Deze campagne lijkt het vooral over bestrijding van de klimaatverandering te gaan. Op zich niet vreemd, want provincies hebben juist veel verantwoordelijkheden op dat dossier. Alleen is het voor de provincies niet nieuw. Waarom is voor Haagse politici dan toch alsof het debat nu voor het eerst gevoerd wordt? Karel Smouter doet voor de Correspondent uitgebreid verslag.
Met de Provinciale Statenverkiezingen op komst profileren de landelijke partijen zich scherp met hun opvattingen over klimaatverandering. Het gekke is: in de Provinciale Staten zelf heerst opvallend veel consensus hierover.
‘Je moet in de Provincie niet naar de stemmingen kijken, maar naar het proces ervoor’, zegt John Bijl. Hij legt uit dat de Statenleden al veel langer het debat over energietransitie en klimaatadaptatie voerden. En best goed ook.
‘In de maanden voor een stemming wordt vaak al naar consensus gezocht. Daarbij komt: in de Provincie weten woordvoerders vaak, anders dan in politiek Den Haag, waar ze het over hebben. Statenleden werken veelal in de sector waarover ze het woord voeren. Ook dat zorgt voor meer consensus: het zijn geen beroepspolitici maar professionals met een politieke bijbaan.’
Dat er vooral uit Den Haag stoere slogans komen, bevordert het debat niet, vindt Bijl. ‘Haagse politici hebben namelijk makkelijk praten, het is de Provincie die uiteindelijk bepaalt waar die windmolens komen. Den Haag haalt zo hun draagvlak onderuit door klimaat zo te politiseren.’