Het Openbaar Ministerie heeft officieel vastgesteld dat wethouder Faouzi Achbar ten onrechte als verdachte is aangemerkt. Daarmee komt er een einde aan maandenlange onzekerheid. Politiekdeskundige John Bijl noemt het ’een vreselijk heftige aantijging’, maar prijst de rust die Achbar tijdens de procedure bewaarde.
‘Verdacht worden in zo’n zaak is een vreselijk heftige aantijging’, zegt Bijl. ‘Deze zaak van Achbar is van een hele andere orde. Je eigen huis in de fik steken lijkt mij een zwaar vergrijp. Dat maakt het bijzonder en opvallend. Aan de andere kant, wethouders zijn ook maar gewoon mensen die beschuldigd worden van dingen die ze niet gedaan hebben.’
Dat Achbar tijdens de maandenlange procedure niet publiekelijk reageerde, noemt Bijl verstandig. ‘Op het moment dat hij geknipt en geschoren werd, bleef hij rustig zitten. Het geeft ook aan dat hij vertrouwen had in de uitkomsten van het proces.’ Tegelijkertijd onderstreept hij dat het OM niet anders kon dan de verdenking serieus onderzoeken. ‘Ik had het juist verwijtbaar gevonden als ze de aantijgingen richting hem compleet hadden laten liggen.’
Nu de verdenking van tafel is, ziet Bijl ruimte voor herstel, al vraagt dat om behoedzaamheid. ‘Wat mij betreft kan hij langzaamaan weer naar voren treden. Maar hij moet telkens blijven aftasten of zijn positie niet wordt ondermijnd. Als hij bijvoorbeeld als locoburgemeester aanwezig moet zijn bij een bijeenkomst over wonen en veiligheid, dan kan hij dat beter overlaten aan iemand anders. Anders roep je de herinnering aan de zaak onnodig op.’
De zaak-Achbar laat zien hoe zwaar een onterechte verdenking weegt in de politiek. Raadsleden spraken hun opluchting uit, maar wezen ook op de ongemakkelijke positie waarin de verdenking de raad en het college plaatste. Voor de Denk-fractie waren de maanden ‘buitengewoon zwaar’. En voor inwoners blijft er onvermijdelijk een beeld hangen.
Het OM heeft de wethouder volledig gezuiverd van blaam. Toch blijft de bredere vraag staan hoe politieke ambtsdragers hun gezag kunnen herstellen na een valse beschuldiging. Want al is de rechtszaak afgesloten, het publieke vertrouwen vraagt om zorgvuldige opbouw – zonder dat dit automatisch een levenslange straf hoeft te betekenen.