In Hoorn leidt een collegebesluit over tijdelijke asielopvang tot het aftreden van een wethouder en het vertrek van de VVD uit de coalitie. De raad was eerder kritisch over de locatie.
In de gemeente Hoorn is bestuurlijke en politieke onrust ontstaan na een collegebesluit over tijdelijke noodopvang voor asielzoekers. Wethouder Marjon van der Ven (VVD) trad af omdat het besluit niet opnieuw is voorgelegd aan de gemeenteraad, terwijl die zich eerder uitsprak tegen een vergelijkbaar voorstel. Haar partij verliet daarop per direct de coalitie, die sindsdien op een minderheid leunt. Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, raakt deze situatie aan een fundamenteel element van het lokale bestuur: ‘Laat zien welke afwegingen je als college hebt gemaakt, zodat het een gelegitimeerd besluit is.’
Het college besloot vorige week om in de voormalige technische school aan de Johannes Poststraat tijdelijk vijftig asielzoekers op te vangen. Daarmee halveerde het weliswaar het eerdere voorstel – dat op raadsverzet stuitte – maar werd de raad niet opnieuw gehoord. Van der Ven, die zich vanwege belangenverstrengeling onthield van stemming, liet in haar ontslagbrief weinig onduidelijkheid: ‘De raad is en blijft het hoogste bestuursorgaan in onze gemeente.’ Het besluit, vindt ze, had opnieuw aan de raad voorgelegd moeten worden.
Het college weerspreekt haar lezing. Volgens het college zijn ‘de zorgen serieus meegewogen’ en is het besluit ‘volledig conform geldende wet- en regelgeving genomen’. En: ‘Mevrouw Van der Ven heeft recht op haar eigen mening, niet op haar eigen feiten.’
Dat maakt het niet minder pijnlijk, ziet ook John Bijl. ‘Er is sprake van een rechtsgeldig besluit, want alle aanwezige wethouders hebben gestemd.’ Maar: ‘De politieke kant is ingewikkelder. Het besluit gaat tegen de raad in.’ Bijl toont begrip voor de keuze van de wethouder: ‘Ze wil geen lid meer zijn van een college dat besluiten neemt, waar ze niet achter staat. Dat is de koninklijke weg.’
Toch plaatst hij ook een kanttekening bij de werkwijze van het college: ‘Er hoort wel een zorgvuldig verantwoordingsproces te zijn. Laat zien hoe je tot je afweging bent gekomen, juist omdat de raad de andere kant op wees.’ De verwijzing naar de Spreidingswet maakt de situatie niet minder gevoelig. ‘Je hebt dan wel een wettelijke taak, maar ook behoorlijk wat maatschappelijke onrust. Dan moet je extra zorgvuldig zijn.’
De situatie laat volgens Bijl zien hoe belangrijk de relatie tussen college en raad is. ‘Het gaat om draagvlak én om de zorgvuldigheid van het openbaar bestuur. Over beide vallen vragen te stellen.’ Of het college nog het vertrouwen van de raad geniet, is volgens hem dan ook niet alleen een kwestie van juridische legitimiteit. ‘De raad zou kunnen zeggen: we snappen het, maar dit nooit meer. Want als het nog een keer gebeurt, dan zwaait er wat.’