‘Niet de democratie, maar landelijke partijen zijn in crisis. Tegen die achtergrond valt de groei van lokale partijen des te meer op.’ In de Jan van Zanen-lezing schetste John Bijl een andere kijk op de opmars van lokale politieke partijen. Geen louter protest, geen gebrek aan ideologie – maar een democratische belofte die we serieus moeten nemen.
Op 9 mei 2025 hield John Bijl de Jan van Zanen-lezing, ingesteld bij het afscheid van Van Zanen als voorzitter van VNG. In zijn lezing schetste hij drie oorsprongen van het lokale partijlandschap: demografisch, ideologisch en reactionair. ook lokale partijen worden met die behoefte opgericht. ‘Het succes van lokale partijen is niet toevallig en ook geen afwijking van het systeem. Lokale partijen zijn de voortzetting van iets wat in de democratie altijd heeft bestaan: gewone mensen die zich organiseren om hun gemeenschap te vertegenwoordigen.’
Dat onderscheid doet ertoe. Want alleen als we lokale partijen erkennen als volwaardige dragers van representatie, kunnen we nadenken over hun positie in het politieke stelsel. ‘Wie lokale politici waardeert, erkent zelfbestuur. Wie lokale partijen erkent, waardeert democratie,’ zegt Bijl. Hij hield de aanwezigen voor dat lokale partijen, meer dan gevestigde partijen, tastbare en invoelbare politiek bedrijven: ‘Lokale partijen ontstaan vaak omdat gewone burgers ontdekken dat politieke betrokkenheid niet alleen begint bij abstracte waarden, maar juist bij heel tastbare zorgen. Dan ontstaan een Partij voor de IJsbaan, zoals in Alkmaar, of één tegen een busbaan, zoals in Leiderdorp.’ Daarmee geven zij volgens hem invulling aan de belofte van representatieve democratie: niet alleen gekozen worden, maar ook daadwerkelijk vertegenwoordigen.
Toch blijft structurele erkenning uit. Lokale partijen groeien, maar de institutionele ondersteuning blijft achter. Dat is volgens Bijl niet alleen een kwestie van geld, maar ook van rechtsstatelijke gelijkwaardigheid. ‘Het subsidiëren van politieke partijen is geen gunst, maar een instrument van de democratische rechtsstaat.’
De aangekondigde Wet op de Politieke Partijen biedt kansen, maar stelt ook nieuwe eisen. Lokale partijen zullen zich moeten organiseren, professionaliseren en een structurele vereniging opbouwen. Volgens Bijl is dat geen bedreiging, maar een uitnodiging.
In zijn afsluiting reflecteerde Bijl op de essentie van representatie. ‘Niet de vraag óf lokale partijen beter vertegenwoordigen doet ertoe, maar het besef dát hun aanwezigheid de vertegenwoordigende democratie rijker en herkenbaarder maakt,’ aldus Bijl. Lokale partijen laten zien dat democratie niet alleen een bestuursvorm is, maar ook een collectieve verwachting: dat je stem ertoe doet. En dat er mensen zijn die verantwoordelijkheid nemen voor het algemeen belang.
Bijl wees erop dat we de pluriformiteit van ons bestel juist zouden moeten omarmen. ‘Democratie is geen wedstrijd in macht, maar een gezamenlijke zoektocht naar vertegenwoordiging. Niet het recht van de luidste stem, maar het werk om alle stemmen te laten klinken.’ Daarmee houdt de lezing niet alleen de lokale politiek een spiegel voor, maar ook de landelijke wetgever. De professionalisering van lokale partijen mag dan traag verlopen, hun democratische waarde is al lang zichtbaar. ‘
Tot op de dag van vandaag ontvangen lokale partijen géén publieke financiering, terwijl landelijke partijen miljoenen te verdelen hebben. Dat moet anders — het liefst nog vóór de komende gemeenteraadsverkiezingen,’ legt Bijl uit. ‘De kiezer neemt ze al serieus. Nu het systeem nog.’
De Jan van Zanen-lezing verscheen ook als bewerking tot een essay. Dat vind je hier.