Opinie

Klachten over de GGD? Graag bij juiste kapitein

De GGD’s zouden falen met hun coronabeleid, maar er zitten ook twee kapiteins op het schip, betoogt Michiel van der Eng vandaag in de Volkskrant.

Michiel van der Eng - 17 augustus 2020
Een corona-rest (foto: Andreas Lischka / Pixabay)

Momenteel is het modieus te klagen over wat ‘de GGD’s’ allemaal wel en niet hebben verprutst rond het ­coronavirus. Testcapaciteit, tempo van de uitslag, bron- en contactonderzoek, méér bron- en contactonderzoek. Waarom kan die GGD dan niet gewoon het opgedragen werk doen? Het perspectief dat ontbreekt in deze discussies is dat van de gemeenten. Want het zijn 355 gemeenten die de 25 GGD’s besturen én verplicht financieren. Er is dus niet één GGD. Elke ­beslissing over de organisatie van de GGD’s raakt ook aan die van de gemeentelijke financiën. En die zijn altijd het sluitstuk van landelijk beleid.

Meerkosten

Toegegeven, de aansturing van de GGD’s in het kader van het corona­virus gebeurt wel degelijk vanuit Den Haag. Bij landelijke aansturing hoort ook landelijke financiering. Ook die is toegezegd, mits de 25 GGD’s maar wel even willen onderbouwen welke meerkosten ze gemaakt hebben.

Probleem opgelost, zou je zeggen. Helaas is de werkelijkheid ingewikkelder. Gezondheidsminister De Jonge benoemt het probleem in een brief op de voor hem kenmerkende manier: ‘Eén van de lessen die uit de afgelopen maanden is geleerd, is dat bij een langdurige opschaling van de crisisorganisatie (…) wrijving kan ontstaan tussen de opdrachtverlening vanuit het Rijk en de sturing van gemeenten op de uitvoering van ­reguliere preventietaken.’ Met andere woorden: GGD’s hebben momenteel twee kapiteins op het schip. De GGD’s hebben immers méér taken dan alleen infectieziektenbestrijding. Daar lonkt het moeras.

Want voor die taken plus financiering blijven de 355 gemeenten verantwoordelijk. Vanwege de coronacrisis hebben de GGD’s die taken lang niet altijd kunnen uitvoeren. De gemeentelijke bestuurders van de GGD’s zullen behoorlijk assertief aandringen op het toch zoveel mogelijk uitvoeren van die taken. En dat binnen het budget dat eerder was begroot.

Ik ben zelf een tijdlang wethouder en tevens GGD-bestuurder geweest. Ook ik heb de directie steeds voor de voeten geworpen dat het efficiënter moest. Dat er niet meer geld beschikbaar was. Dat is de cultuur waarin wij onze GGD’s laten functioneren. En dat heeft een duidelijke reden. De gemeentelijke financiën zijn namelijk bijzonder onvoorspelbaar.

Allereerst omdat gemeentelijk beleid qua financiering letterlijk en ­figuurlijk het sluitstuk is van rijksbeleid. Gemeenten zijn voor hun financiering grotendeels afhankelijk van het Rijk via het gemeentefonds. De hoogte van dit fonds wordt bepaald aan de hand van de beleidskeuzes van het kabinet. Stijgen de uitgaven? Dan stijgt het gemeentefonds mee. Dalen de rijksuitgaven? Dan hebben gemeenten dus ook minder te besteden. Overigens leidt dit er inhoudelijk ook toe dat gemeenten in de Haagse beleidstorens worden gezien als sneue uitvoeringsloketten. Daar heeft dit kabinet, met relatief veel oud-wethouders in de gelederen, grievend weinig verandering in ­gebracht.

Afgeroomd

Onvoorspelbaar was ook de invoering van ‘beleid’ dat gemeenten allemaal zouden moeten opgaan in nieuwe gemeenten van ten minste 100 duizend inwoners. Dat beleid is inmiddels geschrapt, maar de – volstrekt theoretische – kostenbesparing van 1 miljard euro die daarmee gepaard zou gaan, is wel van het gemeentefonds afgeroomd. Alle protesten van gemeenten ten spijt, houdt minister Ollongren hier nog altijd aan vast.

Blijft over de ‘decentralisatie’ van het sociaal domein: jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning en arbeidsparticipatie. Gemeenten werden helemaal verantwoordelijk voor de uitvoering, maar niet voor het beleid. En 25 procent gekort op het budget dat voor dit beleid was geraamd, vanuit het idee dat gemeenten het wel efficiënter konden organiseren. Inmiddels weten we beter. Er loopt overleg tussen gemeenten en het rijk over compensatie van de kosten en gemiste inkomsten vanwege het ­coronavirus. Dit gaat moeizaam vanwege de optelsom van splijtzwammen en de koppige weigering van het rijk structureel meer geld ter beschikking te stellen aan gemeenten.

Michiel van der Eng is trainer gemeenteraden en colleges voor het Periklesinstituut  en senior strateeg voor de rijksoverheid.