In de media

‘Rotterdam blijft altijd al een beetje achter’

‘Ik schrok wel van de opkomst’, zegt John Bijl van het Periklesinstituut over de verkiezingen in Rotterdam. Slechts 68,7 procent van de kiesgerechtigden bracht er hun stem uit, ver onder het landelijk gemiddelde van 81 procent. Daarmee bungelt de Maasstad onderaan de ranglijst van de vier grote steden. Een verklaring? ‘Rotterdam blijft altijd al een beetje achter’, aldus Bijl. ‘Daar zal de sociaal-economische opbouw een rol in spelen.’

Redactie - 21 maart 2021
Een verkiezingsbord in Rotterdam (foto: Periklesinstituut)

Ook onderzoeker Floris Vermeulen (UvA) wijst op de demografische samenstelling van de stad. In gebieden met veel mensen met een migratieachtergrond of een lage sociaaleconomische positie, ligt de opkomst al jarenlang structureel lager. ‘Zij herkennen zichzelf niet in het politieke systeem. De Tweede Kamer is steeds vaker een plek voor hoger opgeleiden’, stelt Vermeulen. ‘Een democratie functioneert alleen als iedereen wordt gehoord en gezien. Als dat niet gebeurt, loop je het risico dat mensen vergeten worden.’

Lage opkomst is geen Rotterdams probleem, maar een democratisch alarmsignaal. Waar mensen zich niet vertegenwoordigd voelen, haken ze af. Het vraagt om politieke verbeeldingskracht én zichtbaarheid: niet alleen in verkiezingstijd, maar juist in de jaren ertussen.

Volgens Bijl waren de dominante thema’s in deze verkiezingen – leiderschap, coronabeleid – mogelijk minder aansprekend in Rotterdam. ‘Als de oorzaak corona is, dan zou je dat overal moeten zien. Maar het verzet tegen de coronamaatregelen kwam vooral uit Amsterdam en Den Haag. Misschien speelde dat hier minder.’