Neemt een Kamerlid eens een authentiek, origineel en begerenswaardig standpunt in, is het wéér niet goed. GroenLinks-Kamerlid Zihni Özdil kondigde deze week aan zijn zetel op te geven nadat hij anders dan de partijlijn het leenstelsel voor studenten afviel. Klaarblijkelijk, zo reconstrueerde de Volkskrant, voelde de partijleider zich ‘voor het blok gezet’ en daarom gedwongen zelf ook van standpunt te veranderen.
Nu is het naar buiten brengen van een afwijkend standpunt zónder eerst je fractiegenoten te informeren natuurlijk niet netjes. Maar het alternatief, alleen maar vinden wat de partijlijn voorschrijft, is erger. Als Kamerlid heeft Özdil niet alleen het recht, maar zelfs de plicht om zelfstandig tot een oordeel te komen. Als hij tot de conclusie kwam dat hij afstand moet nemen van het leenstelsel, dan moet hij dat zonder last kenbaar kunnen maken. Gezien de bijval (zelfs in de gelederen van GroenLinks werd met een hèhè gereageerd) is zijn positie niet uniek.
De vraag is wat hem dan belet om namens de achterban dit geluid vanuit GroenLinks in de Kamer te blijven vertegenwoordigen. Het antwoord is: Jesse Klaver. Dat die zich ‘voor het blok gezet’ voelt als een volksvertegenwoordiger iets anders vindt dan hijzelf, zegt iets over Klaver zelf.
Nu zou Özdil kunnen blijven. Hij kan, Staatsrechtelijk gezien, zelfs aanblijven als Kamerlid namens GroenLinks. Hij is namens die partij gekozen, en kan dat blijven zo lang hij wil. Ruzie met een ander Kamerlid kan geen reden zijn om ineens je kiezers niet te kunnen vertegenwoordigen. Daarbij, als Özdil blijft, doet hij de tegenstanders van het leenstelsel in ook zijn eigen partij vast een groot plezier. Je kunt ook betogen dat Özdil daarvoor te weinig stemmen haalde. Op zich is dat waar. Met zijn 5.747 voorkeurstemmen heeft Özdil niet voldoende kiezers achter zich om zelfstandig een zetel in te nemen. Zelfs het benodigde aantal van 17.527 stemmen om een voorkeursplek te halen, bleek voor het Kamerlid onhaalbaar.
Maar dat is een wrange redenering. Het relatief lage aantal voorkeurstemmen is immers behaald in een context waar tijdens de verkiezingscampagne vooral de aandacht op de lijsttrekker wordt gevestigd. Op elke poster stond Jesse Klaver, op elke folder stond Jesse Klaver. De grote debatten deed Jesse Klaver. In een campagne wordt de afspraak gemaakt dat lager geplaatste kandidaten zich bescheiden opstellen en ruimte laten voor de spitzenkandidaat. Te veel gezichten, zo redeneert men kennelijk, leidt de kiezer alleen maar af.
Met de manier waarop onze representatieve democratie is vormgegeven, heeft het weinig te maken. Bij verkiezingen wordt u juist gevraagd om een kandidaat uit te zoeken waarvan u vindt dat hij u het best vertegenwoordigt. Een persoon dus, niet een partijprogramma. Politiek is immers meer dan alleen maar CPB-doorrekeningen maar ook een kwestie van stijl, woordkeus, bereikbaarheid, en ja: affiniteit. Als u niets heeft met Klaver maar wel met GroenLinks, moet er meer te kiezen zijn. Gelukkig is dat er, maar met de huidige campagnestrategieën zou je anders gaan geloven.
Dat GroenLinks die éénpersoonsstrategie ook op het Kamerwerk heeft geprojecteerd, is op zich al betreurenswaardig. Dat een kamerlid dat zich er weinig van aantrok en wél eigenstandig tot standpunten kwam moet opstappen, is een gotspe. Let wel: de kritiek die hier GroenLinks ten deel hoort te vallen, hoort ook andere partijen te treffen die de parlementaire democratie hebben versimpeld tot fractieleidercentralisme.
Een aanblijven van Özdil zit er natuurlijk niet in; het dagelijks leven als zelfstandige GroenLinks-fractie naast die van Jesse Klaver is waarschijnlijk niet de allerleukste manier om je werk te doen. Wellicht dat het gedachte-experiment ervan alleen al genoeg is om de haast maniakale neiging naar persoonsverheerlijking die onze vertegenwoordigende democratie parten speelt een halt toe te roepenen.