Een stem op de minister-president is schadelijk voor de democratie

‘Als het niet Rutte wordt, wie is dan het alternatief?’ stond er dit weekend in een advertentie in de kranten. Naast de retorische bedoelde woorden stond geen multiple choice maar het glanzende hoofd van D66-leider Alexander Pechtold. De bedoeling van de advertentie van de Democraten is duidelijk: woensdag wordt u door hen niet verzocht om voor de Tweede Kamer te kiezen, maar een uitspraak te doen over het premierschap voor de komende regeerperiode. ‘Deze verkiezingsstrijd gaat vooral over wie er eerste minister wordt,’ zo vertelde een D66-woordvoerder nu.nl al eerder.

D66 is niet de eerste partij waar de kandidatuur voor het premierschap belangrijker is geworden dan het kiezen van de volksvertegenwoordiging. Rutte, Asscher, Wilders, Klaver, Buma – het is hen en hun partijen allemaal om het kabinet te doen en niet meer om de Kamer.

De gedachte dat de kiezer op 15 maart bepaalt wie de premier wordt, is vanuit staatsrechtelijk oogpunt natuurlijk kolder. Pas nadat de kiezer zich heeft uitgesproken over wie het volk de komende jaren vertegenwoordigt, is het aan deze honderdvijftig Tweede Kamerleden, als hoogste orgaan van het land, om aan te wijzen wie ons bestuurt.

Dat is de gemákkelijke reactie. De premierspreoccupatie van kiezer én gekozene in deze campagnetijd is meer dan alleen juridisch onzinnig; ze is ook schadelijk voor de democratie.

WC-eend-praatjes

Het alleen maar hebben over het premierschap leidt de kiezer af van politieke inhoud. In plaats van een goed debat over de verbetering van de zorg, het reorganiseren van de belastingen of de mate van samenwerking met andere landen op dit continent, verworden politieke debatten tot ver-plaswedstrijdjes over premierwaardigheid en een aaneenschakeling van wc-eend-praatjes waar kiezers eerder goed gefrustreerd dan goed geïnformeerd uit komen.

Zo is democratie niet bedoeld. Wij, burgers, worden gevraagd met onze stem een oordeel te geven over hoe we dit land naar de toekomst willen brengen. Wilt u snel investeren in groene energie? Stem híer. Wilt u dat straffen strenger worden? Stem dáár. Met onze keuze voor de Kamerleden wordt enige mate van inhoudelijke betrokkenheid gevraagd bij het landsbestuur en niet de mijn-papa-is-de-grootste-slag die politieke partijen er nu van maken.

Die dreun die de democratie in deze campagne wordt uitgedeeld, zal tot na de verkiezingen te voelen zijn. Na een ongetwijfeld pittige formatie zullen vooral politieke kopstukken toetreden tot een kabinet. Ervaring uit de politieke geschiedenis van het land én van gemeenten leert dat een regering waar vooral lijsttrekkers tot het bestuur zijn toegetreden nou niet de meest dualistische periodes oplevert. Dat betekent dat ministers vooral bezig zijn met het knevelen van hun fracties om de door hen in bestuurskamertjes bekokstoofde compromissen maar in stand te houden, in plaats van dat de Kamer delibereert wat er moet gebeuren en waarom dat de beste oplossing is. Het debat zal ook ná de verkiezingen diep worden gesmoord.

De kiezer denkt dan wel een verstandige keuze te hebben gemaakt door op een in zijn ogen competente kandidaat voor het premierschap te hebben gestemd, maar na de verkiezingen kan hij slechts toekijken hoe hij met zijn eigen democratie monddood is gemaakt.

Gelukkig is het nog te vroeg voor ‘eigen schuld, dikke bult’. U kunt deze neerwaartse spiraal keren door bij de komende Tweede Kamerverkiezingen uw stem anders uit te brengen. Stem níet op de lijsttrekker, maar op een lager geplaatste kandidaat. Eén waarvan u het idee heeft dat hij of zij het harde politieke handwerk in de Kamer aankan en het debat, namens u, met zijn mede-gekozenen aangaat.

De schok die door het politieke establishment gaat als de kiezer de lijsttrekkers massaal links laat liggen is wat onze democratie nodig heeft. Hopelijk geneest het onze politici van de bestuursfixatie die onze democratie zo in de nekklem heeft – en gaat de aandacht weer naar de volksvertegenwoordiging.

Heel schokkend was het allemaal niet, maar het haalde wel de krantenkoppen. VVD-bestuursvoorzitter Henry Keizer vindt dat er een kiesdrempel moet komen om kleine partijen uit de Kamer te weren. De conservatief is bang voor versnippering en vreest dat het vormen van een coalitie moeilijk wordt.

Keizer verwijst naar een tendens die al jaren aan de gang is. Steeds vaker kijkt de ontzuilde kiezer buiten geïnstitutionaliseerde partijen en vreest niet voor een experiment. Dan gaat de stem naar de Partij van de Dieren, de Rotterdamse jonge moslimbeweging NIDA of naar kleine lokale politieke groeperingen. Dat drie of meer lokale partijen zitting hebben in de gemeenteraad is allang niet meer uitzonderlijk.

VVD-voorzitter Keizer is niet de enige die daarin een probleem ziet. Met angstzweet zien meer leden van gestaalde partijkaders coalitie-onderhandelingen met vier of meer partijen tegemoet. De situatie waarin de partijonderhandelaar misschien wel verder moet kijken dan D66 of ChristenUnie, is voor hen geen prettig vooruitzicht. Dat is toch wel even wat anders dan vroeger; toen CDA, VVD en PvdA er onderling hoe dan ook wel uitkwamen.

Een kiesdrempel kan helpen, denkt Keizer. Met zo’n maatregel mogen nieuwe politieke partijen pas in de Kamer of een gemeenteraad plaatsnemen, wanneer zij genoeg stemmen hebben voor twee of drie zetels.

Dat de maatregel niet werkt, is al lang geleden uitgerekend. Als je een kiesdrempel virtueel op de Tweede-Kamerverkiezingen van de afgelopen jaren zou toepassen, zouden de partijverhoudingen en coalitiemogelijkheden nauwelijks anders zijn geweest. Hooguit wordt het voor beginnende politieke partijen lastiger de Kamer in te komen, maar de mogelijkheid om een regering te vormen wordt er niet gemakkelijker of moeilijker op.

Debat met meer meningen

Ook voor de kwaliteit van het debat in de Kamer of een gemeenteraad maakt het aantal politieke fracties nauwelijks verschil. Het is even uitkijken met de spreektijd en vraagt wat discipline bij de leden, maar het is meer dan goed te doen. Sterker, de raadsleden van Den Haag (15 fracties) en Almelo (12 fracties) vinden het eigenlijk wel prettig dat er met meer meningen kan worden gedebatteerd. „En het voorkomt blokvorming”, zoals een Haags raadslid zei.

Belangrijker is, dat het invoeren van een kiesdrempel een beweging de verkeerde kant op is. Het invoeren van deze beperkende maatregel gaat in tegen de intentie van onze democratie en is ook niet waar kiezers op zitten te wachten.

Allereerst is het parlement er om het volk te vertegenwoordigen. Dat doet ze door kaders te stellen voor het beleid en het college op de uitvoering daarvan te controleren. Toegegeven, de leden van de Tweede Kamer en een gemeenteraad hebben ook de verantwoordelijkheid om na de verkiezingen een bestuur te vormen, maar dat is niet de voornaamste taak. Vooral moeten zij door middel van het debat recht doen aan de opinies en gemoederen in respectievelijk het land en de gemeente. Die meningen zijn de laatste jaren nu eenmaal fragmentarischer geworden — het is niet gek dat die gevarieerdheid in de volksvertegenwoordiging wordt weerspiegeld.

Ten tweede is de politiek de laatste jaren persoonlijker geworden. Waar het ons in meer verzuilde tijden niet interesseerde welke hobby’s een partijleider had, smullen we vandaag de dag ook van privé-ontboezemingen van onze politici. De kiezer doet daarmee precies wat onze vertegenwoordigende democratie hem voorschrijft: stemmen op mensen en niet op een onbekend partijkader.

In verkiezingstijd wordt aan dat laatste maar weinig recht gedaan. De echte volksvertegenwoordigers doen hun nobele werk volstrekt anoniem verscholen achter politieke leiders die vaak niet eens uit zijn op het lidmaatschap van het hoogste orgaan van het land of de gemeente. De landelijke verkiezingen zijn daarin geen uitzondering. Voormalig Amsterdams wethouder Andrée van Es gaf ten tijde van de laatste gemeenteraadsverkiezingen zelfs ongegeneerd toe helemaal niet uit te zijn op een raadszetel in de hoofdstad. Ze wilde gewoon weer wethouder worden. Desondanks stond ze wel op nummer twee van de kieslijst.

Daarmee komen we bij de crux van het probleem. De verkiezingen voor onze nationale en lokale parlementen gaan niet over volksvertegenwoordiging, maar over de coalitie. Lijsttrekkers lijken meer bezig met ministersposten dan met programmapunten.

De oplossing is simpel. Maak het niet meer mogelijk dat de kandidaten die in aanmerking komen voor een Kamer- of gemeenteraadszetel nog plaats kunnen nemen in de regering of een college. Zelfs niet als minister-president. Na de verkiezingen mogen de gekozenen zelf uitzoeken met welke bestuurders het meest recht wordt gedaan aan de verkiezingsuitslag.

Op die manier worden partijen gemotiveerd om aansprekende volksvertegenwoordigers, juist de smaakmakers van het politieke debat, in stelling te brengen. En niet de handige bestuurders die in een kabinet of college nodig zijn. Daarnaast biedt het de kiezer eerlijkheid. Degene op wie ze op de verkiezingsdag stemmen, zal hen ook vertegenwoordigen in de Kamer of de gemeenteraad.

Daar is wel voor nodig dat partijbonzen als Keizer afkicken van hun hunkering naar regeren. De kiezer is de baantjesjagers al voor, door steeds kritischer te zijn op wie zijn gedachtegoed moet gaan vertegenwoordigen in het parlement. En met recht! Immers, de grondslag voor de democratie ligt bij de volksvertegenwoordiging en niet in de collegekamers. Het wordt tijd dat politici dát ook doorkrijgen.

Door John Bijl en Lars Duursma

De glasbak in de Dorpsstraat lijkt altijd vol. Zeker aan het einde van de week. Naast de bak staan stapels flessen, sommige in scheurende Albert Heijn-tassen, andere los ernaast gezet. Het oogt rommelig en vies. U bent raadslid en woont verderop. Een burger spreekt u aan: „U bent toch van de gemeente?” U knikt voorzichtig. „De glasbak is altijd vol… Doe er eens wat aan!”

Hoe reageert u als raadslid?

  1. Ik zeg toe bij de eerstvolgende raadsvergadering vragen te stellen aan de verantwoordelijke wethouder.
  2. Ik bereid een motie voor waarin ik de wethouder oproep tot een onderzoek naar de leegfrequentie van glasbakken in de hele gemeente.
  3. Ik kondig aan dat ik de problematiek met glasbakken zal onderzoeken, en zonodig voorstellen in de raad zal doen.
  4. Ik leg de burger voor dat hij zijn klacht beter kan melden bij het gemeentekantoor.

Als u gisteren tot gemeenteraadslid bent gekozen, dan is dit het soort kwesties waarmee u de komende jaren te maken kunt krijgen. Behoort u niet tot de gemeenteraad, dan weet u in ieder geval wat voor soort antwoorden u op klachten kunt verwachten.

Vanaf vandaag treden er nieuwe raadsleden aan in 419 van de 431 gemeenten en in 21 deelgemeenten in Nederland. Dat zijn een kleine 9.000 mensen, van wie ongeveer de helft voor het eerst plaatsneemt en – als de trend doorzet – meer dan een derde tussentijds opstapt en door vers bloed wordt vervangen.

Na een gekke tijd van campagne voeren worden de lokale politici geconfronteerd met behoorlijk wat werkzaamheden die vrijwel onvergelijkbaar zijn met de werkzaamheden in elke andere functie.

Van raadsleden wordt veel gevraagd. Niet alleen dat ze het volk vertegenwoordigen en het bestuur controleren, maar ook dat ze een visie neerzetten en uitdragen. Daar komt in praktijk maar weinig van terecht.

Begrijpelijk, want je wordt als raadslid al snel overladen door stapels papier die al dan niet virtueel in je brievenbus belanden. Het is verleidelijk je volledig daarop te concentreren en van vergadering naar vergadering te hupsen. Maar daarvoor ben je niet gekozen. Als raadslid moet je ook een bredere visie voor je gemeente ontwikkelen én je politieke idealen verwezenlijken. Of, zoals dat heet, ‘kaderstellen’.

Het valt op dat veel raadsleden dit belangrijke fundament van de democratie bagatelliseren. Ze benadrukken dat er ‘geen socialistische of liberale stoeptegels’ zijn. Dat is misschien wel waar. Maar met welk geld ze worden neergelegd (en wat daar dus niet mee gedaan kan worden), of ze al dan niet moeten wijken voor groen en welke uitstraling ze het centrum moeten geven – dáár gaat de raad wel degelijk over.

In de praktijk echter worden debatten in de gemeenteraad gedegradeerd tot een wekelijks beoordelingsgesprek met het college van Burgemeester en Wethouders. Daarnaast zijn de meeste debatten volstrekt niet te volgen voor gewone burgers. Het ene raadslid onderstreept het belang van ‘flankerend beleid’, terwijl het andere verwijst naar ‘tabel 146 op bladzijde 98’ van een nota die je ook al niets zegt. Veel raadsleden doen niet eens hun best om hun vergaderingen en debatten begrijpelijk te maken voor de buitenstaander.

Het raadsdebat zou ook de burger aan het denken moeten zetten, niet alleen de intimi die alle stukken bij de hand hebben. Voor raadsleden betekent dat uitleggen, uitleggen, uitleggen. Uitleggen waar je het niet mee eens bent, uitleggen waarom je het er niet mee eens bent en uitleggen wat jij als volksvertegenwoordiger wél wilt. In de raad én in het publieke debat.

Weliswaar laten lokale politici zich steeds vaker zien in de gemeente, maar meestal zoeken ze de publieke opinie pas op wanneer het besluit is genomen. Ze zijn bang anders als ‘visieloze populist’ te worden bestempeld. De waarheid is anders. Een gemeenteraad die het publiek deelgenoot maakt van zijn overwegingen, betrekt niet alleen de ideeën en voorbeelden van de inwoners bij het debat, maar is ook beter in staat het waarom van een beslissing uit te leggen zodra deze is genomen.

En wanneer je als burger weet welke overwegingen er zijn geweest, is het zelfs wanneer je het er niet mee eens bent makkelijker voor jou ongunstig beleid te slikken.

Terug naar de glasbak. Want hoe kun je als raadslid het beste reageren op de klacht van deze bezorgde burger? Er is meer dan één goed antwoord. En daaruit blijkt al direct hoe complex het vak van de volksvertegenwoordiger is. Waarschijnlijk is het verstandig om de burger aan te moedigen de klacht zelf in te dienen bij de gemeente én toe te zeggen dat je gaat kijken of het probleem structureel is en ook elders speelt in de gemeente. En om de wethouder pas aan te spreken zodra je hier meer over weet.

Zo vertegenwoordig je het volk, controleer je het bestuur en doe je precies wat je de kiezer tijdens de campagne hebt beloofd: de gemeente een stukje beter maken.

Tips voor raadsleden

  1. Leg altijd uit waarom u een bepaald standpunt inneemt. Als politici meer overtuigd zijn van hun gelijk, voelen ze minder de noodzaak hun standpunt te onderbouwen. Een verruiming van de winkeltijden wordt verdedigd met een beroep op de economie zonder uit te leggen waarom het stimuleren van de economie belangrijker zou zijn dan de overlast voor omwonenden.
  2. Verpak je boodschap zo dat anderen deze doorvertellen. Politici twitteren zich suf en maken tenenkrommende campagnefilmpjes. Maar ze vergeten regelmatig iets belangrijkers: een krachtige boodschap die een toehoorder zich weken later nog herinnert, en kan doorvertellen.
  3. Spreek met burgers, niet alleen met belangengroepen. Niet iedere burger is even mondig. En lang niet elke belangengroep vertegenwoordigt een groot belang. Als volksvertegenwoordiger heeft u de lastige taak om iedereen te vertegenwoordigen, juist ook zij die niet anders vertegenwoordigd worden.
  4. Bedel niet om toezeggingen bij het college. De raad is de baas. In feite doet de wethouder wat deze met de gemeenteraad heeft afgesproken. Die raad beslist in meerderheid wat dat is.
  5. Realiseer je dat het debat niet alleen in de raadszaal plaatsvindt. Het debat wordt vaak beperkt tot de raadsvergadering. De werkelijkheid is anders, weet iedereen die het landelijke debat over de AOW-leeftijd heeft gevolgd. Dit werd uitgebreid gevoerd in de kranten, met folders en tijdens demonstraties.
  6. Zoek de samenwerking met lokale media. Beschouw journalisten niet als de vijand, ook al schrijven ze een keer iets naars over uw partij. Lokale journalisten zoeken naar voor de burger interessante informatie, en die kunt u bieden. Bouw een relatie op. Zo bereikt u veel meer dan met het fanatiek verspreiden van persberichten.