In een opiniestuk van 26 januari 2023 in de Volkskrant betoogt oud-wethouder Chris Zijdeveld dat de dualisering weleens te maken kan hebben met de werkdruk van dagelijks bestuurders. Onzin, zegt John Bijl in dezelfde krant.
Zijdeveld bedient zich van nogal wat denksprongen om zijn punt te maken. Hij beweert dat het hoge verloop onder wethouders te wijten is aan hun ‘ontworteling’. En deze ontworteling is op z’n beurt weer de schuld van de dualisering. Vooral voor dat laatste biedt hij geen logische onderbouwing.
Inderdaad, de wetswijziging uit 2002 maakte het mogelijk dat de raad wethouders ‘van buiten’ zoekt. Ze zijn geen lid meer van de raad en hoeven niet eens uit de gemeente zelf te komen. Maar een wijziging van twintig jaar geleden verklaart toch niet waarom de werkdruk juist de laatste tien jaar (te) groot is geworden? Daarnaast, zo’n 15 procent van de wethouders komt van buiten, terwijl bijna alle benoemde bestuurders toenemende werkdruk voelen.
De ontworteling herken ik evenmin. Ook van wethouders van buiten de gemeente zijn er genoeg voorbeelden van mensen die snel in de lokale gemeenschap zijn opgenomen. Ook sportwethouders van buiten vind je langs de lijn, en cultuurwethouders in het theater. Wethouders die nieuw zijn in de gemeente raken snel geworteld. Logisch, het lukt burgemeesters immers ook – en die komen immers bijna altijd van buiten.
Hoe dan ook leverde de bestuurlijke rolverandering in 2002 niet op dat banden tussen wethouder en raad werden doorgesneden, zoals Zijdeveld beweert. Wél betekende het dat rollen anders moesten worden ingericht. ‘Wethouders waren min of meer een vooruitgeschoven post van de fractie’, beweert Zijdeveld. Hoewel menigeen het andersom ervoer, was deze relatie precies de aanleiding voor de wetswijziging. Het monisme van voor 2002 verzwakte de rol van de volksvertegenwoordiging als geheel, en vooral van degenen die dan toevallig geen wethouder leverden.
De dualisering zorgde juist voor een meer volwassen trias politica waar de wetgevende rol van de raad en de uitvoerende macht van het college werden gescheiden. En dat het debat over waar het naartoe moet met de gemeente niet in de fractiekamer, maar in de openbare raadzaal werd gevoerd.
Inmiddels weet menig wethouder dat maar al te goed. Hoewel er altijd banden zullen blijven, voelt de moderne wethouder zich op z’n minst de vooruitgeschoven post van de hele raad, in plaats van die van één fractie. Democratische winst. Maar wethouders merken ook dat ze dit voor een steeds grotere portefeuille met steeds complexere uitdagingen en steeds minder geld moeten doen. Die redenen geven ze zelf aan voor de werkdruk, in plaats van een bestuurlijke structuurwijziging van meer dan twintig jaar geleden, die overigens noodzakelijk was.
Dit artikel verscheen op 3 februari 2023 eerst in de Volkskrant