‘Een correctief referendum lijkt democratischer dan het is. Je moet als volksvertegenwoordiger niet bang zijn om af en toe tegen de stroom in te roeien.’ Dat zei John Bijl in debat met Renske Leijten bij BNR.
De roep om meer directe democratie klinkt steeds luider. Het correctief referendum, waarin kiezers achteraf wetsvoorstellen kunnen tegenhouden, wordt daarbij vaak gezien als ultieme uitdrukking van volksmacht. Maar volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, is dat een te eenvoudige voorstelling van zaken. ‘Wie politieke macht terug wil geven aan de mensen, moet ook erkennen dat democratie méér is dan een optelsom van meningen.’
In het debat met SP’er Renske Leijten op BNR ontstond een pittige woordenwisseling. Waar Leijten het referendum ziet als een noodzakelijke correctie op politieke besluitvorming ‘die steeds verder van de burger is komen te staan’, waarschuwde Bijl juist voor de illusie van controle: ‘Het referendum versterkt eerder het wantrouwen dan de democratie. Het maakt van politiek een soort bestelmenu, waarin je achteraf dingen kunt terugsturen.’
Volgens Bijl ligt de echte uitdaging in het versterken van representatie. ‘Het werk van een volksvertegenwoordiger is niet alleen maar uitvoeren wat de meerderheid wil. Het is ook: minderheden beschermen, afwegingen maken, verantwoordelijkheid nemen. Juist dát maakt politiek gezagwaardig.’ Democratie vraagt om meer dialoog en debat, niet minder.
Toch toonde hij zich niet principieel tegenstander van referenda. ‘Ze kunnen een rol spelen, zeker bij fundamentele keuzes. Maar maak van het referendum geen symbool voor iets wat je eigenlijk via betere politiek moet oplossen.’