Een tweet van DENK-raadslid Hassan Buyatui leidt tot forse kritiek in de Almeerse gemeenteraad. Buyatui deelde een afbeelding van een interne gemeentemail over een mogelijk onderzoek naar radicalisering. In zijn bewerkte versie voegde hij een e-mailadres toe dat zou suggereren dat de mail afkomstig was van voormalig burgemeester Franc Weerwind. Volgens waarnemend burgemeester Ank Bijleveld is dat onjuist en misleidend. De raad nam daarop, op Buyatui en Forum voor Democratie na, een motie van afkeuring aan.
Buyatui betwist dat er sprake is van opzet. Hij zegt in de fout te zijn gegaan bij het reconstrueren van een deels gelakt gemeentelijk document. De afzender, onderwerp en ontvangers die hij zelf toevoegde, blijken onjuist. Volgens advocaat Marianne Bloos zou dit kunnen worden aangemerkt als valsheid in geschrift. Buyatui biedt zijn excuses aan: ‘Dit is niet mijn intentie geweest.’
John Bijl van het Periklesinstituut wijst erop dat een motie van afkeuring formeel weinig gevolgen heeft, maar politiek wel degelijk impact maakt. ‘Je trekt een streep van wat wenselijk is. Het vertrouwen van de raad in hem zal een kras opgelopen kunnen hebben.’
Deskundige John Bijl legt uit hoe de enquête werkt: wie ze instelt, wie er verhoord worden, waarom getuigen onder ede staan, en waarom het parlement zélf onderzoek doet — en niet een rechter of onderzoeksbureau. Een enquête gaat niet over schuld, maar over waarheid. En vooral: over de vraag wat er moet veranderen om fouten in de toekomst te voorkomen.
Samen met journalist Sheila Sitalsing, oud-Kamerlid Keklik Yücel en verslaggever Tristan Braakman bespreekt het panel de dubbele functie van dit middel: erkenning voor wat misging én inzicht in hoe het beter moet. De Groningse zaak is daarbij exemplarisch: van stroef toezicht en innige ministeriële banden met commerciële partijen tot bewoners die jarenlang niet geloofd werden. Maar de betekenis van de enquête reikt verder.
Wat deze aflevering duidelijk maakt, is dat parlementaire enquêtes niet zomaar een ritueel zijn. Ze zijn een essentieel onderdeel van de controlerende en normstellende taak van de Kamer. Niet om politieke tegenstanders onderuit te halen, maar om zichtbaar te maken waar het bestuur faalde — en welke lessen daaruit volgen. Ook als die lessen pas jaren later doorwerken in beleid, cultuur of wetgeving.
Een aflevering over de werking van parlementaire tegendruk, over de waarde van waarheidsvinding, en over het verschil tussen politieke verantwoordelijkheid nemen… en politieke verantwoordelijkheid voelen.
Het Kamergesprek: parlementaire debatten uitgelegd is de politieke talkshow om het parlementaire debat beter te begrijpen. Het Kamergesprek wordt gemaakt door ProDemos in samenwerking met Nieuwspoort.
De gemeente vroeg twee externe adviesbureaus om de complexe kwestie rond de centrale onder de loep te nemen. Eén van die bureaus wordt geleid door een voormalig wethouder van Steenwijk en een ex-jurist van de gemeente, die in 2018 nog betrokken waren bij hetzelfde dossier. Voor omwonenden is dat onverteerbaar. Zij vermoeden belangenverstrengeling en dreigen de gemeente inmiddels met een dwangsom wegens uitblijvende informatie.
Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut en deskundige op het gebied van overheidsintegriteit, is het gevoel van ongemak terecht: ‘Als je de kans loopt in het dossier dat je gaat onderzoeken je eigen opmerkingen of handtekening tegen te komen, dan kun je dat onderzoek echt niet zelf gaan doen. Puur om alle schijn van belangenverstrengeling te vermijden.’
Het gemeentebestuur wijst de kritiek van de hand. Volgens het college is zorgvuldig gehandeld en is het bureau gekozen op basis van ervaring. Maar in de gemeenteraad is dat niet voor iedereen voldoende. Een interpellatiedebat over de kwestie lijkt aanstaande. Zoals een raadslid het samenvat: ‘Dit zaakje stinkt — en dat is niet alleen vanwege de centrale.’
‘Deze vergadering draait om de besteding van 400 miljard euro aan belastinggeld. En toch besteden we een half uur van de zendtijd aan trolgedrag. Dat zegt alles over de geloofwaardigheid van het parlement op dit moment’, aldus Bijl in het BNR-programma Breekt.
Hij wijst erop dat de essentie van het parlementaire debat niet het uitvergroten van meningsverschillen is, maar het zichtbaar maken van politieke afwegingen. ‘Als we in de Kamer samenzweringstheorieën en persoonlijke beledigingen normaal gaan vinden, raken we het fundament van onze democratische rechtsstaat kwijt. Democratie betekent dat we in gesprek blijven over wezenlijke verschillen van inzicht – en dat gesprek verdraagt geen laster of intimidatie.’
Volgens Bijl is het parlement geen bokswedstrijd en moeten Kamerleden beseffen wat er op het spel staat. ‘Als mensen elkaar de maat nemen alsof het een wedstrijd is, vergeten ze dat het om onze publieke middelen en onze toekomst gaat.’
Het debat over omgangsvormen is inmiddels opnieuw op de agenda gezet, met een aangekondigd overleg over het Reglement van Orde. Maar of nieuwe regels genoeg zijn om het tij te keren, is de vraag. ‘We kunnen dit wel blijven benoemen als “de toon van het debat”, maar uiteindelijk gaat het over politieke verantwoordelijkheid. Wie de democratie vertegenwoordigt, moet haar ook beschermen.’
Het Amersfoortse stadhuis zou oorspronkelijk 75 miljoen euro kosten, maar door inflatie en stijgende bouwkosten ligt de teller inmiddels op 118 miljoen. Het patroon is bekend: extra eisen, onverwachte prijsstijgingen en de neiging van overheden om kosten te optimistisch in te schatten. ‘De raad had beter moeten worden geïnformeerd over de risico’s. De boel wordt vaak te rooskleurig bekeken, en raadsleden hebben het al druk genoeg,’ stelt Bijl.
Deskundigen zoals Peter Verheij waarschuwen dat verdere kostenstijgingen waarschijnlijk zijn. ‘Bijna altijd moet er later nog extra geld bij.’ Toch is het risico niet uniek voor gemeenten. ‘Ook grote bedrijven moeten geregeld geld bijleggen,’ zegt Bijl. Het verschil? Publieke projecten liggen onder een vergrootglas.
De gemeenteraad moet binnenkort beslissen of het extra bedrag wordt toegekend. Sommige partijen pleiten voor het schrappen van ambities, anderen wijzen op de noodzaak om niet te vertragen. Bijl benadrukt dat transparantie cruciaal is: ‘Als je kiest voor extra kosten, leg dat dan goed uit aan de inwoners. In Almelo werd duidelijk gemaakt waarom een nieuw stadhuis nodig was.’
Een belangrijke oorzaak van deze toename is de versplintering van het politieke landschap, waardoor meer partijen nodig zijn om een coalitie te vormen. Elke partij streeft daarbij naar een eigen wethouder. In Hollands Kroon, bijvoorbeeld, groeide de coalitie van drie naar vijf partijen, wat resulteerde in extra kosten van ongeveer 150.000 euro per jaar aan wethouderssalarissen. Dit patroon herhaalt zich in 16 andere Noord-Hollandse gemeenten, wat gezamenlijk leidt tot een jaarlijkse stijging van 1,3 miljoen euro aan salariskosten.
Oud-wethouder en trainer bij het Periklesinstituut, Michiel van der Eng, uit zijn zorgen over deze ontwikkeling: ‘Je ziet dat de eerste reflex van partijen is om de uitslag te verzilveren met een wethouderspost en een stem aan tafel, terwijl je meer naar de competenties van een wethouder zou moeten kijken.’ Hij benadrukt dat het streven naar een eigen wethouder per partij kan leiden tot bestuurlijke fragmentatie en verhoogde kosten, zonder dat dit de effectiviteit ten goede komt.
Den Helder illustreert de mogelijke gevolgen van een dergelijke fragmentatie. Daar bestaat de coalitie uit acht partijen met zeven wethouders, wat volgens Van der Eng kan leiden tot een onbestuurbare gemeente: ‘Ze zijn niet bezig met het besturen van de gemeente, maar met het eigen partijprogramma in stukjes te realiseren.’ Deze situatie kan resulteren in een ‘vechtcollege’ dat weinig bereikt.
Een alternatief benadering wordt gehanteerd in Bergen, waar is gekozen voor een raadsbreed akkoord in plaats van een traditionele coalitie. Alle partijen hebben bijgedragen aan dit akkoord, en de vier wethouders zijn geselecteerd op basis van competenties, ongeacht politieke affiliatie. Van der Eng prijst deze aanpak: ‘Dat vind ik een moedige stap. Ik hoop en gun het ook dat Bergen een mooi team krijgt.’
Daarnaast is er een toename van deeltijdwethouders; meer dan een derde van de Noord-Hollandse gemeenten heeft parttime wethouders in dienst. Dit komt deels door wettelijke beperkingen op het aantal fulltime wethouders. Van der Eng plaatst hier kanttekeningen bij: ‘Wethouder ben je niet in deeltijd… Ik zou me in m’n pak genaaid voelen als je een halve baan wordt gegund.’ Hij suggereert dat deeltijdwethouderschap kan leiden tot verminderde zichtbaarheid en effectiviteit.
Deze ontwikkelingen roepen belangrijke vragen op over de balans tussen politieke representatie en bestuurlijke efficiëntie. Het streven naar inclusiviteit en vertegenwoordiging moet worden afgewogen tegen de noodzaak van een slagvaardig en kosteneffectief bestuur. Gemeenten staan voor de uitdaging om structuren te vinden die zowel democratische legitimiteit als effectieve besluitvorming waarborgen.
Michiel van der Eng van het Periklesinstituut plaatst vraagtekens bij de effectiviteit van zo’n breed college: ‘Meer wethouders betekent niet per se meer slagkracht. Sterker nog, het kan zelfs averechts werken. De lijnen tussen de wethouders moeten kort blijven, anders heb je straks meer coördinatie dan daadkracht.’
Dat de versplintering in de gemeenteraad leidt tot een college met een breed samengestelde coalitie, is volgens Van der Eng een herkenbare trend: ‘Je ziet steeds vaker dat er een college wordt samengesteld op basis van aantallen in plaats van een duidelijke visie.’
De vraag blijft of deze constructie in Hoorn daadwerkelijk leidt tot stabiel bestuur. Van der Eng ziet zowel risico’s als mogelijke voordelen, maar waarschuwt: ‘Een extra wethouder lost niet per se de bestuurlijke problemen op.’
‘Dan hoor je gewoon je mond te houden’, reageert John Bijl, directeur van het Periklesinstituut. ‘Als je als minister het regeringsbeleid niet kunt verdedigen, dan moet je opstappen. Punt.’ Bijl wijst op de staatsrechtelijke verwarring die ontstaat wanneer bewindspersonen campagnevoeren tegen hun eigen afspraken. ‘Dat is niet alleen verwarrend voor de kiezer, maar ook voor het parlement. Want wie spreek je dan nog aan op dat beleid?’
Bijl wijst erop dat Mona Keijzer ontslagen werd toen ze zich uitsprak tegen het coronabeleid van dit kabinet. ‘Hoestra had net zo goed ontslagen moeten worden,’ zegt Bijl. ‘Want je kunt niet én aan het stuur zitten én tegelijkertijd zeggen dat je het roer niet vertrouwt.’
Volgens Bijl is het geen incident, maar een terugkerend patroon: politici die zich bedienen van retoriek om het eigen gezicht te redden, ten koste van het gezag van de instituties. ‘Je hoeft het beleid niet perfect te vinden, maar wie lid is van het kabinet, moet het wel gezamenlijk verdedigen. Anders ondermijn je het hele idee van collectieve verantwoordelijkheid.’
Toch wil Bijl optimistisch blijven: ‘We moeten niet doen alsof het politieke systeem zelf failliet is. Maar het vraagt wél om politici die hun rol serieus nemen – en bereid zijn om het vertrouwen dat zij vragen, ook waar te maken.’
De politieke chaos in Den Haag raakt niet alleen de onderlinge verhoudingen binnen het kabinet, maar ook die met de decentrale overheden. ‘Gemeenten vragen om een duurzame oplossing voor asielzoekerscentra. Die komt er maar niet’, aldus John Bijl. Ook provincies voelen zich onvoldoende serieus genomen in hun inzet voor stikstofbeleid. Volgens Bijl is het vertrouwen in het kabinet daarmee ernstig beschadigd: ‘Dat vertrouwen groeit ook niet zomaar terug. Kom eerst maar eens met fatsoenlijke regels, fatsoenlijke financiering en fatsoenlijke mogelijkheden. Dan praten we daarna wel verder over vertrouwen.’
Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is deze groei niet altijd inhoudelijk te verantwoorden. ‘Het is potsierlijk: iedereen wil een eigen poppetje in het college.’ Griffiers en bestuurders wijzen er echter op dat het takenpakket van gemeenten ook groeit, bijvoorbeeld door de energietransitie en stikstofmaatregelen.
In sommige gemeenten leidt de toename van wethouders tot felle kritiek. In Amersfoort groeide het aantal wethouders in korte tijd van vijf naar acht, met bijbehorende kosten. Oppositiepartijen noemen dit onverantwoord. ‘Deze mensen zijn niet aangenomen omdat ze nodig waren, maar om tegemoet te komen aan de wensen van de coalitiepartners,’ stelt Denk-fractievoorzitter Tahsin Bülbül.
Naast de stijging in het aantal wethouders valt ook op dat in 83 gemeenten uitsluitend mannelijke wethouders zijn benoemd. In grote gemeenten als Enschede en Westland bestaat het bestuur enkel uit mannen. Dit staat in schril contrast met de landelijke politiek, waar diversiteit in besturen juist steeds meer wordt benadrukt.
In een recente discussie over de toekomst van progressieve politiek benadrukte John Bijl het belang van samenwerking tussen partijen, maar ook van een bredere focus dan alleen machtsvorming. Hij stelde dat een fusie tussen PvdA en GroenLinks kan bijdragen aan een sterker progressief blok, maar waarschuwde dat politieke participatie daarbij niet uit het oog verloren mag worden.
Volgens Bijl zou de aandacht van partijen meer moeten uitgaan naar het betrekken van burgers bij de politiek, in plaats van enkel strategische posities te verzekeren in bijvoorbeeld de Eerste Kamer. ‘Het gaat er niet om hoeveel zetels je hebt in de senaat, maar of je erin slaagt mensen mee te nemen in het politieke proces,’ zo stelde hij.
Hij wees op eerdere samenwerkingen op lokaal niveau als bewijs dat gezamenlijke inzet zowel haalbaar als effectief kan zijn. De uitdaging ligt volgens hem in het verenigen van verschillende partijculturen, maar gedeelde waarden bieden daarvoor een stevige basis. Bijl concludeerde dat progressieve partijen niet alleen moeten samenwerken om politiek sterker te staan, maar vooral om de betrokkenheid van burgers te vergroten en democratie levend te houden.
In de discussie over de toekomst van de progressieve politiek kwamen verschillende perspectieven naar voren. Oud-PvdA-leider Ad Melkert uitte zijn zorgen over een mogelijke fusie tussen PvdA en GroenLinks, stellende dat zo’n samensmelting het sociaaldemocratische karakter van de PvdA zou kunnen verwateren en dat de partij zich beter kan richten op het politieke midden. Andere sprekers benadrukten juist de voordelen van een fusie, zoals een sterker gezamenlijk front tegen rechtse partijen en een effectievere vertegenwoordiging van progressieve waarden. Er werd ook gewezen op succesvolle lokale samenwerkingen als voorbeeld voor landelijke integratie. Tegelijkertijd werd erkend dat verschillen in partijculturen en -prioriteiten uitdagingen kunnen vormen bij een eventuele fusie.