In 2026 vinden de gemeenteraadsverkiezingen plaats, midden in het financiële ravijnjaar van de Nederlandse gemeenten. Na de historisch lage opkomst van 2022 – slechts 50,4 procent – rijst de vraag: hoe zorgen gemeenten ervoor dat kiezers nu wél stemmen? ‘Met behangerslijm en rollen papier duidelijk maken dat er iets belangrijks gebeurt’, zegt politiek watcher John Bijl bij Spraakmakers.
Ondanks de lage opkomst hebben kiezers meer vertrouwen in de lokale politiek dan in de landelijke, stelt Bijl. ‘De burgemeester als gezagsdrager geniet nog aanzien, als een van de weinigen.’ Toch vertaalt dat vertrouwen zich niet in een hogere opkomst. ‘Onderzoek, onder andere in Rotterdam, laat zien dat veel mensen simpelweg vergeten te stemmen of er geen interesse in hebben. Maar een groot deel weet ook niet waar ze eigenlijk op stemmen. Onbekend maakt onbemind.’
Veel gemeenten voeren campagnes om kiezers te mobiliseren, maar die missen vaak hun doel. ‘Ze spreken mensen aan op hun plicht om te stemmen, terwijl die groep toch wel gaat. De uitdaging is om duidelijk te maken dat de gemeente ertoe doet.’ Volgens Bijl helpt een zichtbare campagne, zoals het ouderwetse verkiezingsposters plakken. ‘Fysieke aanwezigheid in de stad maakt verschil.’ Ook een politieke tweestrijd kan mobiliserend werken. ‘In 2006 was de opkomst in Rotterdam hoger door de strijd tussen Leefbaar Rotterdam en PvdA. Die competitie trok mensen naar de stembus.’
De verkiezingen vallen samen met forse bezuinigingen: in 2026 kort het Rijk 2,4 miljard euro op het gemeentefonds. Daardoor belanden veel gemeenten in de rode cijfers. ‘Normaal wil je verkiezingen ingaan met “dit gaan we oplossen”, maar nu wordt het eerder “we proberen het overeind te houden”’, waarschuwt Bijl. De vraag is of dat kiezers inspireert – of juist verder afschrikt.