‘De gemeenterekening is het eerste bespreekpunt, als ik het goed heb.’ Burgemeester Roelof Bleker kijkt schichtig over zijn stukken. Tenminste, áls het de burgemeester is – de ambtsketen ontbreekt. Maar goed, er ontbreekt wel meer vanavond. Zoals urgentie, betrokkenheid, controle.
Bij die gemeenterekening heeft Robin Wessels (GroenLinks) een motie aangekondigd, vertelt burgemeester Bleker. ‘Vorige week hebben we al uitgebreid stil gestaan bij de gemeenterekening,’ zegt deze. ‘Bij 52 van onze taken stond het bolletje op rood.’ Blijkbaar rapporteert het college aan de raad met een stoplichtmodel en ‘rood’ betekent dat de taak niet is gehaald. ‘Dat is 36 procent,’ zegt Wessels. In de tussenrapportage van vorig jaar zag de zaak er veel… nou ja: groener uit. ‘Toen stonden er drie op rood en tien op oranje.’ Met zijn motie wil hij het college opdragen eerder te rapporteren.
‘Ik wil de heer Wessels toch wel even bedanken voor de motie,’ zegt wethouder Marc Teutelink. ‘Het geeft mij de gelegenheid even toe te lichten.’ Tot vorig jaar kende het gemeentebestuur twéé tussenrapportages, legt Teutelink uit. De eerste – in april – bood te weinig nieuwe informatie. ‘Let op: alles staat dan op groen.’ Zijn blik treft die van Wessels – haast de enige die nog geïnteresseerd lijkt.
Nu is Teutelinks verhaal inderdaad begrotingstechniek. Niet het spannendste van het raadswerk. Maar wie éven oplet, hoort de wethouder wel over een cruciaal controle-instrument van de raad spreken. Teutelink merkt het zelf ook. ‘Ik kijk u steeds aan,’ zegt hij tegen Wessels, ‘maar het is wel van belang’. Veel indruk lijkt het niet te maken.
Omdat de tussenrapportage in april te weinig informatie bood, is er nu één tussenrapportage in juni, legt Teutelink verder uit. ‘Dat zegt veel meer,’ vindt de wethouder. Maar blijkbaar niet genoeg om een verviervoudiging van het aantal rode stoplichten te voorkomen, concludeer ik. Terwijl de andere raadsleden bladeren in stukken, de vergadering in-en-uit lopen of hun iPad in staren. Één raadslid vertelt blijkbaar een ander iets geestigs, aan diens reactie te zien. Het gaat vast niet over de rode lampjes in de bestuursrapportage.
Overigens zijn veel van de rode bolletjes van vorig jaar wel al in het eerste kwartaal van het volgende jaar gehaald, legt Teutelink verder uit. ‘De grotere punten krijgt u echt wel per brief,’ belooft de wethouder. ‘Als wij vinden dat het nodig is.’
‘Er is vast geen speld tussen te krijgen,’ interrumpeert Wessels. ‘Het gaat erom dat we bij de jaarrekening niet ineens geconfronteerd worden met het feit dat een derde van de doelen niet is gehaald.’ Wessels zoekt vertrouwen, en sturingsmogelijkheid, maar zo te zien vindt de rest van de raad het allemaal best. ‘We lopen uit,’ waarschuwt burgemeester Bleker. ‘De rode punten worden vaak wel in Q1 afgerond hoor,’ zegt de wethouder nog. Of dat dan nog wordt gerapporteerd – het is al juni – vertelt Teutelink er niet bij.
‘We gaan over tot stemming over de motie,’ zegt de burgemeester even later, om van alle kanten gecorrigeerd te worden dat gebruikelijk éérst het agendapunt zelf wordt besproken. ‘Oh ja,’ zegt Bleker. ‘Maar we missen een raadslid,’ constateert de burgemeester. Inmiddels was er alweer iemand weggelopen. ‘Dan stemmen we maar met 38,’ zegt de burgemeester nog, maar ik zie al een fractiegenoot zich over haar stemkastje heen buigen, grijpend naar het pasje van de afwezige.
Gelukkig keert het raadslid net op tijd terug en kunnen de stemkastjes zonder pasjesfraude worden bediend. De motie haalt het niet. Maar ik vraag me af of alle raadsleden kunnen navertellen waar het precies over ging. En vooral: waar het eigenlijk had moeten over gaan.
Deze column verscheen op 16 juni 2025 bij Binnenlands Bestuur.
De Mystery Burger zit elke week op een willekeurige publieke tribune bij een gemeente of provincie. Elke maandag doet hij in Binnenlands Bestuur verslag van de kwaliteit van de besluitvorming en het overleg. Donderdags verschijnt de column ook als nieuwsbrief via Substack — met extra reflecties en tips voor raadsleden, burgemeesters, voorzitters en griffiers.
Wil je de column mét tips wekelijks in je inbox? Abonneer je dan hier.
De uitzending valt samen met het 100e VNG-congres, dat deze week plaatsvindt in Groningen. Een passend moment voor reflectie op de ontwikkelingen in het lokaal bestuur sinds de dualisering in 2002. In het gesprek gaat het onder meer over de veranderingen in het politieke landschap sinds die tijd en wat dat vraagt van raadsleden, over de groeiende verantwoordelijkheden van gemeenten als gevolg van de decentralisaties en de toenemende werkdruk die raadsleden ervaren.
Ook komt de nijpende financiële situatie van veel gemeenten aan bod, nu het ‘ravijnjaar’ nadert en gemeenteraden straks met een lege portemonnee de verkiezingen ingaan.Natuurlijk staat het programma ook stil bij de gevolgen voor gemeenten van het vallen van het kabinet. Moeten inwoners zich zorgen maken? Tot slot benadrukt Bijl dat gemeentelijk beleid vaak politieker is dan veel mensen denken — en waarom het dus belangrijk is om te gaan stemmen.
‘Als we willen dat gemeenten het verschil maken, moeten we ze daar ook de ruimte voor geven — politiek, bestuurlijk én financieel’, aldus Bijl.
De uitzending van VROEG! is live te beluisteren via NPO Radio 1 op dinsdag 18 juni van 05:00 tot 06:00 uur, en later terug te vinden als podcast. De presentatie is in handen van Merel Wielaert.
Een debat dat begint met stevige bezwaren en eindigt in instemming — dat kan natuurlijk. Maar in Rucphen gebeurde het grotendeels buiten het zicht van de publieke tribune. Wat vooraf ging aan het raadsbesluit over de nieuwbouwlocatie voor basisscholen Sint Martinus en Expeditie, riep na afloop vooral vragen op.
Wethouder René Lazeroms had ingezet op nieuwbouw naast het Munnikenheide College. Tijdens het openbare debat klonken daarover forse twijfels bij CDA, PVV en RVP. De locatie was volgens hen niet zonder risico’s: grondposities, bezwaren van omwonenden en verkeersveiligheid gaven aanleiding om voorlopig nog geen knoop door te hakken.
Na een schorsing van drie kwartier — langer dan het openbare debat zelf — stemden de fracties alsnog in met het voorstel van de wethouder. Wat hun standpunt veranderde, bleef onduidelijk voor de aanwezigen.
Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, hoeft dat niet per se verkeerd te zijn: ‘Een schorsing is een pauzeknop in een vergadering. Handig en normaal als er behoefte is aan extra overleg, aan vrijuit kunnen spreken.’ Maar, zegt hij: ‘Als zo’n schorsing je op andere gedachten brengt, is het wel de bedoeling dat je daarna duidelijk maakt waarom. De rol van de raad is niet alleen om wát besloten is te laten zien, maar ook welke afweging eraan vooraf ging.’
Delft heeft het opnieuw voor elkaar: na Marja van Bijsterveldt verwelkomt de stad binnenkort met Alexander Pechtold alweer een voormalig minister als burgemeester. Toeval is het allang niet meer. Achter het succes van deze aanstellingen schuilt een combinatie van bestuurlijke ambitie, strategisch lobbywerk én het imago van de stad.
Maar het draait niet alleen om naam en faam. Volgens John Bijl, directeur van het Periklesinstituut, zocht Delft vooral iemand die op niveau mee kan in de regionale dynamiek: ‘Delft wilde een bestuurder die zich binnen de metropoolregio niet makkelijk onder de tafel laat lullen.’ Dat Pechtold oud-minister is, is geen diskwalificatie – maar ook geen doorslaggevend argument. ‘Zijn benoeming zegt meer over zijn kwaliteiten als bestuurder dan over zijn ministerschap’, aldus Bijl.
Delft is geen doorsneegemeente. De stad heeft een eigen plek binnen de metropoolregio, een internationale universiteit, een historisch profiel én bestuurlijk aanzien. Dat maakt het aantrekkelijk voor kandidaten met een stevig cv, stelt ook oud-Kamerlid Bart Smals: ‘Iedereen kent de stad, dus het staat leuk op je cv om er te beginnen of af te sluiten.’
De vacature werd breed onder de aandacht gebracht, mede dankzij het netwerk van de vertrekkende burgemeester. In combinatie met een gezonde bestuurlijke cultuur en een solide ambtelijk apparaat maakt dat Delft tot een aantrekkelijke post — zélfs voor wie in Den Haag, Rotterdam of Amsterdam minder ver kwam. Volgens Bijl speelt ook mee dat het burgemeesterschap van een stad als Delft andere aspecten kent dat de grotere buren Rotterdam en Den Haag. De ligt de focus ligt toch meer op veiligheid. Ook van je eigen persoon. ‘Je krijgt te maken met veranderingen in je privéleven. In ieder geval het beveiligingscircus. In Delft is meer ruimte voor de romantiek: als je drie keer per week een demonstratie moet begeleiden, kom je minder snel toe aan het opspelden van een dingetje.’
Dat Delft met zorg, flair en strategie zijn burgemeester kiest, is nu wel bewezen. Wat dat betreft biedt de stad misschien wel een blauwdruk voor andere gemeenten die méér willen dan alleen een goede bestuurder.
‘Normaal zijn we wel voor mensen die willen investeren in onze gemeente’, legt Gijsbert van de Water (Verenigd West-Betuwe) uit. De gemeenteraad van West-Betuwe bespreekt mogelijke woningbouw op het landgoed Lingedijk. Van de Water is niet enthousiast. ‘Hier hebben we wat bedenkingen bij.’
Dat klinkt – hoe zal ik het zeggen – politiek correct. Van de Water heeft geen goed woord voor het plan over. ‘De bouwlocatie heeft een hoge maatschappelijke waarde,’ zegt hij. ‘Dat dreigt on-her-stel-baar aangetast te worden. Met voornamelijk dure woningen. ‘Woningbouw dient bij te dragen aan de behoefte van de bestaande bevolking, met nadruk op starters en goedkope woningen.’ Hij wijst op een eerdere uitspraak van de raad daarover. ‘Wij begrijpen niet hoe dit voorstel er door heen is gekomen,’ vindt Gert-Jan van Ochten (VVD).
‘Hoe kunnen we onze inwoners uitleggen dat dit plan voor woningen van een bepaald type doorgaat en andere initiatieven struikelen?’ vraagt Jos van Maanen (SGP). Het klinkt retorisch. Daarnaast vindt hij het voorstel ‘dun’. ‘Drie van de vijf criteria voor de ruimtelijke toetsing worden niet gehaald.’
Ad van Krieken (CDA) hekelt het participatiebeleid. ‘Er zou een inwonersavond komen; dat is niet gebeurd. Er zou een gesprek komen met de raad en de wethouder; dat is niet gebeurd.’ Van Krieken slikt even. ‘Het getuigt van zeer slechte, zorgwekkende situatie aangaande het functioneren van wethouder Hartman.’ Taal die je normaal in een motie van wantrouwen of op z’n minst afkeuring leest. ‘En van de dreigende taal van de wethouder over een mogelijke rechtsgang door de initiatiefnemer zijn we totaal niet gediend.’
‘De wethouder heeft op wat dreigende toon gepleit voor dit voorstel,’ zegt ook Petra van Kuilenburg (Leefbaar Lokaal Belang). Deze had benadrukt dat de initiatiefnemer naar de Raad van State zou stappen als hij z’n zin niet kreeg. ‘Wij zijn onaangenaam verrast door de brief van de projectontwikkelaar,’ voegt Renske de Zwart toe. In een brief noemde de ontwikkelaar de bijdrage van haar fractiegenoot ‘onfatsoenlijk en stuitend.’
‘De brief was beledigend en intimiderend,’ vindt De Zwart. ‘Wij denken dat er door medewerking van het college verwachtingen zijn gewekt,’ speculeert Linda van Willigen (ChristenUnie). Maar dat geeft geen rechten. ‘Het laatste woord ligt bij de gemeenteraad.’ Met slechts twee – on-onderbouwde – stemmen vóór, vaagt de raad het voorstel voor de villawoningen weg.
Dan maar het volgende agendapunt: een ontwikkelkader voor mogelijk 350 woningen in het dorp Deil. Het plan is nog in een vroeg stadium, maar enkele fracties willen met vier amendementen graag al iets meegeven. Gerard Kieviet (SGP) vindt dat er éérst een besluit genomen wordt over een ringweg om de nieuwe woningen bereikbaar te maken. Andrea Zierleyn (GroenLinks-PvdA) heeft liever geen vier woonlagen — en wil vastleggen dat de raad tijdens het afspraken met projectontwikkelaars kan gaan bijsturen. En Anne van Rossum (ChristenUnie) pleit voor prijsvarieteit van de woningen per bouwfase, in plaats van het hele project.
Wethouder Jacoline Hartman zou de amendementen liever ontraden. ‘U zou ons te veel vastzetten,’ zegt ze. Het zou onderhandelingen met de mogelijke projectontwikkelaar en de bouw te veel beperken, vindt ze. Geen van de amendementen haalt het.
Je zou bijna denken dat de raad het college de ruimte geeft om opnieuw verwachtingen te wekken — die ze straks niet wil waarmaken. ‘We hebben vooraf geen kaders mee kunnen geven,’ zei Rita Boer Rookhuizen (D66) al bij de bespreking van het plan Lingedijk. ‘Een gemiste kans,’ vond ze. Door de amendementen niet aan te nemen heeft de raad een kans voor kaders weer laten liggen. Ik ben nu al benieuwd naar wat Boer Rookhuizen én haar raadscollega’s daar later over vinden.
Deze column verscheen op 10 juni 2025 bij Binnenlands Bestuur.
De Mystery Burger zit elke week op een willekeurige publieke tribune bij een gemeente of provincie. Elke maandag doet hij in Binnenlands Bestuur verslag van de kwaliteit van de besluitvorming en het overleg. Donderdags verschijnt de column ook als nieuwsbrief via Substack — met extra reflecties en tips voor raadsleden, burgemeesters, voorzitters en griffiers.
Wil je de column mét tips wekelijks in je inbox? Abonneer je dan hier.
‘Democratisch gezag gaat niet over hoe hard je roept, maar over hoe je positie inneemt binnen de spelregels van de democratie’, aldus Bijl. In zijn bijdrage laat hij zien wat raadsleden zelf kunnen doen om hun gezag te versterken en politieke besluitvorming beter te maken. Aan de hand van herkenbare observaties uit zijn Mystery Burger-columns en interactie met deelnemers, onderzoekt hij hoe het debat en de raadsrol sterker kunnen worden ingevuld.
Bij de Zomerraad worden deelnemers uitgenodigd om hun eigen praktijkervaringen te toetsen aan inzichten over politiek leiderschap, bestuurlijke verhoudingen en representatieve legitimiteit. Daarbij is er expliciet aandacht voor herkenbare dilemma’s: hoe houd je als raad je rug recht tegenover een dominant college? Hoe navigeer je tussen politieke profilering en gezamenlijke verantwoordelijkheid?
De Zomerraad biedt raadsleden gelegenheid om stil te staan bij hun rol, dilemma’s te onderzoeken en nieuwe handelingsperspectieven te ontdekken. Naast John Bijl zijn er bijdragen van onder meer:
Joyce Langenacker, burgemeester van Zeist, over schakelen tussen rollen en belangen;
Sitara Edward over omgaan met polarisatie en het overstijgen van tegenstellingen;
Mirjam de Pagter (G1000.nu) over de rol van het burgerberaad en hoe je als raadslid bouwt aan vertrouwen;
Janine Harbers, trainer morele oordeelsvorming, over het omgaan met dilemma’s in belangenbehartiging;
Janneke van der Heijden en Emily Homburg over reflectie, rust en persoonlijk leiderschap;
Gerben Stormbroek en Michiel Wiersinga over de kracht van dialoog in de raad;
En tot slot Marije van den Berg, met een scherpe afsluiting over gemeenschapsgericht bestuur en het kiezen van je positie als raadslid.
Op vrijdagavond is er bovendien een dinnerspeech van een spreker uit de landelijke politiek.
De Zomerraad is bedoeld voor raadsleden die meer impact willen maken in hun raadswerk. Er is plaats voor maximaal 30 deelnemers (één per raad). Deelname kost €175, inclusief overnachting en alle maaltijden. Deze kosten zijn declarabel bij de gemeente. Aanmelden kan via de website van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden: www.raadsleden.nl.
Na het uittreden van VoorBaarn resteren nog slechts zes van de negentien raadszetels voor de overgebleven coalitiepartijen GroenLinks, D66 en PvdA. Toch lijkt niemand te staan springen om het stokje over te nemen. ‘Er is een grote wil om de rit uit te zitten’, aldus GroenLinks-fractievoorzitter Jeroen Bosman. Het recent verschenen adviesrapport van onafhankelijk onderzoeker Koos Janssen wordt daarbij breed gedragen: het college kan verder, mits het actief steun zoekt bij de gehele raad.
Volgens John Bijl is zo’n minderheidsbestuur geen democratisch tekort. ‘Als je echt alleen maar uitgaat van een meerderheidscoalitie, is er van een college inhoudelijk niks meer nodig, dat is volgens mij ook niet democratischer.’ De sleutel ligt bij het draagvlak: ‘Wethouders zíjn in principe niet van een partij, maar worden door de raad benoemd. Als het draagvlak er is, kunnen ze gewoon verder.’
Dat draagvlak blijkt ook uit de steun voor wethouder Mark Veldhuizen. Na zijn ontslag, ingediend na het vertrek van zijn partij VoorBaarn, vroeg bijna de voltallige raad hem terug te keren als onafhankelijk wethouder. Bijl ziet daarin een voorbeeld voor andere bestuursorganen: ‘Ze gaan er in Baarn volwassener mee om dan in Den Haag. Ze kijken daar: “Is dit een bestuurder die goed werk verricht? Dan kan hij blijven.”’
In plaats van politieke herverkaveling kiest Baarn voor stabiliteit en samenwerking. Het college zal nadrukkelijker op zoek moeten naar brede steun, en de raad zal zich moeten buigen over wat wel en niet nog kan deze raadsperiode. Daarmee laat Baarn zien dat democratisch bestuur niet per se over meerderheden gaat, maar over het gezamenlijk dragen van verantwoordelijkheid.
Op 9 mei 2025 hield John Bijl de Jan van Zanen-lezing. In zijn lezing betoogde Bijl dat niet zo zeer lokale partijen ‘beter’ zijn in het vertegenwoordigen van inwoners, of ‘slechter’ zijn in het besturen, zoals wel wordt betoogd. Wat Bijl betreft is die vraag of lokale partijen ‘beter’ of ‘slechter’ zijn onjuist; ze past ze niet bij ons pluriforme democratisch bestel.
Wel stelt Bijl een andere vraag voor: dragen lokale partijen als deel van ons politieke landschap bij aan een betere democratie? In de lezing laat hij zien wat andere partijen, wetenschappers én kiezers kunnen leren van het succes van lokale partijen.
De lezing is hier in z’n geheel terug te kijken. Bij de lezing verscheen een essay, uitgegeven door VNG.
Al meer dan twintig jaar krijgen gemeenten er taken bij, maar moeten ze het doen met minder geld. Bezuinigingen, doeluitkeringen en decentralisaties stapelen zich op. Toch leidde dit niet tot echte verontwaardiging.
Pas recent werden gemeenten assertiever: de toenmalig voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Jan van Zanen, sloeg bij de minister naar eigen zeggen ‘met de vuist op tafel’. Wethouders financiën demonstreerden op het Malieveld en onlangs dreigde de VNG zelfs met een rechtszaak tegen het Rijk. Het resultaat? Bij de recente Voorjaarsnota krijgen gemeenten er weer vooral eenmalig geld bij; precies genoeg om de rechtszaak af te wenden. Het ravijnjaar is niet gedicht, maar verschoven. En de structurele zorgen blijven.
Wat ooit een zelfstandige bestuurslaag was, is steeds meer een uitvoeringsorgaan van het Rijk geworden. De autonomie die gemeenten formeel hebben, wordt uitgehold door financiële afhankelijkheid en politieke bemoeienis. Het gemeentefonds, ooit bedoeld om gelijkheid en ruimte te garanderen, is verworden tot een sturingsinstrument. Daarmee raakt niet alleen de slagkracht van gemeenten, maar ook hun legitimiteit – en dus die van het héle binnenlands bestuur.
De uitholling van lokale autonomie is geen incident, maar het gevolg van drie hardnekkige trends: gemeenten worden gezien als de zoveelste lobbyist in plaats van bestuurslaag, de mentaliteit van van wie betaalt bepaalt en in de manier waarop sowieso Haagse begrotingsmores politiek achter de cijfers heeft geplaatst.
Gemeenten zijn formeel een gelijkwaardige overheid, maar worden in Den Haag behandeld alsof ze in de lobby staan te wachten. Eerst komen de ministeries, die al zijn gelobbyd door krachtige belangengroepen zoals grootindustrie, natuurorganisaties, en onderwijsbonden. Pas dan mogen gemeenten bij het begrotingsoverleg aanschuiven.
De VNG is in die dynamiek steeds meer een van de vele belangenbehartigers en niet de vertegenwoordiging van een zelfstandige bestuurslaag. Daarnaast lobbyen gemeenten ook nog tegen zichzelf, zoals regio’s, grote steden of plattelandsgemeenten. Vaak ook nog eens effectiever omdat daarmee concreter en zichtbaarder beleid voor woningbouw, infrastructuur en werkgelegenheid wordt gemaakt.
Inmiddels lijkt het gemeentefonds de sluitpost van de rijksbegroting. Gemeenten krijgen vooral de kliekjes van de rijksbegroting uitgeserveerd – zonder zelfs de beleefdheid ze eerst op te warmen. Bovendien is het Rijk steeds meer geneigd zelf te bepalen waarvoor en hoe het geld moet worden besteed. Via specifieke uitkeringen, de spuks, stuurt het Rijk beleid tot op detailniveau. Zo schrijft de specifieke uitkering Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) niet alleen gezondheidsbeleid voor, maar verplicht ook regioplannen en verantwoordingsformats.
In het Hoofdlijnenakkoord van 2024 werd aangekondigd het aantal spuks te verminderen, wel met een bezuiniging van tien procent; gemeenten zouden ermee efficiënter kunnen werken. Het bleek de zoveelste dode mus. Het aantal spuks is niet gedaald, maar gestegen. De tien procent bezuiniging blijft vanzelfsprekend wél staan.
Nog fundamenteler is de verschuiving naar medebewind. Ruim tachtig procent van alle gemeentelijke taken is het feitelijk uitvoeren van rijksverantwoordelijkheden. Paspoorten en rijbewijzen, de bijstand, WMO en jeugdhulp, allemaal landelijke zaken waarvoor u bij het gemeenteloket aanklopt.
De wet schrijft voor dat het Rijk bij beleidswijzigingen moet onderbouwen wat de financiële gevolgen zijn voor gemeenten, én hoe die gevolgen worden opgevangen. In de praktijk gebeurt dat zelden. Een nieuw wetsvoorstel vergroot de sturingsruimte van het kabinet nog meer – én verkleint nota bene die van het parlement. Voor gemeenten betekent dit minder speelruimte, meer verplichtingen. Zo kan een mogelijke rijksbezuiniging op jeugdhulp heel concreet leiden tot een gesloten zwembad, een geschrapt festival of een leeg theater.
De derde trend is minder goed zichtbaar: omgekeerd begroten. Goed beleid begint bij ideeën, niet bij het saldo. Maar Haagse logica draait dit om: eerst geld ritselen met een rekbare onderbouwing en dan onderweg het beleid erbij knutselen. Denk aan het nachtelijk rondje miljardenkwartet door coalitieleiders bij de Voorjaarsnota.
Politieke keuzes worden zo gereduceerd tot boekhoudtrucs. Het gevolg is dat de relatie tussen geld en beleid totaal zoek is. En zolang er toch nog geen beleid ligt, kun je met begrotingsposten vrijelijk schuiven.
Voor gemeenten pakt dit desastreus uit. Ze weten vaak pas laat of er geld komt en moeten beleid steeds bijstellen op basis van Haagse wendingen. Wie afhankelijk is van incidenteel geld, kan geen structureel beleid voeren. En wie de begroting vult met projectsubsidies, loopt permanent achter de feiten aan. Zelfs de commissie-Van Ark waarschuwde over de jeugdhulp: boek besparingen pas in als ze reëel zijn. Deze open deur met het formaat van een schuifpui werd niet door het kabinet overgenomen.
Hoewel niemand ooit heeft bedacht dat het lokaal bestuur op deze manier uitgehold moest worden, doet de spreadsheet het vanzelf. Gemeenten zijn collateral damage van deze in zichzelf al disruptieve begrotingspolitiek.
Gemeenten worden gezien als de zoveelste lobbyist, medebewindstaken vullen de gemeentelijke begroting en omgekeerd begroten zorgt voor grillige besluitvorming. En de Tweede én Eerste Kamer? Kamerleden lijken zich onvoldoende bewust dat ze als hoogste politieke laag medeverantwoordelijk zijn voor het functioneren van de andere bestuurslagen in ons model van staatsinrichting. Hun politieke energie gaat naar de medialogica van beeldvorming, incidenten, moties en Kamerbrieven. Maar zelden komt aan de orde wat al die Haagse actiedrift doet met het lokaal bestuur als geheel.
Bij het parlement ligt echter juist de sleutel. Zolang de Kamer geen werk maakt van een goede Financiële-verhoudingswet, blijft lokaal bestuur speelbal van onbestendig rijksbeleid. Gemeenten verdienen wettelijk vastgelegde zeggenschap over besluiten die hen raken. Ook moet de minister van BZK meer gewicht krijgen tegenover collega’s.
Nu belandt gedecentraliseerd beleid soms bij gemeenten zonder dat BZK het weet. Verplicht een ander departement maar eens bij BZK op de thee te komen als het een beleidsterrein naar gemeenten over de schutting gooit. En laat gemeenteraden (in plaats van de Provinciale Staten) voortaan de Eerste Kamer kiezen. Tot slot is onafhankelijke geschilbeslechting tussen bestuurslagen essentieel, als basis voor wederzijds gezag.
Op 18 maart 2026 kiest Nederland zijn gemeenteraden. Maar waar stem je op als het verschil tussen partijen nauwelijks zichtbaar is, omdat er nauwelijks nog iets te kiezen valt? Ondertussen sluiten de zwembaden, verkrotten de buurthuizen, woekert het groen en verzakken de sportvelden – alles waarmee de gemeente een bloeiende samenleving ondersteunt. En geen lokale politicus die dat tij nog keren kan. Vind je het dan gek dat de kiezer niet weet waarom-ie moet stemmen – laat staan op wie? Omdat het lokaal bestuur zo weinig armslag krijgt dat het politieke verschil nauwelijks zichtbaar is?
Ging deze discussie maar alleen over geld. Dan hadden we slechts een misverstand over de rekening. Maar de strijd om het gemeentefonds is geen rekensom; het is een sluipende ontmanteling van de lokale democratie. Niet vanwege één bezuiniging, maar door duizend kleine keuzes die telkens net níét over gemeenten gingen. Gemeenten worden spreadsheet-matig uitgekleed in betekenis.
Wat op het spel staat, is niet de uitkering, maar of er lokaal nog iets te kiezen valt. En dat vraagt om meer dan een begrotingswijziging. Het vraagt om hoop, lef en institutionele trots van Kamerleden, bewindspersonen én ambtenaren. Van de landelijke politiek dus.
John Bijl en Michiel van der Eng
John Bijl traint gemeenteraden en Provinciale Staten in het effectiever politiek bedrijven en het verstevigen van hun rol als hoogste orgaan van de gemeente of de provincie. Hij is directeur van het Perikles Instituut. Michiel van der Eng is senior trainer bestuurlijke verhoudingen en specialist financiën bij het Perikles Instituut.
Dit artikel verscheen op 26 mei 2025 in De Hofvijver van het Montesquieu-instituut.
Hoe komt het dat raadsleden steeds minder te kiezen hebben, terwijl ze formeel de hoogste politieke macht in de gemeente zijn? Waarom sluiten buurthuizen en zwembaden, terwijl de begroting op papier klopt? En hoe kan het dat niemand in Den Haag lijkt te merken dat de democratische legitimiteit van lokaal bestuur afbrokkelt?
In De Hofvijver, het online tijdschrift van het Montesquieu Instituut, analyseren John Bijl en Michiel van der Eng hoe het gemeentefonds zich in twintig jaar heeft ontwikkeld van egaliserend systeem naar politiek machtsmiddel. Niet door één besluit, maar door een opeenstapeling van Haagse keuzes, begrotingsroutines en parlementaire stilzwijgendheid.
Een bijdrage over spuks, schuivende verantwoordelijkheden, stille erosie van autonomie — en de vraag wat er nog te kiezen valt bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2026.