Oirschotse ambtenaar niet in Eindhovense raad

De Oirschotse ambtenaar Ed Winters ziet af van zijn raadszetel. De VVD’er zou deze maand worden geïnstalleerd, maar zijn werkgever de gemeente Oirschot concludeerde dat zijn hoofdfunctie daarmee ‘onverenigbaar’ is.

Dergelijke samenloop is onoverkomelijk, zegt ook John Bijl tegen Binnenlands Bestuur. ‘Dubbele petten en belangen zijn inherent aan het raads- en Statenlidmaatschap,’ legt hij uit. Raads- en Statenleden zijn immers parttime volksvertegenwoordiger en hebben vaak een andere functie naast het raads of Statenwerk. Ook privé kunnen er conflicterende belangen zijn, bijvoorbeeld omdat je actief bent in het verenigingsleven. Juist daarom is het verstandig om zelf ook een goed beeld te hebben van je professionele én particuliere belangen, zegt Bijl.

De gemeente Oirschot kan Winters niet verbieden om raadslid te worden, zegt Bijl, ‘maar ze hebben hem ongetwijfeld verteld dat het in zijn huidige functie niet kan, omdat ze dan conflicterende belangen vrezen’.

De gemeente Den Haag liet in 2022 twee wijkgerichte burgerberaden plaatsvinden, in het Statenkwartier en in Laakkwartier/Spoorwijk. Via een gewogen loting kregen 8.596 mensen een uitnodiging om mee te denken over klimaatmaatregelen. In totaal deden 135 mensen mee. Ondanks uitnodigingen in meerdere talen en een op papier representatieve selectie, kwamen vooral hogeropgeleide, al betrokken bewoners opdagen. In Laak bijvoorbeeld is 21 procent van de bewoners hoogopgeleid, maar in het burgerberaad was dat 93 procent.

Volgens onderzoek van de Haagse Hogeschool is dat geen toeval. In wijken met veel laaggeletterden sluit een intensieve gespreksvorm over abstracte onderwerpen nauwelijks aan. Ook bewoners die sceptisch zijn over klimaatverandering of minder vertrouwen hebben in de overheid, blijven vaker weg. De opzet bereikt daardoor zelden de hele wijk.

‘Je moet ook accepteren dat er mensen zijn die liever iets anders doen en het aan anderen overlaten’, zegt Bijl. ‘Het is wat het is.’

De burgerberaden schreven elk een reeks aanbevelingen die volgende week worden besproken in de raad. De gemeente spreekt van een leerervaring en kijkt naar herhaling in andere wijken. Een woordvoerder: ‘Een eventuele volgende keer kunnen we misschien ook kijken naar opleiding en migratieachtergrond.’

Volgens John Bijl, adviseur en coach van burgemeesters, zou een non-binaire burgemeester ‘veel kunnen doen voor de acceptatie van non-binaire personen’. Tegelijkertijd wijst hij op de complexiteit van de rol: ‘Ik voel mij niet deskundig genoeg om mij volledig te mengen in het debat versus gender en geslacht.’ In gemeenten waar traditionele denkwijzen domineren, zou het volgens hem ‘moeilijk’ kunnen zijn om in zo’n sleutelpositie stand te houden in een gepolariseerde discussie.

LHBT+HW-oprichter Ander Mari Opmeer, die zich zelf als non-binair identificeert, waardeert de ruimte die met deze uitspraken wordt geboden. ‘De persoon die dit zegt, heeft duidelijk oog voor de mogelijkheden. Waarvoor dank.’ Tegelijkertijd waarschuwt hen dat de selectie van een burgemeester altijd op kwaliteit moet blijven berusten: ‘Je zegt ook niet: we zoeken een nieuwe burgemeester, maar diegene moet dan wel van kleur zijn.’

Pahladsingh bevestigde daags na de presentatie dat ‘kwaliteit boven gender’ blijft staan. De Hoeksche Waard zou zich niet bezighouden met identiteitspolitiek, aldus een gemeentewoordvoerder. ‘We zoeken gewoon de beste persoon voor de baan. Punt. Uit.’

Toch is het opvallend dat deze expliciete ruimte voor een non-binair persoon in een officiële setting wordt benoemd. Wat in andere gemeenten wellicht onbesproken blijft, wordt hier zonder aarzeling uitgesproken. Of het ook leidt tot een daadwerkelijk precedent – dat zal afhangen van de sollicitanten én van het vermogen van de raad om verder te kijken dan de vertrouwde hokjes. Want, zoals John Bijl terecht opmerkt: ‘Waarom ook niet?’

Raadslid Narsingh Balwantsingh (PvdA) vertelt dat hij zijn baan heeft opgezegd om zich volledig op het raadswerk te kunnen richten, maar dat dit financieel nauwelijks haalbaar is. Hij pleit voor een structurele oplossing om de werkdruk te verlagen en de functie aantrekkelijker te maken voor mensen met diverse achtergronden.

Ook fractievoorzitter Ellen Verkoelen (50PLUS) ervaart de combinatie van raadswerk en haar eigen bedrijf als zwaar. Ze benadrukt dat de huidige vergoeding niet in verhouding staat tot de geleverde inspanning en dat dit ten koste gaat van de diversiteit binnen de raad.

De Vereniging van Griffiers en de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden erkennen het probleem en pleiten voor een herziening van het vergoedingssysteem. Ze stellen voor om de vergoeding te verhogen of het raadswerk anders in te richten, zodat het beter te combineren is met andere werkzaamheden.

Het Periklesinstituut ondersteunt deze oproep en benadrukt het belang van een diverse en representatieve gemeenteraad. Directeur John Bijl stelt: “Het is essentieel dat het raadswerk toegankelijk is voor iedereen, ongeacht achtergrond of financiële situatie. Een herziening van het vergoedingssysteem kan daarbij helpen.”

De discussie over de werkdruk en vergoeding van raadsleden is niet nieuw, maar krijgt door de huidige signalen uit Rotterdam opnieuw aandacht. Het is aan de landelijke politiek om hierop te reageren en eventuele maatregelen te treffen.

In het Gelredome doen lijsttrekkers hun best om indruk te maken, maar echte zwevende kiezers zijn in geen velden of wegen te bekennen. ‘Hier ga ik de verkiezingen niet winnen’, verzucht PvdA’er Peter Kerris. En hij heeft gelijk. Want de debatten die de afgelopen weken door heel Gelderland zijn gevoerd, trokken vooral de eigen achterban. Of mensen uit de sector waar het over ging: sport bij sport, natuur bij natuur.

Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is dat een bekend patroon. ‘Ik verwijt organisatoren dat ze vaker debat organiseren voor zichzelf dan voor de kiezers’, zegt hij. Niet omdat hij tegen debatten is — integendeel: ‘Ze zijn de essentie van de democratie.’ Maar dan moet het debat wél ergens over gaan. ‘Een goed debat over een beperkt aantal onderwerpen kan heel veel bereiken. Maar we organiseren ze vaak niet zo goed.’

Kennis maken of bevestiging zoeken

Bijl wijst op de beperkte opzet van veel verkiezingsdebatten. Te veel onderwerpen, te weinig diepgang — en bovenal: te weinig onverwachte ontmoetingen. ‘Als een debat niet goed gevoerd wordt, dan levert het ook weinig op om over te vertellen.’ En juist daar zit vaak de impact: via media of sociale kanalen. Maar als het gesprek op het podium niet verrast of raakt, blijft ook de campagne plat.

Politicoloog Peter van der Heuvel vult aan dat veel kiezers niet meer langdurig verbonden zijn aan één partij. ‘Als je steeds campagne voert op losse maatregelen, dan kijkt de kiezer per verkiezing wat hem of haar aanspreekt.’ Het gevolg: partijen lijken steeds meer op elkaar, en het onderscheid verdwijnt in de details.

Geen cynisme, maar keuzestress

De twijfelende kiezer is niet per se afgehaakt — maar ziet door het aanbod de keus niet meer. Onderzoek van I&O laat zien dat met name traditionele VVD- en CDA-stemmers vaker twijfelen dan vroeger. Dat is logisch, zegt onderzoeker Peter Kanne. ‘Er zijn steeds meer partijen die op elkaar lijken, zowel op links als op rechts.’

En de verkiezingsmarkt, met folders, paaseitjes of poffertjes? Die helpt hooguit bij het bevestigen van een bestaande voorkeur. Maar wie écht nog zoekend is, wil houvast — een verhaal dat klopt. Geen verleiding, maar verbinding. Geen slogans, maar inhoud.

De les voor politici is dan ook duidelijk: een goed debat begint niet bij de spreker, maar bij het luisteren naar wie er nog niet overtuigd is. Juist dáár ligt de ruimte om verschil te maken.

Met het oog op de Provinciale Statenverkiezingen, die indirect bepalen hoe de Eerste Kamer eruit komt te zien, gaan deskundige John Bijl, oud-senator Hanneke Gelderblom, parlementair historicus Bert van den Braak en journalist Sheila Sitalsing in gesprek over de macht, de terughoudendheid en het karakter van ‘de kamer van heroverweging’.

Wat deze aflevering laat zien: de Eerste Kamer is méér dan een laatste horde. Ze controleert of wetten passen binnen ons rechtssysteem, beoordeelt de uitvoerbaarheid en weegt grondrechten tegen elkaar af. Vaak met meer rust en minder camera’s dan in de Tweede Kamer — en juist daarom van grote waarde.

Oud-senator Hanneke Gelderblom deelt hoe zij wetten toetste aan de praktijk van het dagelijks leven, en hoe haar fractie in overleg met ambtenaren bepaalde wetsartikelen kon bijsturen — niet met amendementen, maar via het instrument van de novelle: een belofte van de minister om de wet later alsnog aan te passen.

De aflevering laat ook zien hoe zeldzaam moties zijn in de Eerste Kamer — maar juist daardoor krachtiger. En hoe de politieke rol van de Kamer sinds 2010 toeneemt, doordat kabinetten geen vanzelfsprekende meerderheid meer hebben. Een eerste Kamer die zich politiek opstelt, kan daarmee aan invloed winnen — maar loopt ook het risico haar inhoudelijke gezag te verspelen.

Een les in tegenmacht, wetstechniek en institutionele elegantie — met historische verdieping én een vleugje ironie. En het nut van de Eerste Kamer, zoals John Bijl het formuleert: ‘Soms is het goed dat er iemand bij de kassa staat die je vraagt of je dat bakje afgeprijsd snoepgoed écht nodig hebt.’

Het Kamergesprek: parlementaire debatten uitgelegd is de politieke talkshow om het parlementaire debat beter te begrijpen. Het Kamergesprek wordt gemaakt door ProDemos in samenwerking met Nieuwspoort.

‘De ene groep wil het waterpeil hoog houden om verzakking te voorkomen, de ander – vaak boeren – wil het juist lager vanwege de oogst’, aldus Bijl. ‘Die belangen botsen. De beste oplossing is dan meestal niet de perfecte, maar wel een die voor iedereen acceptabel is. En precies daarom stemmen we.’

Dijkgraaf Jan Bonjer (waterschap Hollandse Delta) sluit zich daarbij aan. Hij wijst op de lange adem die nodig is in het waterbeheer. ‘Wij moeten nadenken over hoe Nederland er in 2100 bijligt. Niet over wat morgen in het nieuws komt.’ Bonjer pleit voor betrokkenheid van burgers en benadrukt dat democratisch gelegitimeerde keuzes essentieel zijn: ‘We geven jaarlijks honderden miljoenen euro’s uit aan dijkversterking. Daar moet draagvlak voor blijven.’

Toch is het waterschapsbestuur voor veel mensen een blinde vlek. Dat komt volgens Bijl niet doordat het onbelangrijk is, maar omdat het zich zelden opdringt. ‘Zonder incidenten of relletjes is het lastig campagne voeren. Maar juist de sluizen, gemalen en algoritmes die je níet ziet, bepalen onze veiligheid.’

Een boer uit het luisterend publiek verwoordde het treffend: ‘De verkiezingen moeten blijven – niet ondanks, maar juist vanwege het feit dat ze nog niet democratisch genoeg zijn. Maak het waterbestuur inzichtelijker en eigentijdser.’ Of zoals Bijl het samenvat: ‘We stemmen niet omdat alles eenvoudig is, maar omdat het ingewikkeld is.’

Uit onderzoek van Kieskompas en de regionale omroepen blijkt dat slechts drie op de tien inwoners zich verbonden voelt met de provincie. Tegelijkertijd zegt een meerderheid al te weten op welke partij ze gaat stemmen bij de Provinciale Statenverkiezingen. Maar de thema’s waarop mensen hun keuze baseren, blijken vaak niet provinciaal van aard. ‘Zorg, asiel en energiearmoede zijn belangrijke onderwerpen, maar daar gaan provincies nauwelijks over’, aldus Bijl. ‘Door daarop te stemmen bij deze verkiezingen doe je jezelf te kort.’

De oorzaak? Een overmaat aan Haagse aandacht, denkt hij. Debatten op televisie draaien om landelijke kopstukken, zoals Mark Rutte of Geert Wilders, terwijl zij geen kandidaat zijn bij de verkiezingen. ‘Dat is eigenlijk gewoon misinformatie. Je stem heeft geen invloed op het asielbeleid, maar wél op het openbaar vervoer of de energietransitie in jouw provincie.’

Ook de zichtbaarheid van de provincie zelf laat te wensen over. In Zuid-Holland, waar grote steden als Rotterdam en Den Haag het regionale beleid domineren, zijn de lijntjes met het provinciebestuur lang. ‘Je hebt als inwoner het gevoel dat je er weinig mee te maken hebt’, zegt Bijl. ‘Dat maakt het lastig om betrokken te zijn.’

De Zuid-Hollandse provinciale politiek scoort dan ook een mager 5,5 als rapportcijfer. Slechts een handvol inwoners kan een naam noemen van een Statenlid, gedeputeerde of de commissaris van de Koning. Het roept de vraag op: wie bestuurt de provincie eigenlijk – en in wiens belang?

Toch ziet Bijl ook hier kansen. ‘Juist omdat veel mensen twijfelen en zich niet verbonden voelen, is er ruimte om die band opnieuw vorm te geven. Provinciale politiek hoeft niet onzichtbaar te zijn – als we maar beter uitleggen wat ze doet.’

Terwijl provincies steeds vaker aan de knoppen zitten bij gevoelige dossiers als stikstof, woningbouw en energie, blijft het toezicht op integriteit achter. Dat blijkt uit onderzoek van de Volkskrant en Open State Foundation. De verschillen zijn groot: slechts drie provincies hebben een recent geactualiseerde gedragscode, en nergens worden afspraken van gedeputeerden met belangenbehartigers actief openbaar gemaakt.

‘Dat nadenken over integriteit moet je stimuleren’, zegt John Bijl, directeur van het Periklesinstituut. ‘Haal het taboe eraf door er aan het begin van een bestuursperiode over te spreken.’

De meeste provincies laten gedeputeerden zelf bepalen of ze kunnen meestemmen bij mogelijke belangenverstrengeling. Slechts een enkele provincie heeft een openbaar register voor geschenken of nevenfuncties. En terwijl bewindspersonen straks wettelijk twee jaar moeten wachten voor ze weer zakelijke contacten mogen hebben met hun ministerie, volstaat in de meeste provincies nog een jaar afkoelperiode – als daar überhaupt afspraken over zijn gemaakt.

Toch wijst Bijl erop dat het verschil niet alleen in regels zit, maar vooral in cultuur. ‘In Flevoland, met slechts negen gemeenten, zitten bestuurders veel dichter op elkaar dan in Zuid-Holland. Ook dat heeft invloed op hoe men met integriteit omgaat.’

De Open State Foundation pleit voor meer landelijke richtlijnen, zodat de verschillen kleiner worden. Kamerleden Laurens Dassen en Pieter Omtzigt hebben daartoe al voorstellen gedaan. Maar wie denkt dat regels alleen voldoende zijn, vergist zich. ‘Het aanscherpen van de regels zal niet veel meer uithalen’, aldus Bijl. ‘Risico’s ontstaan als mensen niet over integriteit hebben nagedacht.’

Provinciale Staten moeten daarom een gesprek blijven voeren. Bijvoorbeeld bij de installatie van een nieuw college. Integriteit is geen checkbox op een formulier, maar een gedeelde verantwoordelijkheid. Provincies zijn gebaat bij afspraken over transparantie, en bij bestuurders die zich rekenschap geven van hun publieke rol – en wie daar allemaal op in probeert te spelen.

Vaktijdschrift Ag Connect analyseerde verkiezingsprogramma’s voor de Provinciale Statenverkiezingen. Het viel op dat digitale veiligheid nauwelijks voorkomt. Bijl snapt dat IT geen verkiezingstrekker is. ‘Informatieveiligheid is voor alle provincies een minimumvereiste. Daar zal niemand tegen zijn. Maar de politieke vraag is: hoeveel wil je erin investeren?’ Volgens hem wordt IT in de praktijk vaak onderschat, terwijl incidenten – van gehackte sluizen tot Chinese camera’s – aantonen hoe kwetsbaar de digitale infrastructuur is.

De uitdaging is volgens Bijl niet alleen technisch, maar ook bestuurlijk. ‘Het gaat om uitlegbaarheid en vertrouwen. Je kunt als politieke partij niet alles overlaten aan de uitvoering.’ Daarom zou IT vaker onderwerp van debat moeten zijn in Provinciale Staten – ook al levert het geen stemmen op, wel degelijk publieke verantwoordelijkheid.