is.’ Maar dat maakt het besluit niet logisch, aldus Bijl: ‘Ik snap heel goed dat mensen denken dat hier met twee maten wordt gemeten. Een VOG zegt iets over iemands verleden, maar niets over een moreel kompas.’
De zaak is inmiddels aangemeld bij de Rotterdamse Ombudsman. Niet omdat er vermoedens zijn van wangedrag, maar juist om het principe. Bijl: ‘Ik ben een groot voorstander van het voeren van gesprekken over integriteit, maar een VOG is daarvoor een ongeschikt instrument.’
Een andere bestuurscultuur: vrijwel elke fractie in De Bilt is vóór. Maar hoe doe je dat in een gemeente waar de afgelopen jaren gekenmerkt werden door gekrakeel, wantrouwen en politieke incidenten? De formateur werkt aan een minderheidscoalitie, terwijl een procesbegeleider met de raad toewerkt naar een breed gedragen raadsakkoord.
Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, zijn de intenties goed — maar waarschuwt hij voor al te grote verwachtingen. ‘Dat duurt gemiddeld twee tot drie raadsperiodes. Acht tot twaalf jaar. Dat vergt behalve geduld ook discipline, goede afspraken maken en regelmatig met elkaar evalueren.’
De term ‘raadsakkoord’ vindt hij bovendien ongelukkig gekozen. ‘In een akkoord zit opgesloten dat je het allemaal eens bent met elkaar. Dat kan niet in de politiek.’ Hij pleit daarom voor een raadswerkprogramma waarin niet de inhoud, maar de omgangsvormen worden vastgelegd. ‘Verschillen mogen er zijn en een stevig debat ook, maar spreek maar af hoe je die toonaangevende debatten gaat voeren.’
De gemeenteraad zelf is daarbij aan zet. ‘Iedereen die er al zat, was onderdeel van die oude cultuur. De raad is het hoogste orgaan van de gemeente en heeft de sleutel om de cultuur daadwerkelijk te veranderen.’
De roep om meer directe democratie klinkt steeds luider. Het correctief referendum, waarin kiezers achteraf wetsvoorstellen kunnen tegenhouden, wordt daarbij vaak gezien als ultieme uitdrukking van volksmacht. Maar volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is dat een te eenvoudige voorstelling van zaken. ‘Wie politieke macht terug wil geven aan de mensen, moet ook erkennen dat democratie méér is dan een optelsom van meningen.’
In het debat met SP’er Renske Leijten op BNR ontstond een pittige woordenwisseling. Waar Leijten het referendum ziet als een noodzakelijke correctie op politieke besluitvorming ‘die steeds verder van de burger is komen te staan’, waarschuwde Bijl juist voor de illusie van controle: ‘Het referendum versterkt eerder het wantrouwen dan de democratie. Het maakt van politiek een soort bestelmenu, waarin je achteraf dingen kunt terugsturen.’
Volgens Bijl ligt de echte uitdaging in het versterken van representatie. ‘Het werk van een volksvertegenwoordiger is niet alleen maar uitvoeren wat de meerderheid wil. Het is ook: minderheden beschermen, afwegingen maken, verantwoordelijkheid nemen. Juist dát maakt politiek gezagwaardig.’ Democratie vraagt om meer dialoog en debat, niet minder.
Toch toonde hij zich niet principieel tegenstander van referenda. ‘Ze kunnen een rol spelen, zeker bij fundamentele keuzes. Maar maak van het referendum geen symbool voor iets wat je eigenlijk via betere politiek moet oplossen.’
Steeds meer gemeenten kiezen bij de vorming van een nieuw college voor een externe informateur. Niet alleen om het formatieproces in goede banen te leiden, maar ook om vertrouwen te herstellen na een felle campagne of bestuurlijke spanningen. Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is dat een teken van politieke volwassenheid: ‘Met dank aan de kiezer is het formatieproces fundamenteel veranderd. Het woord macht bestaat niet meer.’
Een informateur doet meer dan inventariseren. ‘Je moet snappen hoe gemeentepolitiek werkt. En soms moet je gesprekken forceren om verder te komen’, aldus Bijl, die zelf als informateur optreedt in Zaanstad. Hij ziet hoe een goede gespreksleider de onderstroom zichtbaar kan maken: ‘De belangrijkste vraag is of er genoeg vertrouwen is en wat men elkaar gunt.’
Opvallend is dat gemeenten daarbij lang niet altijd kiezen voor een partijgenoot of zittend raadslid. Ook oud-burgemeesters, coaches of professionals van buiten de politiek worden ingezet. Toch blijven de meeste informateurs witte mannen met een politiek verleden. Lokale partijen, die juist flink wonnen bij de verkiezingen, zoeken naarstig naar alternatieven. ‘We hebben nog geen pool van informateurs’, zegt Winnie Prins van het Kennispunt Lokale Politieke Partijen, ‘maar misschien over vier jaar wel.’
Een zorgvuldige informatieronde is daarmee niet alleen een middel om tot een werkbare coalitie te komen, maar ook een moment om als raad te reflecteren op onderlinge verhoudingen. Of de informateur nu van buiten komt of uit eigen kring, uiteindelijk gaat het erom dat het gesprek open en eerlijk wordt gevoerd – met oog voor verschillen én gedeelde verantwoordelijkheid. Juist daarin ligt de sleutel voor een goed begin van de nieuwe raadsperiode.
Gemeentepolitiek-deskundige John Bijl stelt dat de beëdiging van de raadsleden woensdag niet correct is verlopen. De taak werd overgenomen door Jan van Dijk, die als langstzittend raadslid de afwezige burgemeester Foort van Oosten verving. Volgens de gemeente mocht hij deze rol vervullen tot de nieuwe raad was geïnstalleerd. Bijl weerspreekt dit echter: ‘Woensdagmorgen om 00.00 uur was hij, net als alle andere raadsleden in Nederland, zijn mandaat kwijt. Omdat hij niet als waarnemend burgemeester was benoemd, had hij de eed of belofte niet mogen afnemen.’
Elders in het land werd een soortgelijke situatie anders opgelost. In Hillegom benoemde de commissaris van de Koning in allerijl een waarnemend burgemeester om de installatie correct te laten verlopen. Vier jaar geleden gebeurde hetzelfde in Stadskanaal na overleg met het ministerie van Binnenlandse Zaken. In Nissewaard werd die stap niet gezet. Na een telefoontje van de provincie overlegde de gemeente alsnog met het ministerie, dat adviseerde om de beëdiging opnieuw te doen.
Burgemeester Van Oosten heeft de nieuwe raadsleden uitgenodigd om dinsdagavond alsnog officieel beëdigd te worden.
De motie werd uiteindelijk ingetrokken na heftige reacties van andere partijen en het college, waaronder burgemeester Gorter. In de uitzending van Omroep Flevoland benadrukt Bijl dat een demissionair college normaal gesproken al terughoudend is en dat de raad elkaar de komende vier jaar nodig heeft, waardoor het belangrijk is om onderling ongenoegen naast zich neer te leggen.
Zetel gehaald, maar bedankt voor de eer. In gemeenten als Zundert, Breda en Halderberge bleken meerdere versgekozen raadsleden na de verkiezingen geen plannen te hebben om hun plek in de raad daadwerkelijk in te nemen. Voor de stemmers een bittere pil: de naam waar zij hun vertrouwen aan gaven, verdwijnt zonder pardon van het politieke toneel.
‘Je stemt op iemand en vervolgens zie je hem of haar niet meer terug in de raad. Dat is toch teleurstellend?’, zegt John Bijl. Als directeur van het Periklesinstituut, dat gemeenteraden en burgemeesters begeleidt, noemt hij het onomwonden: ‘Het is een zware term. Maar ja, het is kiezersbedrog.’
In Zundert trokken drie kandidaten zich terug, waaronder iemand die dankzij voorkeurstemmen verkozen werd. In Halderberge besloot een kandidaat al een dag na de uitslag haar zetel niet te accepteren. En ook in Breda was het raak. Oud-politicus Klaas Dijkhoff, die als lijstduwer stemmen trok, nam zijn plek niet in.
Bestuurskundige Julien van Ostaaijen plaatst de nuance: ‘Het gebeurt omdat partijen hun lijsten aantrekkelijk willen maken. Soms weet een kiezer dat een kandidaat geen zetel ambieert.’ Toch erkent ook hij dat de praktijk het vertrouwen schaadt. ‘Kandidatenlijsten moeten bestaan uit mensen die daadwerkelijk bereid zijn verantwoordelijkheid te nemen.’
‘Als de helft van de lijst nepkandidaten zijn, die helemaal niet in de gemeenteraad willen, is dat ononverantwoord,’ zegt Bijl. Hij pleit ervoor dat partijen ‘kandidaten beter voorbereiden, veel selectiever zijn en liever kiezen voor een korter lijstje met mensen die graag de raad in willen’. Dat is volgens hem waar politieke geloofwaardigheid begint.
Naast de politieke versplintering baart de lage opkomst tijdens de verkiezingen zorgen. In veel gemeenten kwam niet meer dan 30 procent van de kiezers opdagen. Pieter Verhoeve, burgemeester van Gouda, benadrukt het belang van hogere opkomst en betrokkenheid: ‘We moeten er echt samen voor gaan zorgen dat de opkomst hoger wordt en dat mensen zich meer betrokken voelen bij de politiek.’