In de media

Waarom subsidie wél voor Den Haag en niet voor de dorpsstraat?

‘Natuurlijk is er sprake van een ongelijk speelveld’, zegt John Bijl. Lokale partijen krijgen geen cent subsidie, terwijl landelijke partijen jaarlijks 25 miljoen euro ontvangen. En dat terwijl diezelfde landelijke partijen de regels bepalen — en dus weinig belang hebben bij verandering.

Redactie - 9 maart 2022
Een verkiezingsbord (foto: Periklesinstituut)

Bij de gemeenteraadsverkiezingen doen lokale partijen het steevast goed. Ze zijn geworteld, dragen bestuursverantwoordelijkheid en zijn in steeds meer gemeenten de grootste politieke kracht. Toch vissen ze bij de verdeling van rijkssubsidies achter het net. Die gaan uitsluitend naar landelijke partijen, zogenaamd voor ‘vorming, burgerbetrokkenheid en professionalisering’.

Een onbegrijpelijke regeling, vinden ook organisaties als de VNG, het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden. Minister Bruins Slot verklaarde recent wel ‘de intentie te hebben om te onderzoeken hoe lokale partijen ondersteund kunnen worden’, maar voegde er direct aan toe dat daar geen geld voor is. Tenzij de Tweede Kamer wil schuiven binnen het bestaande subsidiebudget — dat dus nu volledig naar de landelijke partijen gaat.

Dat stuit op kritiek. Want terwijl raadsleden worstelen met de toenemende complexiteit van hun werk, moeten lokale partijen zich behelpen met incidentele vergoedingen uit het gemeentebudget. Landelijke partijen kunnen wél rekenen op een professionele organisatie en scholingsfaciliteiten, ook voor hun lokale afdelingen.

De vraag is niet alleen wie er wel of geen geld krijgt, maar wat dit zegt over onze kijk op democratie. Want als we lokale partijen zien als volwaardige vertegenwoordigers van de samenleving, dan hoort daar ook een eerlijke ondersteuning bij. Dat betekent niet automatisch dat elke vereniging subsidie moet krijgen — maar wel dat we afscheid nemen van het idee dat alleen Haagse partijen toegang hebben tot middelen, scholing en invloed. Een gezonde lokale democratie begint met gelijke kansen. Ook bij de verdeling van het geld.

Volgens John Bijl is het achterliggende probleem dat lokale partijen ‘nog steeds niet voor vol worden aangezien’. Onterecht, benadrukt hij: ‘Het zijn meest hele solide verenigingen van mensen die het beste voor hebben met de lokale democratie.’ De suggestie dat zij minder integer zouden zijn, noemt hij zelfs kwalijk. ‘Behalve de affaire-De Mos in Den Haag, die nog steeds in onderzoek is, is er helemaal geen bewijs dat lokale partijen vaker in integriteitskwesties opduiken dan bijvoorbeeld afdelingen van landelijke partijen.’