Het voorstel om tot een minimum aan leden voor politieke verenigingen te komen, is nog helemaal zo gek nog niet, schrijft John Bijl in Binnenlands Bestuur. Het laat partijbesturen, politici én kiezers zien dat in een open democratie politiek geen bezit is van politici of partijbesturen.
Wat is een politieke partij? Je zou zeggen: een verzameling van betrokken burgers van gelijke politieke oriëntatie, liefst zo veel mogelijk. Een partij zonder veel leden klinkt als een tegenstelling.
Afgelopen dinsdag behandelde de Tweede Kamer het voorstel voor een wet op politieke partijen, waarmee onder meer regels voor donateurs worden aangescherpt en hopelijk ook lokale politieke partijen recht gaan hebben op rijkssubsidie. Dan moet een partij wel leden hebben, vond Kamerlid Joost Sneller (D66). Hij riep met een motie de minister op daar iets over bij wet vast te leggen.
Hij heeft een punt. Politieke partijen hebben in ons bestel een onmisbare functie: gedachtevorming, creëren van herkenbaarheid, opleiden van aspirant-politici en – uiteraard – selectie van kandidaten.
Vooral met dat laatste zijn de politieke partijen een verlengstuk van ons democratisch bestel. Politieke verenigingen dienen hun kandidaten te selecteren op hun vermogen op te komen voor de beginselen van de partij – en zo stem te geven aan hun achterban. Mede door de ontzuiling zijn ze de laatste decennia alleen maar belangrijker geworden – en op papier de belangrijkste vorm van politieke participatie.
Ze bewerkstelligen democratie tussen de verkiezingen in. Maar als kandidatenselectie door een of enkelen wordt uitgevoerd is er gerede kans dat andere factoren gaan meespelen. Zoals een lekker mediaprofiel, of niet moeilijk doen over coalitie-afspraken wanneer deze op gespannen voet met partijprincipes komen te staan.
We hebben maar weinig garanties ingebouwd. De laatste jaren zijn er regels voor donaties gekomen, voor de organisatie van partijen zijn er nauwelijks voorschriften. Deels omdat partijen al moeten voldoen aan het verenigingsrecht. Dat geldt ook voor de lokale kaartclub, met als verschil dat de resultaten van de kaartclub vermoedelijk geen invloed hebben op het landsbestuur. Het is helemaal niet zo gek om extra regels te stellen voor partijen, ofwel verenigingen die ook kieslijsten voor verkiezingen indienen. Misschien wel als voorwaarde daartoe. Normen voor lijstvorming, verbod op dubbelfuncties, toegankelijkheid van interne campagnes – en zo heb ik nog wel een lijstje – maken de kansen op kritische Kamerleden groter dan een kieslijst met vazallen van de grote leider.
Een minimum aantal leden is een goed begin. Een half promille van het aantal kiesgerechtigden als grens voor het kunnen indienen van een kieslijst bijvoorbeeld; het is vergelijkbaar met het aantal ondersteuningsverklaringen dat een gemiddelde lokale politieke vereniging moet ophalen om überhaupt aan verkiezingen mee te doen.
Voor lokale partijen een haalbare norm. Voor landelijke partijen zou het aantal op zo’n minimum van 6.750 leden komen. In 2024 zouden alleen BIJ1, JA21, Denk en 50Plus het gevaar lopen geen kieslijst in te kunnen leveren. En natuurlijk de PVV, die met twee leden, de heer Wilders en de Stichting Geert Wilders als rechtspersoon, niet eens een politieke partij genoemd kan worden. Maar wel een behoorlijk centralistische machtsfactor in het landsbestuur is geworden. Deze vijf zullen wellicht de sporen erin moeten zetten, voor de andere partijen is het ieder geval normstellend. Het laat partijbesturen, politici én kiezers zien dat in een open democratie politiek geen bezit van politici laat staan van partijbesturen is.
Maar de Kamer stemde tegen Snellers voorstel. De doorslaggevende tegenstem van de NSC-fractie viel op, partijleider Omtzigt had zich eerder als voorstander voor partijregels uitgesproken. ‘We stemmen vandáág tegen,’ zei NSC-Kamerlid Sandra Palmen. ‘Inhoudelijk steunen we de motie wel,’ aldus Palmen, maar ze wacht liever even het voorstel van de minister af.
Dat doen wij ook dan maar. In de hoop dat de Minister de oproep van een Kamermeerderheid als aanleiding ziet politieke partijen als serieuze instituten van ons democratisch bestel te behandelen. Met voorwaarden die daarbij horen. En helder vastleggen dat democratie ook voorafgaand aan verkiezingen hoort te werken, net zo goed als daarna.
Dit artikel verscheen eerst in Binnenlands Bestuur.