In steeds meer gemeenten begeleidt een externe informateur de collegevorming. NRC sprak met diverse informateurs, onder wie John Bijl, die namens het Periklesinstituut in Zaanstad het proces leidt. Wat blijkt: een goede start vraagt om meer dan alleen een rekenkundig meerderheid.
Steeds meer gemeenten kiezen bij de vorming van een nieuw college voor een externe informateur. Niet alleen om het formatieproces in goede banen te leiden, maar ook om vertrouwen te herstellen na een felle campagne of bestuurlijke spanningen. Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is dat een teken van politieke volwassenheid: ‘Met dank aan de kiezer is het formatieproces fundamenteel veranderd. Het woord macht bestaat niet meer.’
Een informateur doet meer dan inventariseren. ‘Je moet snappen hoe gemeentepolitiek werkt. En soms moet je gesprekken forceren om verder te komen’, aldus Bijl, die zelf als informateur optreedt in Zaanstad. Hij ziet hoe een goede gespreksleider de onderstroom zichtbaar kan maken: ‘De belangrijkste vraag is of er genoeg vertrouwen is en wat men elkaar gunt.’
Opvallend is dat gemeenten daarbij lang niet altijd kiezen voor een partijgenoot of zittend raadslid. Ook oud-burgemeesters, coaches of professionals van buiten de politiek worden ingezet. Toch blijven de meeste informateurs witte mannen met een politiek verleden. Lokale partijen, die juist flink wonnen bij de verkiezingen, zoeken naarstig naar alternatieven. ‘We hebben nog geen pool van informateurs’, zegt Winnie Prins van het Kennispunt Lokale Politieke Partijen, ‘maar misschien over vier jaar wel.’
Een zorgvuldige informatieronde is daarmee niet alleen een middel om tot een werkbare coalitie te komen, maar ook een moment om als raad te reflecteren op onderlinge verhoudingen. Of de informateur nu van buiten komt of uit eigen kring, uiteindelijk gaat het erom dat het gesprek open en eerlijk wordt gevoerd – met oog voor verschillen én gedeelde verantwoordelijkheid. Juist daarin ligt de sleutel voor een goed begin van de nieuwe raadsperiode.